Tussen Maas en Meerlebroek - Toponiemen in de Gemeente Beesel | ||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
Smabers 4, 6, 8 |
||
Zie: Huilbeek. |
||
In het tijnsregister van Nieuwenbroeck lezen we onder 1653: 'Item Trijnen Rutten heft betaelt het achterstedige jaer tot dit jaer toe incluis een thinshoen wegen Teutevegers goedt onder den Eeckelboom'. Vanaf dat jaar komt Teutevegersgoed diverse jaren voor in het register. Uit een notitie van 'het goedt onder den Eeckelboom, olim Teutevegers goedt' wordt duidelijk dat Teutevegers goed de oudere benaming is. | ||
Smabers 6 |
||
In 1927 kocht de gemeente grond aan voor de verbetering van de Dorpstraat, 'nabij de bocht waar de weg naar Kessel en Reuver elkaar ontmoeten'.
De huidige benaming, die geldt vanaf de NIEUWSTRAAT tot aan de MARKT, werd vastgesteld in juni 1934.
Op onderstaande foto uit 1939, gemaakt vanuit de kerktoren, zien we rechts de Mgr. Theelenstraat die naar de Eiermarkt leidt. Linksboven de standaardmolen, ook wel bekend als Theelenmolen. Aan de horizon de kerk en schoorstenen van Reuver. |
||
Smabers 12 |
||
Op de Smaberskaart uit 1781 staat deze weg zonder naam aangegeven ten oosten van de Camp aen Offenbecker Merckt. In zuidelijke richting liep de weg verder langs den Benheuvel en kwam hij even ten zuiden van de Hovergelei uit op de rijksweg. Dit gedeelte van de weg is nu verdwenen. Theresia van Lisieux werd op 2 januari 1873 in Alençon geboren als Marie Françoise Thérèse Martin. Zij trad op 9 april 1888 toe tot de orde van de ongeschoeide Karmelietessen, waar zij een sober en eenvoudig leven leidde. Zij stierf op jonge leeftijd op 30 september 1897, het jaar waarin zij haar autobiografie 'Histoire d'une âme' voltooide, en werd in 1925 heilig verklaard. Het naamfeest van deze patrones van de R.K. missies, als onderscheid tot enkele andere heiligen met dezelfde naam ook wel 'klein Treeske' genoemd, valt op 3 oktober.
Vastgesteld in juni 1934. |
||
Smabers 1/116 |
||
Land op den Thien Bongaert wordt in juli 1763 genoemd onder Rijckel. In februari 1766 was (waarschijnlijk hetzelfde stuk) land op de Thienbongaert, grenzend aan de landerijen van de Klerkenhof, eigendom van Joannes Janssen en Joanna Erkens. Zij verkochten de grond aan Frans Heldens en Maria van Hees, die op de Smaberskaart uit 1781 vermeld worden als eigenaren van dit perceel in de Borgh Camp tussen de Klerkenhof en de Einderhof. Zie ook: de Bongart. |
||
![]() |
||
Smabers 9/108 |
||
Zie: Oude Schei. | ||
Smabers 9 |
||
Deze benaming in de kroniek van het H. Hartklooster heeft betrekking op de voormalige tuin van de zusters Dominicanessen, gelegen langs de PRINSES IRENELAAN. De naam werd ontleend aan de gelijknamige stad ten oosten van Rome, waar zich onder andere een 16e eeuwse villa bevindt met fraaie tuinen en waterpartijen. | ||
Smabers 9 |
||
