Tussen Maas en Meerlebroek - Toponiemen in de gemeente Beesel
 
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
 
Baan, Oude Smabers 9

Op de Smaberskaart aangeduid als baene van Ruremonde naer Venlo. Tussen de ST.-BARBARASTRAAT en de Schelkensbeek werd tussen 1835 en 1840 de nieuwe RIJKSWEG aangelegd waardoor de OUDE BAAN haar belangrijkste verkeersfunktie verloor.
Op de Rivierenkaart uit 1849 is de nieuwe toestand weergegeven.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 17 april 1961.

 
Baarskamp    
Vermeld in een stuk uit 1696 als de Bartscamp neffens den Heycamp. Uit dezelfde periode dateert een vermelding Baertscamp. Als straatnaam treffen we dit toponiem ook in Kessel aan, terwijl ook Swalmen een Baarskamp kent. Het Middelnederlandse woord 'baar' kent meerdere betekenissen o.a. staaf, steel, slagboom, paal. Dit zou kunnen wijzen op een stuk grond, afgeschermd door palen of een slagboom. 'Baer' is daarnaast een Middelnederlands woord met de betekenissen 'naakt, bloot; openbaar' (vgl.: barrevoets).
 
Baek, de Smabers 10
Oude benaming voor de REMBRANDTSTRAAT. De naam was ontleend aan de aldaar stromende Reuverbeek of 'sjótelebaek'; in de 50er jaren raakte de naam in onbruik.
 
Baend of Bemd    
Algemene benaming voor weiland of hooiland. In Offenbeek werd in het begin van de 20e eeuw de benaming de Baendj gebruikt voor een oude ontginning in de nabijheid van de huidige DUBBELWEG, op de Smaberskaart aangegeven als Oude Bembden.
 
Bakhei Smabers 4
Voormalig moeras- en heidegebied ontstaan uit en langs een oude Maasmeander. De naam houdt vrijwel zeker verband met de familie Van Baexen die in de 17e eeuw eigenaar was van zowel Nieuwenbroeck als de Baxhof te Swalmen.
Volgens een akte uit 1606 had de pastoor van Swalmen recht op de halve korentiende in Joncker Baexensfeldt bij het Kievitz valderen aan de Beeselse zijde van de Groennenwegh (ROOKHUIZEN/BAXHOEVERWEG.
In het midden van de 17e eeuw was het weidegebied niet alleen voor de inwoners van Beesel interessant. Tijdens een voogdgeding in november 1649 klaagden de naburen van Rijckell dat die van Rouckis ende Swallmen veel te dicht bij de gemene gronden van de Backheijde kwamen; tevens verzochten zij de andere inwoners om geen grond aan deze lieden te verpachten.

Foto: Loe GiesenOp 30 mei 1672 verkocht jonker Hans Willem van Baexen ca. 63 morgen land, behorend tot de Baexhoff en gelegen tussen de heide en de Beeselse zijde van de Gruenenwegh, aan Christoffel Schenck van Nijdeggen, vrijheer van de heerlijkheden Asselt en Swalmen.

Op de Smaberskaart staat de veldnaam Back Heijde aangegeven voor een groot gebied ongeveer begrensd door BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT, KRIETHEUVEL, BAKHEIDE, SCHANSWEG, Turfhei en EIKENBROEKLAAN, GUBBELSWEG, RIJKEL en Nieuwekampweg, een gebied dat zich dus uitstrekte tot aan de westzijde van de BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT. Samen met het Turfbroek was de Bakhei in 1781 ongeveer 160 morgen groot. De vroegste ontginningen aan Beeselse zijde dateren waarschijnlijk uit het midden van de 18e eeuw langs de huidige BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT. In 1783 en 1786 werd veel gemeentegrond in de Bakhei openbaar verkocht. In veel andere gemeenten gebeurde hetzelfde met moerassige en onvruchtbare gebieden. De opbrengst was bestemd voor zaken als aflossing van schulden, de verbetering van de cultuurgronden en de versteviging van de Maasoevers. De aankopers moesten de grond binnen drie jaar ontginnen en na uiterlijk tien jaar hebben bezaaid of bepoot, anders zouden de percelen zonder enige vergoeding terugvallen aan de gemeente. Een van de eerste bewoners van huizen op de Baeckheij  waren Servaas Reinders en diens vrouw Elisabeth Dorssers, die eerder op het veerhuis De Schans hadden gewoond (1791). In dezelfde bronnen ontmoeten we Frans Peters en Anna Catharina Butjes (1791), Jan Fijten en Christina Thijssen (1794), Evert Geulen en Getruy Janssen (1792), Christiaen Neuser en Helena Gerits (1772), Andries Gerits en Catharina Snijders (1792), en Leendert Reijnders (z.d.) als bewoners van de Bakhei.
Op 13 december 1811 verkocht landbouwer Pierre Janssen een huis met moestuin te Beesel (tegenover de huidige Tummer), plus ca. 92 are heide genaamd de Backhey.

Foto: Loe Giesen

De voornaamste boerderij in het gebied is gelegen langs de BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT. Deze hoeve van het open hoftype met vakwerk in de achtergevels werd na 1781 gebouwd op landerijen die volgens de Smaberskaart eigendom waren van Tackoen. Arnoldus Henricus Tackoen, enige tijd borgemeester van Roermond en kanselier van het hertogdom Gelder, was gehuwd met Elisabeth Maria van der Renne.
De boerderij werd gebouwd door Henri Joseph Michiels en Cornelia Jacoba Bosch, in 1801 tevens aankopers van een boerderijtje te Rookhuizen (zie aldaar). Op de koopakte daarvan noteerde de aankoper namelijk : "Koopcedule van den Hof van Wylyk te Zwalmen genaam Rookhuijsen, is door mij afgebroken en 't land een gedeelte verkogt publiek aan mevr. Tackoen en anderen en 't overige gedeelte land gevoegt bij den Hof de Backheijde door mij geheel gebouwt'.
Op de Tranchotkaart staat de hoeve ingetekend. Rond 1826 werd de nalatenschap van de weduwe Tackoen gedeeld door de families Van der Renne en Michiels van Kessenich (eigenaren van Einderhof, Oud Waterloo en Jagershuis). In het begin van de 20e eeuw was de boerderij eigendom van Van Nispen tot Sevenaer.

Foto: Loe Giesen

 
BAKHEIDE Smabers 4

Op de Smaberskaart staat de weg gedeeltelijk aangegeven zonder naam. De laatste aanpassing voor het weggedeelte dat deze naam draagt werd goedgekeurd bij raadsbesluit van 28 november 1966, toen het gedeelte van de Bovensteweg vanaf de HOORNPOST tot aan de EIKENBROEKLAAN deze benaming kreeg.

Foto: Loe Giesen

 
Bakheihof    

In 1862 verkochten de erfgenamen Seipgens slaghout aan de Bakheihof onder Beesel.

Zie ook: Nieuwekamp

 
BARBARASTRAAT, SINT  

Heel wat jaren stond hier de St.-Barbarakapel met achter deze kapel een oude lindeboom. De eerste versie van deze kapel, gewijd aan de HH. Barbara en Lucia, staat op de Topografische Kaart uit 1853 aangegeven en wordt in 1868 genoemd als een van de staties van de sacramentsprocessie. Ze werd waarschijnlijk gebouwd door belastingontvanger Mathijs Janssens en zijn vrouw Margaretha van den Broeck (nu RIJKSWEG NOORD 53). Barbara is de patrones van een goede dood (feestdag 4 december); zij is tevens patrones van de St.-Lambertuskerk in Reuver. Lucia (overl. 304; naamfeest 13 december) is de 'lichtbrengster'.

In het voorjaar van 1934 was het oude kapelletje (toen nog gelegen aan de SCHOOLWEG) zodanig vervallen dat "een milddadig inwoner" geld gaf aan de buurt om ze te laten herbouwen. De naam van de weg naar de herbouwde kapel werd na een voorstel van 25 juni 1934 vastgesteld.

In verband met de aanleg van nieuwe wegen en woningbouw werd ook deze tweede kapel in februari 1960 afgebroken. Bij raadsbesluit d.d. 17 april 1961 werd de benaming opnieuw vastgesteld voor het gedeelte van de weg lopend van de RIJKSWEG (langs de marechausseekazerne) in westelijke richting tot aan DE BERCKEN. In februari 1978 werd nabij de plaats waar de kapel stond een St.-Barbarabeeldje geplaatst, vervaardigd door Joep Nico las.
De straat staat niet aangegeven op de Smaberskaart.

Jan Ickenroth: Reuver als bedevaartplaats van de H. Barbara. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 22 (2002).

 
Bat  

Foto: Loe GiesenEen bat is de algemene benaming voor een krib of stroombreker, in dit geval langs de oevers van Maas. In een enkele akte wordt ook wel gesproken van kribwerk. De batten dienden niet alleen om afkalving door het water tegen te gaan, maar ook om aanwas te bevorderen.

Omdat Hendrik van Cruchten, in 1612 eigenaar van de Einderhof, belang had bij zoveel mogelijk bezittingen en er tegenover zijn boerderij een aanwas lag, was deze genegen om die aanwas op zijn kosten te laten 'batten ende verscheren', mits hij deze tegen een redelijk bedrag kon pachten van de Rekenkamer van de hertog van Gelre. De resten van deze aanwas worden mogelijk nog weergeven op de kaarten van landmeter Smabers. Ook de batten langs de Maasoever zijn mooi ingetekend.

Zie ook: Aldeberg of Aoleberg.

 
Batavierengat Smabers 9/106
De benaming Batavieregaat voor de Brigittenschans werd in het begin van de 20e eeuw gebruikt, maar ontbreekt in de geschreven bronnen. Ongetwijfeld betreft het hier een romantische poging om de aanwezigheid van de aarden wallen te verklaren. Dit soort pogingen worden wel aangeduid met de term volksetymologie. Suggesties 'Batavierenkuil' en 'Batavierenlaan' van buurtbewoners om de naam officieel vast te stellen werden in 1971 niet gehonoreerd.
 
Batjespaedje Smabers 9/163
Foto: Loe GiesenVolksbenaming voor de Walsbergweg tussen PARKLAAN en Walsberg. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de zandweg veelvuldig gebruikt door zwervers (batjes) die bij de ringovens van kleiwarenfabriek St.-Joris een warme slaapplaats vonden. Geschreven bronnen ontbreken.
 
Baxhoeverveld Smabers 4/6
Op de Smaberskaart komt de veldnaam Baexhoever velt voor voor een gebied begrensd door BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT, EIKENBROEKLAAN en Baxhoeverweg. In dit gebied wordt door twee tiendbomen, een tiendpaal en een denkbeeldige lijn aangegeven tot hoe ver de tienden van de Hoevertienden reikten. Deze tienden, bestaande uit 1/10 gedeelte van de oogst en jongvee, moesten gewoonlijk bij de tiendpaal worden ingezameld.
De naam houdt waarschijnlijk verband met de familie Van Baexen die in de 17e eeuw eigenaar was van zowel Nieuwenbroeck als de Baxhof te Swalmen. In een lijst uit 1897 wordt de veldnaam gespeld als Baaxhoeverveld.
 
Baxhoeverweg  

Foto: Loe GiesenDeze weg wordt in akten uit 1554 genoemd als den Nien wech. Het ligt dus voor de hand dat deze weg in de 16e eeuw werd aangelegd.

De weg wordt ook wel aangeduid als Turfheide.

 
Baxhoever werken  

In 1861 verkocht August Jozef Ghislain baron d'Overschie de Neerijssche, eigenaar van de Baxhof te Swalmen, elsen slaghout in de Baxhoverwerken onder Beesel gelegen. Een akte van 4 april van datzelfde jaar noemt de nieuwe Baxhoverwerken.

Zie ook: de Wercken.

 
BEATRIXSTRAAT, PRINSES  

Beatrix, prinses der Nederlanden, van Oranje Nassau en van Lippe-Biesterfeld, werd op 31 januari 1938 geboren als oudste dochter van koningin Juliana en prins Bernhard.

In de raadsvergadering van november 1938 werd besloten "om aan de straat bij E. Weijers en
G. Helwegen (zijstraat van den Keulscheweg) den
naam te geven van Beatrixstraat
". Uit het verslag van de laatste vergadering van datzelfde jaar vernemen we verder: "De heer Steeghs zou het zeer op prijs stellen als B en W wat meer aandacht schonken aan de binnenwegen zoals de Annastraat, de Mariastraat, de Theresiastraat, de Beatrixstraat e.a.. Er zijn van die binnenwegen waar je straks niet door komt. Spreker stelt voor eerst wat grove kiezel en daarop wat fijnere aan te brengen, b.v. op de Beukerstaat en St Josephstaat. Wethouder Laumans betoogt dat deze wegen eerst droog moeten gelegd worden."

In de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog besloten de Duitse autoriteiten om alle namen van nog in leven zijnde leden van het Koninklijk Huis te verbieden voor bijvoorbeeld straatnamen, bomen en openbare lichamen. Op last van de Duitse bezetters werd op 4 februari 1942 voorgesteld om de naam 'Beatrixstraat' te wijzigen in 'Kievitstraat'. Na de Tweede Wereldoorlog werd deze gedwongen naamsverandering weer ongedaan gemaakt. In 1966 trouwde Beatrix met Claus von Amsberg. Omdat de aansluitende PRINS CLAUSSTRAAT in 1976 de koninklijke titel mee kreeg, werd ook de BEATRIXSTRAAT op 23 augustus 1976 omgedoopt in PRINSES BEATRIXSTRAAT. Zij volgde op 30 april 1980 haar moeder op als koningin der Nederlanden. De straatnaam werd na deze troonopvolging echter nooit aangepast. Op dinsdag 30 april 2013 deed koningin Beatrix na een regeerperiode van precies 33 jaar op haar beurt afstand van de troon om te worden opgevolgd door haar zoon Willem Alexander. Hiermee verviel automatisch haar titel van koningin.

 
Bedehuisken  
Op 11 juli 1763 verpandden Joannes Arnoldus Gielen en zijn vrouw Maria Quiten hun huis en plaats eertijds genaamd Bedehuijsken plus landerijen in de Nieuwe Erven te Rijckel en land gelegen achter Quitens Cruijsbergh schuyr aan de eigenaar van Nieuwenbroeck. Op de Smaberskaart staat de woning van de weduwe Joannes Geelen aangegeven bij Rijkel langs de Caeffertweg.
 
Beecker Baend    
De Beeckerbaendt lag langs de NIEUWSTRAAT of BUSSEREINDSEWEG. Op 3 april 1615 werd een huis met hof verkocht, gelegen aan de Busserstraet en grenzend aan deze weide.
 
Beecker Camp Smabers 6
Op 13 mei 1771 droegen Andries Geraets en zijn vrouw Catharijna Snijders hun aandeel in de Beekerkamp over aan Huijbert Laemers en Helena Bongaers. Vermoedelijk betreft het perceel 78 op kaart 6, een bembt gelegen tegenover het huis van Hubert Lamers (nummer 193). Smabers omschreef deze percelen als "over de Beeck".
 
Beeckergoed of Hof aan de Beek    
Deze boerderij, enige tijd ook Heelsgoed genoemd, lag aan de Huilbeek, waarschijnlijk ter hoogte van de huidige MGR. THEELENSTRAAT. Op 4 juni 1574 werd Jan aen gen Beeck door Nieuwenbroeck beleend met het Beeckergoed, bestaande uit huis, hof, boomgaard, weide en bijbehorende landerijen. De boerderij was een van de zogenaamde laatgoederen van het kasteel. Aret in den Vos, gehuwd met Jenne aen de Beeck, ontving Beeckergoedt, gelegen aan de beeck te Besell, in 1606 te leen, vermoedelijk na het overlijden van zijn schoonvader Wilhelm an gen Beeck. Nog diezelfde dag droeg hij de boerderij over aan Wulm aen die Beeck, maar kennelijk bleef hij zelf leenhouder. Na het overlijden van Aret in den Vos werden Jan aen gen Beeck en consorten op 7 juni 1628 beleend. In het midden van de 17e eeuw betaalden Jelis van Oest (alias aen de Beeck) uit Swalmen, Jan aen die Beeck (gehuwd met Wendelina Quijten) en Dirck Thissen alias Moetsen een tijnshoen namens Beecker goedt. Op 21 januari 1715 werden Christiaen Aquarius en consorten beleend met het Beeckergoedt aan de beeck met toebehoren. Christianus, in 1671 geboren te Asselt, was de jongste zoon van Theodorus Aquarius en Agnes aen de Beeck. De band met Nieuwenbroeck bleef tot het midden van de 18e eeuw bestaan. Op 8 december 1751 sloten Wilhelmus Trines en J.F. de Collignon, overste in dienst van de Staten en heer van Nieuwenbroeck, een akkoord over de levering van een cijnshoen, die jaarlijks moest worden geleverd voor een stuk land dat deel uitmaakte van Bekergoedt, gelegen aan de beeck.
 