Al in een Beeselse belastinglijst uit 1533 treffen we Jan Tobben en Leijten Tobben aan. In 1549 leende de eigenaar van de Schei geld van Henrich Tobben en Ruth Tobben. Een lijst uit 1551 vermeldt Henrich Tobben neven sijnen hoff int Raetgen. Op 17 september 1590 (St.-Lambertusdag) verkocht Wilhelm ter Lynden met toestemming van zijn vrouw een erf te Lewen aan Henrich Tobben en diens vrouw Geertgen Rombotz en aan Johan Tobben en diens vrouw Goertgen, gelegen in gen Roetgen tussen de hoeve van Tobben en de Roverss heide en grenzend aan land van Goddart van Cruchten, de eigenaar van hoeve de Zang. In belastinglijsten vanaf 1591 worden zowel Henrick als zijn broer Jan Tobben genoemd, in 1595 als die Tobben van Eicken Stock. Uit omstreeks 1600 dateert een vermelding van het Tobbengoed aent valderen te Leeuwen. De boerderij was eigendom van Hendrick Tobben uit Roermond en diens vrouw Gertrudis Rombouts. Deze eigenaren waren o.a. familie van de families Ronckenstein en Glasmakers (zie: Rookhuizen). In 1604 is sprake van het goed van Heindrich en Jan Tobben, Hager Goudt genaamd. In het begin van de 17e eeuw was de hoeve eigendom van hun zoon Rumoldus of Rombolt Tobben en zijn vrouw Anna Harteveldts. Onder de naam Tobbengoed wordt de boerderij vermeld in een processtuk uit 1616. De weduwe van Henrich Tobben, Geurtgen Rembouts, werd in december 1617 beleend met het Gelderse kluppelleen genaamd Bardenbacx onder Echt-Berkelaar. Diezelfde maand verkocht Johan Tobben met toestemming van zijn vrouw Goerdtgen enkele landerijen in Leeuwen aan Gerardt an gen Broeckh. Zijn neef Rombolt Tobben, zoon van Hendrick, maakte als bloedverwant echter gebruik van zijn zogenaamd beschudrecht, mede namens zijn zwager Lambert Marttens bijgenaamd Bussenmaker of Van Bracht en diens vrouw. Volgens de Beeselse overdrachtsregisters kochten Hendrich Tobben en Geertgen Roumets twee maanden later op verleende aarde in Roermond ongeveer 2½ morgen genaamd de Hagerband van Johan Hillen, echtgenoot van de eigenaresse van de Schei; Hendrick was toen echter reeds overleden. In 1619 waren Rombolt Tobben en zijn zwager Lambert Busschenmeckers (later ook Lambert Martens van Mulbracht genoemd) in een proces verwikkeld tegen jonker Arnolt van Dursdaell (van de Spieker) en pastoor Albert Bertmarings omdat zij en hun voorganger Johan Tobben hun tienden niet hadden afgedragen. Ook werden ze aangeklaagd door de weduwe van Willem Reuter (de molenaar van Ronckenstein). In het midden van de 17e eeuw verdween de Roermondse familie Tobben waarschijnlijk uit Beesel. In december 1629 vroeg Anna Hertevoets, de weduwe van Rombert Tobben, nog aan het hoofdgerecht in Roermond om Leonardt Tobben, Paulus Swaenenberg, Dierck van der Velden en Geurt op den Cruytsbergh te benoemen als voogden. In 1633 was een zekere Wilhelm Tobben eigenaar van landerijen in Leeuwen, gevolgd door Thonis Tobben (1649) en Thijs Tobben (1653). Tot de inkomsten voor de kapelanie in Beesel, gesticht in 1661, behoorden op het eind van de 17e eeuw ook 4 morgen land int Meulevelt gelegen, met een lange en een korte zijde grenzend aan Tobben goedt. In het najaar van 1637 verkochten diverse partijen hun aandeel in Hager goed, waaronder huis en hof te Lewen aan het valder gelegen, aan Toniss van gen Scheij (lees: Tobben) en zijn vrouw Encken. Dirick Lienen trad in 1645 op voogd van hun kinderen. In 1649 is sprake van Thonis Tobben kempken genaamd Daler Kempke. Datzelfde jaar werd geklaagd over het onderhoud van een veehek genaamd het Hager valderen bij de huisplaats van Thonis. De jaarlijkse tijns aan kasteel Nieuwenbroeck werd in 1651 en 1652 door Dirck Leenen betaald in naeme ende van wegen Tobben kinder aen het