Beecker weide    
Tijdens een voogdgeding in oktober 1649 klaagde de landschrijver en schepen Peeter Quijten over het feit dat iedereen zomaar zonder toestemming met karren mest over zijn mestweg naar het Obrockervelt reed; degenen die land hadden op de Spick en van daaruit naar het Obrockervelt wilden rijden, mochten echter op verzoek de weg door de Becker Weijde gebruiken.
In 1671 werd de helft van de Beecker Weijde, de helft van de Coebaent gelegen in de Raeijder Benden, de helft van land gelegen aan de Mortel en de helft van het Aldtbroeck, zoals dit eerder eigendom was geweest van jonker Walrave van Baexen, door de Beeselse schepenbank toegewezen aan Gerard Claessens.
In december 1752 verkocht De Collignon circa 1½ morgen genaamd de Beecker Weijde, gelegen tussen de verkoper en Gerardt Janssen, aan Andries Knippenbergh en diens vrouw Catharina Schoemaeckers. Hun zoon kapelaan Knippenbergh verkocht de Beeker Weijde in september 1758 weer aan De Collignon.
 
BEEKSTRAAT Smabers 8
Foto: Loe GiesenDeze straat loopt parallel aan de Huilbeek. Mogelijk heeft een vermelding van 2 november 1762 betrekking op deze weg. Op die dag werden de goederen van Hendrik Croonen en HelenaLangerbeens openbaar verkocht, met name huis en hof afkomstig uit de nalatenschap van Engel Langerbeens gelegen op de berg, inclusief grond in het Gebeurs boven het Seeckstraetjen.
Op de Smaberskaart staat de BEEKSTRAAT niet aangegeven als weg of pad. De weg liep later vanaf de brug over de Huilbeek in de MGR. THEELENSTRAAT tot aan de Petrus en Paulusbrug of 'sjaopsbrök'. Op oude foto's is nog te zien dat een tweetal huizen schuin ten opzichte van de MGR. THEELENSTRAAT gebouwd waren. In de volksmond wordt de weg 't Geitesjträötje genoemd.

Vastgesteld na voorstel tot raadsbesluit van 25 juni 1934.

W. Luys: Onderzoek naar een oude boerderij aan de Beekstraat te Beesel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 30 (2011), blz. 98-119.

 
Beekweg  
Verbindingsweg tussen BERGERHOFWEG en BROEKLAAN, na de aanleg van de Provinciale weg of kernenverbindingsweg gewijzigd.
 
Beekzijstraat Smabers 8  
Op de Smaberskaart aangegeven als perceelsscheiding. Mogelijk liep ook in 1781 reeds een paadje van de ST.-JORISSTRAAT naar de Huilbeek en een perceel aan de rand van de beek, aangeduid als 'de oude weem'.
 
Beelenstraatje Smabers 10/1

Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart aangegeven als Beelen Straetien, op de plaats van de huidige ST.-GERARDUSSTRAAT. In 1914 kocht de gemeente grond gelegen nabij de Reuverbeek om zo de weg genaamd het Straatje te kunnen verbreden.

 

 
Beesel  

De vroegst bekende vermelding van de naam Beesel dateert uit 1275. Mogelijk was Heinric de Bisela, in 1173 genoemd als getuige inzake inkomsten van de St.-Servaas te Maastricht, reeds afkomstig uit deze parochie (vergelijk: Klaashof).

Foto: Loe Giesen

Het is niet bekend waar de naam vandaan komt; de naam komt in de late middeleeuwen ook wel voor als voornaam, en in de gemeente Echt nabij St.-Joost lag in de 15e eeuw een Gelders leengoed dat eveneens Besel heette (zie ook: Rayerhof). Bij de naamsverklaring wordt door de meeste onderzoekers uitgegaan van een (overigens nooit gevonden) vorm *Bieslo. Deze vorm zou dan zijn ontstaan uit Bies en Loo, d.w.z. een biesbos. Met name de natuurlijke gesteldheid van Beesel, gelegen langs de Maas en een oude Maasmeander (nu de bedding van de Huilbeek) lijkt voor deze theorie te spreken. 'Bise' is ook het Middelnederlandse woord voor zwart of donkerbruin.
Waarschijnlijk noemden meerdere families zich naar deze plaats. In 1328 waren dit de zussen Beatris en Fredesvint van Bisel (zie: Klerkenhof en Wylrehof).
In Roermond woonden reeds in 1440 Derick van Beesel en zijn vrouw Gaerstaele; in 1452 kochten zij een boerderij in Beesel.
Foto: Loe GiesenIn de late middeleeuwen was er tevens een familie genaamd Van Besel bijgenaamd Van Reijde, met als familiewapen drie leeuwen. In februari 1451 verdeelde Ryckarde van Reijde na het overlijden van haar man diens nalatenschap samen met haar kinderen Johan, Margriet, Kaede, Hadewig, Arnold en Jan. Bij de verdeling erfde Arnold van Besel de aan het St.-Nicolaasklooster in Venlo verpande goederen in Beesel, belast met ½ pond kaarswas per jaar ten behoeve van de kerk in Beesel en de St.-Lambertuskapel in Leeuwen. Johan van Besel genaamd van Reide werd in 1455 beleend met Muterkenshof bij Hinsbeck (Dld.). In 1461 was hij schout van het ambt Krieckenbeck en in 1471 huwde hij met Katharina van Bocholtz. Zijn zus Margriet was getrouwd met Arnold Vinck. Hun zoon Goert Vinck volgde in 1483 zijn oom Johan van Besel op als leenman van de Muterkenshof. Ook na hen noemden velen zich naar het kerkdorp op de grens van Midden- en Noord-Limburg.
De schrijfwijze van Beesel varieert sterk en de vormen worden vaak eeuwenlang naast en door elkaar gebruikt, hoewel met name de oudere vormen vaak een 'ie'-klank te zien geven: Byssel (1323), Bijssel (1563), Byessel (1565), Bisel (1328), Bisele (1328), Biezel (1410), Biesell (1427, 1542), Biessell (1570), Biesoll (1604), Besel (1374, 1577), Besell (1379, 1430), Bessel (1753), Bessell (1607), Beezel (1785), etc. De Beeselse schepenbank liet in het begin van de 18e eeuw een schepenbankzegel vervaardigen met de naam Biesislo, een Latijnse vorm die verder nergens werd gevonden.
Volgens een opgave uit ca. 1703, tijdens de Spaanse Successie-oorlog (1701-1713), telde Beesel 53 huizen, waarvan het merendeel half verwoest.
Foto: Loe GiesenEen lijst uit 1785 geeft een aardig beeld van de gemeente enkele jaren voor het uitbreken van de Franse Revolutie. De gemeente telde toen 149 huizen: Rijkel 20, Dorp 36, Bussereyndt 40, de Schans plus Leeuwen 19, Reuver 10 en Offenbeek 24. In Ouddorp stond de kerk, omringd door muren, en in de huidige kom lag kasteel Nieuwenbroeck omringd door grachten. In de buurtschap Ronckenstein stond de enige (water)molen die de gemeente rijk was. Buiten deze gebouwen waren er nog 24 schuren en 64 bakovens. De inwoners konden zich tenslotte eigenaar noemen van 96 paarden, 95 karren en 567 stuks gehoornd vee, zoals koeien, geiten en schapen.
De loopafstand naar de kerk kon overigens aanzienlijk zijn: voor Rijckel en Busserend was dit een ½ uur, voor Leuwen 3/4 uur, voor Den Reuver 1 uur en voor Offenbeek zelfs 1½ uur. In 1789 was het aantal inwoners 888, verdeeld over 166 huishoudens.
In 1841 telde de gemeente 1037 zielen. Zes jaar later, in 1847, telde ze 195 huizen en ruim 1200 inwoners, die meest hun bestaan vonden in de landbouw.

Prof. Dr. M.J.H.A. Schrijnemakers: Toponiemen uit het Maas- en Swalmdal: Beesel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 18 (1998).
Sjra Vintcent: Volks- en woningtelling in 1947. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 18 (1998).

 
Beesels Broek  

Foto (c) Loe Giesen, 2013.

Het Beesels Broek ligt ten zuiden resp. oosten van EIKENBROEKLAAN en KORTE ONDERSTEWEG. Veel percelen zijn tegenwoordig eigendom van het Limburgs Landschap. In het Beesels Broek ontspringen twee beken: de Teutebeek, die afwatert in de richting van de Swalm, en de Huilbeek, die ten noordoosten van Beesel uitmondt in de Maas.

Alle foto's copyright Loe Giesen, 2013.

Door de bijzondere biotoop kent dit broekbos een grote verscheidenheid aan paddenstoelen, waaronder veel betrekkelijk zeldzame soorten.

Foto: Loe Giesen

Het Beesels Broek werd in de loop van de 18e eeuw gedeeltelijk in cultuur gebracht. De bovenloop van de Huilbeek, die eerder pas ongeveer vanaf de SCHANSWEG op een daadwerkelijke beek leek, werd later rechtgetrokken.

Foto: Loe Giesen

 
BEESELSEWEG Smabers 7

Foto: Wim RoversLangs deze verbindingsweg tussen Beesel en Leeuwen stond al vrij vroeg bewoning van enige betekenis. Volgens een gevelsteentje met het opschrift 'ANO 1515 : PHIS : 1529 MP' lag langs deze weg tussen de huidige HEERSTRAAT en VOGELSWEIJDE reeds in het begin van de 16e eeuw een huis waarvan de bewoners kennelijk welgesteld genoeg waren om deze herinnering te laten aanbrengen boven de korfboogpoort van de bijbehorende schuur.

Op de Smaberskaart wordt de weg aangeduid als wech van Besel naer Venlo of wech naer Venlo. Waarschijnlijk won deze weg aan belang met de verschuiving van de dorpskern van Beesel. Tijdens de periode dat deze kern nog in alle opzichten in Ouddorp lag, was de Walsbergweg waarschijnlijk de belangrijkste verbinding richting Venlo.

Op 20 januari 1756 verpandden Hendrick van der Velden en diens vrouw Metje Heggers de erfenis van hun grootvader Hendrick Sloesen plus het aandeel in het huis en landerijen van wijlen hun moeder Metje Gerets, waarvan Peter Heggers het vruchtgebruik genoot, aan Hendrick Sanders en Geertruijdt van der Velden.
Op 8 maart 1756 verklaarde Peter Heggers, mede namens zijn kinderen Peter Heggers gehuwd met Margaritha Heldens en Metjen Heggers gehuwd met Hendrick van der Velden, dat zij hun huis en schuur gelegen naast de Wilde Hoove hadden verpand aan Matthijs Mengels en diens kinderen. Op 22 februari 1764 verkochten Antonetta Heggers en haar man Gerardus Aerts hun huis met toebehoren te Leven aan de openbare landstraat (BEESELSEWEG) en het Naebuurmestwegsken (VOGELSWEIJDE) gelegen aan schatheffer Engelbert Stox en diens vrouw Anna Maria Kessels.  Door overdracht van de overige erfdelen werd hun zoon Peter Stox in 1785 volledig eigenaar.

Foto: Loe Giesen

In 1781 lagen hier, gezien vanaf Reuver, achtereenvolgens de boerderijen van Reijner Stevens, Engelbert Stox, Hendrick van der Velden en Egidius Hendrix (Wilde Hoeve), allen aan de oostzijde van de weg gelegen.
Op 16 oktober 1802 verkocht Theodore van der Velden een half huis aan Jan Joseph Heijligers en Gertrudis Bongaerts uit St.-Odiliënberg. Op 23 maart 1825 eiste burgemeester Ruijs van Theodorus van der Velden te Leeuwen dat deze de langs zijn huis lopende (Beeselse)weg van de 2e klasse vrij zou maken over de gehele breedte en deze binnen acht dagen zou herstellen.
Vastgesteld als beeselscheweg na voorstel d.d. 25 juni 1934.

 
Bemden, Oude Smabers 13/7-16

Benaming voor een kleine groep cultuurgronden in het Meerlebroek langs de huidige DUBBELWEG. Ze bestonden reeds als Aellde Beijnden tijdens de landmeting van 1654. De Franse ingenieur-geograaf Tranchot en zijn Pruisische collega Von Müffling, die bij het kopiëren van andere kaarten vele schrijffouten maakten, noteerden de naam als Oude Bernden. Het woord 'bemd' gaat terug tot oude vormen 'banu-mätha' en 'ban-made' met als betekenis openbaar wei- of hooiland.

Nieuwe Venlosche Courant, 1 maart 1913.

In het begin van de 20e eeuw was de Oude Beent begroeid met dennen bestemd voor de mijnbouw.

Langs de DUBBELWEG ligt een boerderij met een naambord Landgoed de Oude Bemden. Het landgoed heeft sinds 15 maart 2005 de status van landgoed conform de Natuurschoonwet (NSW).

 
Benheuvel Smabers 12

In een tamelijk vlak landschap valt een lichte verhoging al snel op. Dat geldt ook voor de Benheuvel, een lichte glooiing met een verschil van ongeveer twee meter ten opzichte van het omringende landschap. In de huidige bebouwing is de hoogte nauwelijks nog herkenbaar. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is de hoogte aan weerszijden van de MARIASTRAAT wel nog vrij goed herkenbaar.

Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart wordt deze veldnaam gebruikt voor een lichte verhoging aan de rand van de Reuverse Heide, ongeveer gelegen tussen de huidige INDUSTRIESTRAAT, ST.-ANNASTRAAT, BERGERHOFWEG en MARIASTRAAT.

In 1858 werd op verzoek van Leonard Lankes een huis verkocht, gelegen op den Benheuvel op den Reuver. Op 7 maart 1913 werd de woning sectie D 1488 aan de Benheuvel op verzoek van het echtpaar Langen en de erfgenamen Stroeken met rechterlijk bevel verkocht. Hetzelfde huis werd in januari 1915 opnieuw te koop aangeboden, ditmaal door de weduwe Gommans. In april 1921 bood Gerard Heinen twee nieuw gebouwd huizen met stal en schuur (sectie D 1810 en 1922), 'voorzien van electrisch licht.' In 1923 kreeg M. Blomen vergunning voor de bouw van een houten woonkeet aan de Benheuvel te Offenbeek. In 1925 werd op den Benheuvel een elektrische straatlantaarn geplaatst.

Foto: Loe Giesen

De naam heeft mogelijk te maken met het Middelnederlandse woord 'benne': mand of ruif. In dat geval zouden we kunnen denken aan een voederplaats voor schapen. Het aangrenzende Meerlebroek was vele eeuwen een belangrijk weidegebied voor schapen.
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 31 augustus 1981. In het uitbreidingsplan Heyenkamp werd deze benaming (ten onrechte) gegeven aan een gebied ten noorden van de INDUSTRIESTRAAT, daarmee buiten het oorspronkelijke gebied dat deze naam droeg.

 
Bentheimer Schans Smabers 9/106

Aangelegd door de troepen van Alexander Farnèse, hertog van Parma, in februari 1579. Het aarden fort met droge spitsgrachten en ruitvormige pastions op de vier hoeken diende ter b escherming van een schipbrug over de Maas. De aanleg van de brug vormde een onderdeel van een grote omsingeling met als einddoel de inname van de vestingstad Maastricht. De schipbrug werd korte tijd later weer afgebroken. Het fort zelf bleef, zij het met onderbrekingen, in ieder geval in gebruik tot 1632. Op 17 juni 1784 werd een perceel met plantsoen voorzien van bomen, 'genaemt de Bentheijmer Schans, alhier agter den Reuver rontomme in de gemeente gelegen', door de weduwe van advokaat Van den Broek verkocht aan Gerard Goossens.

Foto: Loe Giesen
Op de Smaberskaart staat het veldwerk aangegeven als Bentheimer Schans. Vermoedelijk werd toen algemeen gedacht dat de versterking verband hield met kasteel Nieuwenbroeck in Beesel, een leengoed van de graven van Bentheim (Dld.). Er zijn tot op heden geen bronnen bekend die dit verband bevestigen.

Zie ook: Brigittenschans. 

Wiel Luys: De veldtocht van Parma in 1579 en de schans St.-Brigitte te Reuver. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 6 (1986).

 
Bercken, de Smabers 9
Dit gebied, vroeger aangeduid met de naam Beusdael, werd al bewoond in de vroege middeleeuwen, getuige de vondst van kogelpotten uit de Karoligische periode (na ca. 750) nabij het zwembad. Op de Smaberskaart (1781) staan de zandverstuivingen aangegeven als de Ohe bergen, vliegenden sant en als drijvenden sant mit den wint. In een openbare verkoop uit 1861 is sprake van land in Boschdaal of Birkenhout, waarmee duidelijk is dat dit toponiem zich in het midden van de 19e eeuw nog een plaats aan het veroveren was.
In februari 1935 besloot de ruiterclub in Reuver, die op dat moment nog geen vast oefenterrein had, om voortaan iedere zondagmiddag te gaan oefenen in de haar ingerichte renbaan in De Bercken nabij de Sint Lambertuskapel.
In 1967 werd hier een groot openluchtbad aangelegd.
 