valderen. In 1652 klaagden de kinderen van Thonis aen gen Varen (1652) dat jonker Van Merwijck een weg, die eerder twee morgens verder had gelegen, nu langs hun landerijen had gelegd. Een van deze kinderen zal Gertgen Tobben zijn geweest, voor het eerst genoemd in 1652. Op 25 april 1694 verkochten Lambert van den Bergh en Geurtruijd Bonnebeckers de goederen afkomstig van wijlen Gertie Tobben aan Lambert Bongaerts en Jenneken Stoffers. Nog diezelfde dag verkochten deze het huis en een gedeelte van de landerijen door aan Engel Stevens en Neul Janssen. Zie ook: de Eikenstok en de Haag. |
||
Smabers 9 |
||
Op 12 oktober 1620 verkocht Roumet Tobben met toestemming van zijn vrouw land in de Offenbecker Oe aan Paulus in der Hoeven en Drutgen. Zijn zwager Lamert van Bracht bijgenaamd Bussenmecker maakte echter gebruik van zijn beschudrecht als naaste bloedverwant, waardoor de verkoop niet doorging. Met toestemming van zijn vrouw Jan (Johanna) Tobben verkocht hij diverse van de percelen aan Heinderich den Schroer van Mulbracht, waaronder de Tobben Kamp, groot ca. 2 morgen en gelegen tussen het goed van de kinderen Weijers, land van de verkopers en land van de St.-Lambertuskapel. Ditmaal was het Paulus in der Hoeven die gebruik maakte van zijn beschudrecht als naaste buur, waardoor hij alsnog eigenaar werd van de landerijen. | ||
Smabers 11 |
||
Gebied begrensd door KEULSEWEG, BOSAKKERWEG en PATERSWEG (bij de Witte Steen). Het bosgebied was vóór de Tweede Wereldoorlog o.a. eigendom van de familie Franssen ("Pogkes"). Naar het schijnt is de naam ontleend aan de kromme bomen die hier stonden (toerke; vgl. woorden als 'torsie' en 'torderen'). Geschreven bronnen ontbreken. | ||
Smabers 10 |
||
![]() De parochie Offenbeek werd afgescheiden op initiatief van pastoor Jules Ceyssens en natuurlijk de Offenbeker bevolking. Ceyssens overleed ten gevolge van een verkeersongeval en mocht deze belangrijke stap niet meer meemaken. Onder zijn opvolger Hubertus Essers, geïnstalleerd op 14 augustus 1955, kwam al snel de stichting van het rectoraat Offenbeek tot stand. In september arriveerden enkele Claretijnen, namelijk rector Albert Beathaltar, de paters Theodor Weis en Albert Vetter, en broeder Leo Hermann om het parochiewerk op zich te nemen. Het bisdom kocht zaal Teunissen langs de KEULSEWEG om hier de voorlopige noodkerk van het rectoraat van het Onbevlekte Hart van Maria te vestigen, die op 18 november 1955 kon worden ingezegend door pastoor Essers. Op 1 oktober 1956 werd de spoorlijn aangewezen als officiële parochiegrens. Tussen 1957 en 1961 werden zogenaamde Fatima-ritten georganiseerd om gelden bijeen te brengen voor een nieuwe kerk. Allerlei loterijen, waaronder zelfs een landelijke Fatima-loterij, moesten de nieuwbouw verder financieren. Op 13 oktober 1963 kon na vele inspanningen de eerste steen worden gelegd. Op 19 juni 1964 werd het richtfeest gevierd en precies twee maanden later kon de haan op de 39 meter hoge klokketoren worden geplaatst. Op 13 december 1964 werd de Fatimakerk door mgr. Moors, bisschop van Roermond, ingezegend. Tien jaar later, op 14 december 1974, werd het rectoraat verheven tot een zelfstandige parochie. |
||
Offenbeek. | ||
Smabers 3 |
||
![]() |
||