Berg, op de  

Strikt genomen valt dit toponiem buiten het kader van een webpagina over Beeselse toponiemen. Omdat de boerderij, op de grens van Belfeld en Beesel gelegen op deze plaats waar de Gaesbeek in de Schelkensbeek uitmondt vaak in de Beeselse archiefstukken voorkomt wordt ze volledigheidshalve genoemd. Het gebied is door de aanleg van de spoordijk in 1864-'65 ingrijpend veranderd; wanneer we deze dijk wegdenken, dan zien we een tamelijk open gebied tussen Onderste Hof en Foekebroek.
Een haefstat beneden aen den berge werd in het midden van de 15e eeuw al bewoond door Gaert Coninck. Deze Gaertken Moelener, zoals hij ook wel genoemd werd, was tevens molenaar van de Molen van Offenbeck. Zijn dochter Bely, gehuwd met Gerrit Krebbens, nam de watermolen na het overlijden van haar vader over; omdat de Heren van Bueren haar niet met dit Gelderse leengoed wilden belenen, wendde zij zich rechtstreeks tot de hertog van Gelder, die haar in 1461 alsnog beleende. Deze boerderij lag vermoedelijk iets ten zuiden van het viaduct.
Foto: Loe GiesenDe ouderdom van de boerderij óp de berg gaat mogelijk terug tot de 15e eeuw of eerder. In juli 1458 verkocht Heynrick van Barle (zie: de Kamp) een erfpacht uitgaande van landerijen te Offenbeck op ten Berghe die eerder van Beelken Remkens waren geweest, aan Venlonaar Lenart van gher Eycken en diens vrouw Trijne. In november 1470 kocht Lenart tevens een jaarrente met als onderpand een stuk land in Offenbeck tussen het land van de Kruisheren en de openbare weg. In april 1482 verklaarde zijn schoonzoon Mertijn Sheren dat hij deze jaarrente had verkocht aan Derick van Belfelt. Derick verkocht de rente nog datzelfde jaar aan de Kruisheren van Roermond. In 1551 was Leonart van Eick jaarlijks 6 kop haver en 1 hoen aan de Montfortse Domeinen verschuldigd. In 1558 kocht Leonart van Eyck land in de Eickschip (het Maasveld ten noorden van de Schelkensbeek) en aan de Gaesbieck. Op 22 juli 1611 verkocht Heilliken van Eick samen met haar tweede man Heinrich Baeden, en met toestemming van Lenart en Peter Reivers, zonen uit haar eerste huwelijk met Reiner Goertzen, haar kindsdeel dat zij van wijlen haar vader en moeder en haar zuster had geërfd, gelegen te Offenbeck opten Bergh, aan Broun van Deuren. Broun van Duiren verpachtte de boerderij aan Geryt Kermans. In 1620 verkochten Van Deuren en zijn vrouw Marie van Eick nog land, in 1626 kochten zij juist land erbij.
Op 20 april 1638 verkocht Jan van Duiren samen met zijn vrouw Itgen Ingelborgh hun gedeelte van de hof op den Bergh te Offenbeck aan de Scherkesbeck gelegen, zoals zij dit hadden geërfd van hun ouders, aan Johan Diesters en zijn erfgenamen. In 1693 werd de helft van de boerderij verpand door Jacob Vissers uit Roermond, die dit deel op zijn beurt had geërfd van de advokaat Diesters. Op 29 november 1694 verkocht Vissers de helft van zijn boerderij genaamd Op den Bergh in Belfeld, gelegen aan de Scharkensbeeck, aan Jaecq Ronck, borgemeester van Tegelen. Toen in 1698 de molen van Offenbeek, gelegen nabij het Foekebroeck, werd herbouwd, diende deze een aanklacht in omdat door de aanleg van de molenvijver zijn erf en de daarnaast gelegen wei dreigden af te kalven of te overstromen.
Op 6 april 1699 droegen Corst Vosbeeck en Neeske Croon een huisplaats op den Bergh te Belfelt inclusief moesgaard en landerijen over aan Jacque Ronck. In 1737 was de hoff van Schelkensbeeck eigendom van Jacobus Canoy, een van de erfgenamen van Caspar Ronck uit Steijl. Op 17 oktober 1740 kochten Jacobus Quenoij en zijn zwager Wilhelmus Franssen verder nog een huis met landerijen op de Berg aan de Scherkesbeek onder Belfelt gelegen, naast de hof van de aankopers, van Hendrick Jacobs en Catharina van Weijs.

Op 17 augustus 1842 werd 'eene pachthoeve genaamd den Berg, gelegen in de gemeente Belfeld, nabij de zoogenaamde Schelkensbeek, bestaande in huis, schuur, tuin, akkerland, houtgewas en weiland', in totaal circa 14 bunder groot, te koop aangeboden door de heren Cornelij en Franssen.

In 1868 was de Berghof eigendom van André Henrard, rijksontvanger te Brussel. Henrard, in 1807 geboren in Spa (B), was gehuwd met Joséphine Seipgens. Hij overleed op 13 december 1879 in zijn geboorteplaats Spa. Op 12 augustus 1880 werd de bouwhoeve genaamd "Berghoef", gelegen aan de Schelkensbeek tussen de spoorweg en de Maas, bestaande uit enkele goed onderhouden en sterke gebouwen, te koop aangeboden door de weduwe Henrard. De nieuwe eigenaar werd Felix van Wijlick te Luik, die zijn Belfeldse en Reuverse belangen liet behartigen door zijn rentmeester in Kessel, H.J. van Bommel. In december 1889 bood pachter Mathijs Joosten zijn gehele inboedel te koop aan 'wegens vertrek'; uiteindelijk bleef hij toch nog enige tijd. De opbrengst voor eigenaar Van Wylick viel intussen tegen en in 1893 liet hij in het Venloosch weekblad weten dat zijn bezittingen in Reuver en Belfeld toch echt niet bij de gemene gronden hoorden. In 1899 werden de Onderste Hof, Berghof en overige landerijen alweer te koop aangeboden, net als in 1901. Een heuse loterij in 1903 - met o.a. beide boerderijen als prijs - moest uiteindelijk redding bieden.

 
Berg en Dal  

Benaming (1e helft 20e eeuw) voor het (inmiddels tot woonhuis verbouwde) café van de familie Vossen, gelegen langs de RIJKSWEG op de zuidelijke oever van de Schelkensbeek.

Dit huis werd rond 1900 gebouwd door Andries Meusen en zijn vrouw Joanna Huberta Hendricks. Beiden gaven elkaar op 2 november 1900 hun ja-woord. Andries Meusen (1865-1908) was vanaf 1895 koster te Reuver. Zijn weduwe verpachtte in maart 1908 "een nieuw gebouwd huis, zeer geschikt voor het café en eene hoenderteelt, gunstig gelegen te Reuver aan Schelkensbeek, met den grond achter het huis waarop hakhout en boomen." De weduwe vertrok in 1911 naar Roggel, waar haar man geboren was. Op 21 augustus 1912 werd het huis te koop aangeboden.

Op 26 september 1916 werd "een nieuw flink huis [...] aan den Rijksweg bij de Schelkensbeek tusschen Reuver en Belfeld", sectie C 1376 (elders abusievelijk: C 1876), op verzoek van de minderjarige kinderen Andries Meusen-Hendricks opnieuw te koop aangeboden. Café Berg en Dal werd op dat moment gepacht door Cornelis Vossen. De verkoop vond plaats in het café zelf.
Cornelis Vossen, de nieuwe eigenaar van het café, was in 1900 getrouwd met Petronella Josephina Stultjens uit Weert. Vossen overleed op 6 juli 1927 aan de verwondingen door een ongeval, nadat hij 's morgens op zijn fiets werd aangereden op de Napoleonsweg in Kessel. Zijn weduwe bood café Berg en Dal, "prachtig gelegen en goed beklant", in de zomer van 1928 te huur aan. In 1932 wordt J. van Soest genoemd als uitbater. Op 4 december 1939 werd het pand te koop aangeboden door de erfgenamen Vossen-Stultjens. De gebouwen bestonden op dat moment uit "cafélokaal, huiskamer, voorkamer, keuken, stal en bergplaats en tegen den geheelen voorgevel overdekte waranda; boven: 4 slaapkamers en zolder".

Even ten zuiden van het pand lag in het begin van de 20e eeuw een woonwagenkamp. In augustus 1928 vroeg de weduwe Vossen om verplaatsing ervan, maar de raad beschikte afwijzend, "om reden dat het een geschikt terrein is, er veel kosten zijn gemaakt en er bij verplaatsing klachten van andere inwoners zullen komen". Wel werd besloten om de ingang nog enkele tientallen meters zuidelijker te maken. De omheining zou worden gemaakt van ijzeren palen.

 
BERGERHOFWEG Smabers 12/14

Bergerhof, 2022.

Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart staat deze weg nog niet aangegeven. De weg werd genoemd naar de Bergerhof. Deze boerderij werd in 1857-'58 gebouwd in opdracht van Pieter Jozef Berger en zijn vrouw Ida Louisa Mertz uit Venlo. Hun initialen staan nog boven de grote toegangspoorten. De hoeve was op dat moment ideaal gelegen tussen de nieuwe ontginningen ten zuiden van Offenbeek en de uitgestrekte heidevelden van het Meerlebroek. De familie Berger was tevens eigenaar van de Wilde Hoeve en de Zang.
Reeds kort na de bouw brandde de boerderij op 29 juli 1866 (schade 12.000 gulden) en 16 december 1876 (pachter: Cornelis Beunen, schade 10.000 gulden) na blikseminslag gedeeltelijk af.
In 1878 werd de hoeve gepacht door de weduwe Sangers.

Bergerhof, situatie 1901

In juni 1894 werd "een voor 6 jaren nieuw gebouwd huis met stal en schuur, tuin en bouwland, te Reuver bij Bergerhof" gelegen (sectie D 1474 en 1437, langs de latere SINT ANNASTRAAT), toebehorend aan Leonard van Rijt, te koop aangeboden. Op het Plan van buurtwegen en voetpaden uit 1901 staat de Berghof (sectie D 790) aangegeven als een carréboerderij oftewel gesloten hoeve.

Foto: Loe GiesenOpmerkelijk is een verhoging aan de oostzijde van de SINT WILLIBRORDUSDIJK op het punt waar de BERGERHOFWEG ophoudt (zie het bosje rechts op de foto). Hier was in het begin van de 20e eeuw een klei-opslag van greswarenfabriek Janssen-Willemsen in Reuver. Als de kleikelder bij de fabriek vol was, werd hier, langs de tramlijn die van de groeve Diergardt naar Janssen-Willemsen liep, de extra klei opgeslagen.

Bij de vaststelling van vele reeds bestaande wegen in 1934 wordt de straatnaam niet genoemd.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 mei 1964.

 
Berger valder Smabers 6/85
De eerste vermelding van dit veehek dateert uit ongeveer 1760, toen een zekere Herme Caniels (gehuwd met Petronella Lamers) eigenaar werd van een kleine bouwplaats even buiten het Berger valderen. Op de Smaberskaart van circa 20 jaar later staat Herman Caniels vermeld als eigenaar van een huis bij de splitsing van de huidige HOOGSTRAAT en NIEUWSTRAAT. Zij lieten het huis na aan hun zoon Joannes Caniels en Maria Gerits. Hun dochter Maria Elisabeth Caniels en haar man Petrus Francken verkochten het huis in 1822 aan Gerard Janssen.
 
Bergweg Smabers 8/82
Op de Smaberskaart staat deze zandweg in de Walsberg ten zuidwesten van de Lurmen aangegeven als perceelsscheiding; waarschijnlijk was hij echter reeds in gebruik als weg.
 
Berkenhutweg  
Zandweg tussen de BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT en BAKHEIDE.
 
BERKENWEG Smabers 9

Op de Smaberskaart wordt de weg aangegeven als een gedeelte van een naamloze weg tussen hoeve de Kamp en de Schinheuvel.

Foto: Loe GiesenEen gedeelte van de BERKENWEG is ontstaan door aanleg van een tankgracht tijdens de Tweede Wereldoorlog (klik hiervoor op de foto links). Deze werd door de Duitsers aangelegd als onderdeel van een verdedigingslinie om de oprukkende geallieerde troepen eind 1944 een halt toe te roepen. Deze linie liep vanuit Rijkel door het Maasveld richting Foekebroek. Delen van de circa 2 meter diepe spitsgracht zijn nog te herkennen tussen BERKENWEG en de Oude Maas en ten westen van de Reuverbeek in het Foekebroek. De tankgracht werd door o.a. Poolse, Russische en Italiaanse krijgsgevangenen gegraven. Na de Tweede Wereldoorlog werd de gracht dichtgegooid waardoor een gedeelte van de weg ontstond. Een verzoek eind 1971 om een gedeelte van de weg, tussen AALMOEZENIER CAMPLAAN en Oude Veerweg, de benaming St.-Hubertusweg te geven, werd afgewezen. Deze benaming kwam weliswaar voor op een oude kadasterkaart, maar berust ongetwijfeld op een misverstand.

Foto: Loe Giesen.

Foto: Loe GiesenIn 2013 werd ten oosten van de BERKENWEG een zogenaamde bijenschans aangelegd. Bijen werden al vroeg gehouden vanwege de was en de honing. De was diende vooral voor verlichting (waskaarsen) en als smeermiddel, de honing als zoetstof en zelfs als geneesmiddel. Imkers hadden natuurlijk ook hun eigen beschermheilige: Sint Ambrosius. Zijn redevoeringen waren zoet als honing, volgens de legende doordat een zwerm bijen boven zijn geboortewieg vloog en de bijen honing in zijn mond lieten druppelen.

Bijenschansen werden vroeger vaak aangelegd op een beschutte plaats, zoals in de laagte van oude zandafgravingen of leemkuilen, uiteraard niet te ver van het gebied waar de bijen uitzwermden.
Een bijenschans mat gewoonlijk pakweg 10 x 10 meter. Bij gebrek aan een kuil werden ook wel lage aarden wallen opgeworpen rond de korven. Concrete voorbeelden van historische bijenschansen zijn voor Beesel, Belfeld en Swalmen tot op heden niet bekend.

Voor onze eigen directe omgeving vinden we vanaf circa 1550 wel al vermeldingen van de bijenteelt. Tegen betaling van een oort standgeld per korf kon iedereen zijn bijenvolk neerzetten iets ten oosten van de huidige PRINSENDIJK, niet ver van een plaats genaamd Dorpelsrade. Latere gegevens kennen we uit de overdrachtsregisters en belastinglijsten. Over bijen moest bovendien vaak tiend worden afgedragen. De zogenaamde beestenschat van 1653 laat in Beesel bijna driehonderd korven zien; bij een enkele imker werden zelfs 55 korven geteld.

Hierboven een bladzijde uit een kasboek van Joannes Denessen uit Tegelen van rond 1800, waarin hij goed bijhield hoe het ervoor stond met de bijenstand. De teelt van met name boekweit speelde al vanaf de invoering in de 15e eeuw een belangrijke rol bij de bijenhouderij.

 
BERNHARDLAAN, PRINS  

Bernhard van Lippe-Biesterfeld, geboren 1911, werd door zijn huwelijk met prinses Juliana in 1937 tevens prins der Nederlanden. Hij bekleedde, nadat hij in 1940 was uitgeweken naar Engeland, verschillende militaire funkties. In 1976 werd hij gedwongen zijn funkties bij de krijgsmacht en in het bedrijfsleven neer te leggen wegens zijn aandeel in de zogenaamde Lockheedaffaire. Daarnaast werd hij vooral bekend door zijn werkzaamheden voor het Wereldnatuurfonds. Hij overleed op 1 december 2004.

Vastgesteld bij raadsbesluit van 17 april 1948.

 
BEUCKELEN, DE Smabers 11

In 1778 droeg het Ursulinenklooster te Roermond een obligatie aangaande slaghout in de Beuckelen onder Beesel over aan schepen Gerardus Goossens en diens vrouw Anna Gertrudis van Oeyen.
Op de Smaberskaart wordt de benaming in de Beuckelen gebruikt voor een gebied begrensd door de gemeentegrens met Belfeld, de POLDERWEG, een sloot, de Beuckelendwarsweg en DE BEUCKELEN. In 1781 bestond het gebied overwegend uit bos dat hier in de tweede helft van de 18e eeuw werd aangeplant. In 1882 werden de jachtrechten in het gebied verpacht door de familie Van Wijlick. Op de wegenkaart van 1901 wordt het gebied foutief aangegeven als Breukelen.

Foto: Loe Giesen
Volgens prof. Schrijnemakers kan de naam verband houden met namen als Boekoel en Bokel, een toponiem waarbij gedacht wordt aan een kleine verhoging (denk aan woorden als pukkel en poekel). Het voorzetsel 'in' wijst echter niet in deze richting.
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 18 maart 1968.

 
Beuckelendwarsweg  
Zoals de naam al aangeeft, een dwarsweg van de BEUCKELEN. Op de Smaberskaart staat de weg aangegeven als perceelsscheiding.
 
Beukels, de  
19e Eeuwse benaming (1862-1888) voor DE BEUCKELEN. In een openbare verkoop van 12 januari 1908 is sprake van hakhout in de Bovenste Beukels en de Onderste Beukels. In januari 1913 worden bovendien de Middelste Beukels genoemd.
 
BEUKELSTRAAT Smabers 10

Op de Smaberskaart aangegeven als naamloze weg vanaf de KEULSEWEG richting KROMMENHOEK.
Rechts op de foto (uit 1964) het voormalig café De Eendacht, gebouw rond 1899.

Vastgesteld na raadsvoorstel d.d. 25 juni 1934.

 
Beusdael Smabers 9
Op 24 maart 1435 werd de Klaashof inclusief 12 morgen genaamd het Boesdaell verkocht door de familie Van Kes sel bijgenaamd Van den Oever.
Op 9 januari 1627 verkocht Herman van Biessell met toestemming van zijn vrouw Grietgen ca. 1 morgen land te Offenbeck op den Bosendal gelegen. In een akte uit 1663 treffen we het toponiem aan als Buesdael, terwijl in 1699 een gedeelte van de molen van Ronckenstein werd verkocht inclusief land op het Beusdael.
Op de Smaberskaart wordt de veldnaam Beusdaell gebruikt voor een langgerekt gebied aan de westzijde begrensd door de Bercken, zwembad De Bercken en OUDE SCHANS en aan de oostzijde door de Oude Veerweg, KAPELLERWEG, PARKLAAN en OUDE BAAN. Dezelfde benaming treffen we aan op drie plaatsen in Zuid-Limburg.
 
Bierkbusken Smabers 9/62  
Op de Smaberskaart vinden we de perceelsnaam bircken pesch voor een perceel ten westen van de in 1988 verdwenen Lommerbergenweg. Blijkens een akte uit 1832, toen het Bierkbusken tot de landerijen van de Spieker behoorde, was het perceel in die tijd beplant met dennen. Het terrein maakt tegenwoordig deel uit van het bungalowpark De Lommerbergen.
 
Bijlstuk, het    
Genoemd als het Bijlstuck (1747) voor een perceel gelegen in het Obroeker Veldt, eigendom van kasteel Nieuwenbroeck. Sommige percelen werden naar aanleiding van de vorm wel omschreven als een 'beitel'.Gewoonlijk betrof het min of meer taps toelopende stukken land. Deze werden ook wel aangeduid als 'geer'.
 
Binnenweg  
Aanduiding op een VVV-kaart uit 1974 (Beesels Broek).
 
Blanckersdries  

Deze plaats speelde een belangrijke rol in de rechtspositie van het Meerlebroek en de 'Pruusse Bos', zoals blijkt uit stukken uit 1554. Indien dit nodig was kwamen 21 schepenen en oorspronkelijk 4 woudgraven hier bijeen op ein plaitz under ain den voit van den berge gelegen tegen Koninck Karlesweich, up die Steinstrait genoimpt Blanckersdriesch om recht te spreken over de gebruiksrechten op het bosgebied tussen Bracht en Swalmen.
De woudgraven waren op dat moment voor Gelderse zijde Coen Ziegers, borggraaf van Hillenraad, en Reiner van Lijmborch respektievelijk Thiel Poertgens als rentmeesters van de heren van Schin, op dat moment eigenaren van de Asselterhof. Van Gulikse zijde waren dit Spee in gen Alden Hoeve en Frederich van Agerus van Rijpshoven uit Bracht. De positie van een vijfde woudgraaf, afkomstig van het huis Wevelinckhoven, was omstreden.
In 1577 kwamen de schepenen van Kaldenkirchen, Bracht, Brüggen en Swalmen bij Blanckendriesch bijeen om afspraken te maken over het behoud van de Brachter Busch (zie verder: Brachter Grenzwald).
In een Beeselse gemeenterekening uit 1726 lezen we nog dat er op St.-Bavo (25 mei) een ton bier werd geleverd aen den Wijtten Pael.
De naam raakte waarschijnlijk in de 18e eeuw in onbruik. Op een door landmeter Smabers in 1763 vervaardigde kaart wordt tussen den Kleijnen Eijcksbergh en den Grooten Eijcksbergh de delle genoemt Blanckersdries (zie afbeelding nr. 11) aangegeven ten oosten van de PRINSENDIJK ter hoogte van grenspaal 428, waar op de hoogtekaart inderdaad een laagte te zien is. Mogelijk betreft het de laagte op onderstaande foto.

Foto: Loe Giesen

Loe Giesen: De strijd om de gemene gronden in het Gelders-Guliks grensgebied 1455-1552. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 15 (1995).

 
Blanckwater Smabers 13

Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart geldt de benaming blanck water voor het gebied ongeveer gelegen tussen de KERNENVERBINDINGSWEG (Streekweg), St.-Gerlachusdijk en MUITERDIJK. In het toch al vochtige Meerlebroek wordt dit gebied door de landmeter aangeduid als een vrijwel blank staand gebied. Met name aan de zijde van de RIJKSWEG zijn op de kaart duidelijk enkele vlaskuilen aangegeven, waarin de vlasstengels lagen te roten; hierdoor lieten de vlasvezels uit de stengels gemakkelijker los. Na het hekelen werden ze dan verder behandeld voordat ze geschikt waren voor de fabricage van linnen. Dit gebied laat op de hoogtekaart nog steeds relatief lage cijfers zien.

Zie ook: de Roteringen en de Vlaskuilen.

 
Blockenkamp    
In een processtuk uit 1622 wordt melding gemaakt van den berch tot Biesell, schietende aen den Blockenkamp. Tussen de boomgaard van jonker Holthuysen (Nieuwenbroeck) en deze berg was een voerweg vanaf het kasteel in de richting van het broek en de schietroede. Behalve deze weg liep er alleen maar een smal voetpaadje van het kasteel naar den Crutzbergh. Volgens sommigen had deze berg vroeger vol eiken gestaan, waarvan naderhand de beide Crutzbergs huijser zouden zijn gebouwd. In 1622 waren er plannen om langs de Blockenkamp een bredere weg te maken (mogelijk de VOSSENBERG of BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT). In zijn jeugd waren er ook wegen geweest, zo kon een 66-jarige getuige zich herinneren. Van het kasteel van jonker Holthuysen liep een weg langs de schuttroij door het Vennickens valderen of vanaf het huis langs de beek en zo door het Gaffels valderen. Met name deze laatste weg werd met paard en kar gebruikt; de andere was te smal voor karren en werd vrijwel uitsluitend door ruiters gebruikt en voor het drijven van vee. De getuige kon zich niet herinneren of wijlen jonker Holthuysen of de latere eigenaren van Nieuwenbroeck deze weg over den Cruijtzbergh door het veehek van de aanklager vroeger ook al gebruikt hadden of wanneer deze was aangelegd.
I
n december 1642 werd de Blocken Camp door de erfgenamen van wijlen Adam Meijers en Anna Freelichs (vermoedelijk een dochter van Wilhelm Frelichs, vermeld in 1626) verkocht aan Jan Deckers en Jenneken Vullinghx. In de landmeting van 1654 wordt Rutgher Deckers genoemd als eigenaar van land in de Bloucken Caemp. Nog in 1775 was het huis Nieuwenbroeck eigenaar van tienden in de Blockaerts Camp.
De betekenis van het toponiem is niet met zekerheid bekend: het Middelnederlandse woord 'bloc' heeft o.a. als betekenis 'omheinde akker'. Mogelijk houdt de benaming echter verband met Mathijs Blocken, een leenman van de hertog van Gelder en gehuwd met ene Hadewyge, die in 1462 getuige was van een belening met eerder tot de Hof te Rickel behorend land.  
 
Boelenhof    
De ligging van deze boerderij, genoemd in het cijnsregister van Nieuwenbroeck, is niet bekend.
 