In november 1900 kregen de pannenfabrikanten J. Laumans en L. Timmermans vergunning voor de aanleg van een 60 cm breed spoor voor het vervoer van klei vanaf de in Duitsland gelegen kleigroeven. Dit smalspoor kwam in januari 1901 gereed en beheerste vele tientallen jaren het straatbeeld van de KEULSEWEG. De kleiwagons werden getrokken door een kleine locomotief, in de wandeling 'de tuf' genoemd. Op 18 juni 1956 besloot de gemeenteraad na een uitvoerige discussie tot opheffing van het smalspoor langs de KEULSEWEG. Als straatnaam vastgesteld bij raadsbesluit van 24 april 1984. | ||
Smabers 11 |
||
![]() |
||
Smabers 6 |
||
De Tummer langs de MONSEIGNEUR THEELENSTRAAT werd echter niet meer gebouwd als vakwerkhuis, maar meteen in baksteen. Op de Smaberskaart (1781) is op deze plek nog geen bebouwing te zien, of het zou de langgerekte herberg annex brouwerij van de erfgenamen Anthoine Misdom (15) moeten zijn, grenzend aan de tuin van Lambert Trines (16).
|
||
Smabers 4 |
||
Turf was vroeger een belangrijke brandstof. Het steken van turf op de gemene gronden was dan ook aan regels gebonden, zoals blijkt uit bevelschriften uit 1693 en 1700. Niet iedereen hield zich aan deze voorschriften, zoals bijvoorbeeld Willem Beckers, die na tussenkomst van de landscholtis gedwongen werd om de kuilen die had gegraven op gemene grond, te dichten. Op de Smaberskaart (1781) staat dit gebied aangeduid als Torff Heijde en Brouck. Langs de rand van het broek liep de wech naer Kessel. Richting Swalmen kwam deze uit bij de zogenaamde Wolfsboom. Op 16 januari 1834 meldde de burgemeester van Beesel dat de Beselsturfbroekweg langs de Wolfsboom niet kon worden gebruikt door de inwoners. De weg bleef tot zeker het midden van de 18e eeuw een belangrijke verbinding. Op 31 augustus 1841 liet de burgemeester van Beesel in een brief aan Joris Schepen te Venlo weten, dat deze toestemming kreeg voor het graven van kiezel tegenover het veer van Neer zoveel hij nodig had, tegen 20 centimes per kubieke el. Daarbij werd de voorwaarde gesteld dat voor het vervoer slechts gebruik zou worden gemaakt van de weg van Rijkel naar de Wolfsboom of Grote Weg van Roermond naar Venlo, door het Turfbroek naast de zogenaamde Dieper, welke weg door de aanvrager moest worden onderhouden. |
||
Smabers 4 |
||
Op de splitsing van WATERLOOSEWEG en Turfheierweg staat sinds 1992 een kapel. Ze vervangt min of meer een kapel die tot 1975 op de splitsing van BUSSEREINDSEWEG en WATERLOOSEWEG stond. Zie ook: Hoge Kantweg. Henri Smeets: Bussereinds kapelke herbouwd. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 12 (1992). |
||
Het meest westelijke gedeelte van de vroegere INDUSTRIESTRAAT (in 1988 omgedoopt in GRESWARENSTRAAT) werd in de 1970'er en '80'er jaren in de volksmond ook wel Turkesjträötje genoemd, vanwege de Turkse 'gastarbeiders' die hier woonden. Met het slopen van de woningen verdween ook de bijnaam. |
||
Het Brachter en Brüggener Wald werd ook door de inwoners van Beesel en Swalmen gebruikt, als deel van de gemene gronden. Vanaf de PRINSENDIJK zijn de Twee Sijpen tegenwoordig nauwelijks meer te herkennen in het landschap, mede ook doordat ze verborgen liggen achter dennenaanplant. Zie ook: Putrade en Steenweg. |
||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
© Loe Giesen, Reuver 1983-2023 |