Boermansweerd Smabers 9/1

De eerste vermelding van de Bormans grindt gelegen tegen Kessel oever in der Mazen dateert uit 1551.
Deze kleine langgerekte aanwas, gelegen tussen de Grote Weerd en het Kessels veer, vormde lange tijd een twistpunt tussen Beesel en Kessel. De naam was ontleend aan de gelijknamige familie: het sterfboek van de Munsterabdij in Roermond noemt onder 14 september o.a. Joannes Borman de Biessell. Mogelijk betreft het Jan Boermans uit Venlo, die in 1526 trouwde met Gerarda van Kessel, een van de buitenechtelijke dochters van Mathijs IV van Kessel. Zij erfden de Vicariushof in Kessel, die naar hen ook wel Boermanshof werd genoemd. In 1553 wordt een Mathijs Boermans genoemd als grondeigenaar in Beesel.
In 1589 verkocht Baetzken Borman een gedeelte van de weerd in de Maas samen met haar (man en?) voogd Gerard van Kessel genaamd Roffart aan Jacob Goyen en Elisabeth van Kessel genaamd Roffart. Gerard en Elisabeth kwamen vier jaar later een deling overeen van de hoff 'op gen Graiff' te Kessel.
Op 19 maart 1619 verklaarde Johan van Doenre met toestemming van zijn vrouw dat hij ten behoeve van zijn kinderen Johan en Maria afzag van zijn rechten op vruchtgebruik op een weerd beneden Biessell tegenover Kessel, genaamd Bourmansweerd. Zijn kinderen hadden ingevolg vonnis van het Hof van Gelder een lening moeten opnemen, terwijl het huis waarin hun vader woonde wegens bouwvalligheid moest worden gerepareerd. De weerd werd verkocht aan Caspar van Merwijck te Kessel.
In 1619 en 1620 werden voor het Hof van Gelder te Roermond uitvoerige processen gevoerd over de rechten op deze Kleine Weerd in de Maas.
Op 27 oktober 1631 kwam de kleine weerd genaamd Johan van Doerne Weijrdt ter sprake tijdens een zogenaamd voogdgeding, waarbij allerlei problemen van algemene aard werden besproken. Omdat de weerd niet door middel van hekken was afgemaakt, liepen de schapen die op de 'gemeinte' graasden over naar deze aanwas of griend, waar ze vervolgens door de pachter van de weerd werden gepand. De schade die hierdoor ontstond kwam volgens de benadeelden uitsluitend door het niet afmaken van de griend. Zou deze niet worden omheind, dan eisten de naburen dat de schapen ook niet zouden kunnen worden gepand. Kennelijk werd het hek geplaatst, want tijdens het voogdgeding van november 1649 klaagden de naburen van Leeven dat 'die van Kessel' het hek bij de Kleijnen Weerdt veel te ver naar voren hadden gezet.
De gemeente Beesel zag wel wat in de groei van het Beeselse territorium; met name de grondbelasting was lucratief. De eigenaren waren minder gecharmeerd van deze ideeën en weigerden hun medewerking. Hierop spande de gemeente een proces aan tegen Ernest van Bokop en diens vrouw Catharina van Merwijck, die hun zaak lieten verdedigen door Catharina's broer Willem van Merwijck. De Beeselse regeerders en geërfden eisten dat de belasting van de Cleynen Weerdt tegenover het Huys Kessel volgens het 'zwaar' tarief moest zijn. Van Merwijck bestreed dit en stelde dat de weerd niet eens onder Beesel lag; bovendien kon de aanwas volgens hem niet zwaarder dan 'licht' worden belast, omdat deze behoorlijk hoog was en op enkele plaatsen slechts uit zand bestond. Om uit deze impasse te komen, werden op 10 juni 1667 afspraken. De Cleijnen Weerdt tegens Kessel geleghen zou voortaan, al naar gelang het aantal morgens zoals dit na de laatste generale meting van het kerspel Beesel in het boender- of meetboek was vastgelegd, in Beesel belasting verschuldigd zijn tegen het tarief voor 'middellandt', zonder dat de weerd zou worden aangeslagen voor een bijdrage in de laatste gemeenteschulden.

Foto: Loe Giesen

Indien de Maas een deel van deze weerd zou afspoelen, dan zouden de schattingen in gelijke mate afnemen; indien er aanwas plaats zou vinden, dan zou de schatting evenredig toenemen.
Door dit akkoord zou het Huys Kessel niet worden aangetast in het recht en bezit van de jacht op deze weerd. Bovendien zou deze overeenkomst los staan van door Kessel geclaimde rechten op deze weerd.
Op 20 september 1680 gaf Catharina van Merwijck, weduwe van Ernest van Boecop, heer te Bouenbergh en Birgell, de weerd genaamd Jan van Deurs Weerdt, aan haar neef Caspar van Merwijck, zoon van haar oudste broer. Op 30 september 1680 droeg de peettante Jan van Deurs weerdt, gelegen tegenover het huis van Kessel en grenzend aan de Grooten Weerdt, officieel over aan de heer van Kessel.

Loe Giesen: De Kleine Weerd tegenover Kessel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 14 (1994).

 
Bongaertsgoed    
Op 30 mei 1660 legde Maes op ten Bongaerdt de leeneed af voor het Nieuwenbroeckse onderleen genaamd Bongaerdts, eertijds geheeten van Uffels goedt aan het Bussereyndt.
De naam zal zijn ontleend aan de aanwezigheid van een boomgaard, of aan de familienaam Bongaerts, een van de oudste familienamen in Beesel.
Op 14 april 1749 verkochten Dries Janssen en zijn vrouw Jenneken Bongarts huis en hof genaamd den Bongaert aan het Bussereijnde gelegen aan Peter Bongarts en Mettien Snijders.
 
Bongart, de    
In 1625 probeerden Peter Lehnen en zijn vrouw Hilken hun bezittingen in Rijkel te verkopen aan Gerhardt Naelen en diens vrouw Jutte. Het ging om hun gedeelte van de Bongart, met schuur, bakoven en houtgewas, plus een stuk grond in de Wevelskamp. De verkoop ging echter niet door. Hein Lehnen maakte gebruik van zijn 'beschudrecht', een voorkeurspositie voor verwanten en omwonenden die bedoeld was om bezittingen binnen de familie of binnen de dorpsgemeenschap te houden.
Hein Leenen (die we later aantreffen als bewoner van Jan Jennekens goed) verkocht vermoedelijk dit goed op 30 april 1628 aan Maes te Hoesten. Maar ook ditmaal werd gebruik gemaakt van het beschudrecht, en zo werd Henderick Langerbeins op 20 oktober 1630 beleend met Leinengoed te Ryckell.
In het midden van de 17e eeuw werd het huisje eigendom van Gerat (ook wel als Sluysen vermeld, mogelijk de achternaam van zijn vrouw), Nelis en Jenneken Langerbeens. Nelis Langerbeens en zijn vrouw Jenneken Adams verkochten hun landerijen te Rijkel in 1686 aan Jen Langerbeens en haar man Geurt Luttels uit Melyck. Luttels en zijn zwagers worden genoemd als belastingbetalers in Rijkel in 1669. Samen worden ze in 1678 genoemd als erfgenamen van Thijs Ingels en Trinken in de Bardesaen. Op 30 juli 1711 maakte Johan Langerbeens in Rijkel zijn testament op.
Op de Smaberskaart (1781) vinden we de benaming op den Boomgaert voor een ruim 5 morgen groot perceel op de hoek RIJKEL/KLERKENHOFWEG.

Zie ook: Tiend Boomgaard.                                                      smabers 1/120

 
Bongerd, herberg de  

Herberg de Bongerd is genoemd naar de boomgaard waarin deze hoeve ooit werd gebouwd. In 1781 was deze boomgaard nog eigendom van Peter Meuter, die op de hoek van de BURGEMEESTER MEUTERLAAN woonde. Ook op de wegenkaart van 1844 is hier nog geen gebouw te zien. Mogelijk werd het pand gebouwd door Joannes Arnold Meuter (1798-1882) en zijn vrouw Anna Gertrudis Meuter (1794-1877).

 

Foto: Loe GiesenHet is ook mogelijk dat hun zoon Clemens Meuter (1834-1913) en zijn vrouw Joanna Mechtilda Huberta Heldens de boerderij lieten bouwen. Hun jongste dochter trouwde met Petrus Hubertus Heuvelmans; in 1906 waren zij de eigenaren. In 1972 werd de schuur verbouwd tot drogisterij. Bij de verbouwing in 2005-2006 werd dit gebouw gesloopt en op dezelfde plaats verscheen een bouwwerk dat meer evenwicht bood met het woonhuis en bovendien beter voldeed aan de exploitatie-eisen.

 
Bonte Paal, de    
Op 23 februari 1887 verkocht de weduwe F. Beelen dennenhout en strooisel te Reuver aan den bonten paal. De bijeenkomst voor de verkoop vond plaats bij Naad Franssen. In 1888 werd een perceel heide aan de Bontenpaal (C 910) openbaar verkocht. De exacte locatie is niet bekend. Mogelijk wordt de Grijze Paal bedoeld.
 
Boomgaard, de Smabers 8/46
Benaming (1832) den Boomgaart voor een perceel bouwland behorend tot de Spieker. De grond grensde aan de KESSELSEWEG niet ver van de Spiekerzijweg. Waarschijnlijk betreft het de boomgaard ten westen van de Spieker gelegen op de Smaberskaart.
 
Borgkamp Smabers 1
Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart treffen we de veldnaam Borgh camp aan voor het gebied begrensd door KLERKENHOFWEG, RIJKEL en een denkbeeldige lijn tussen Eijnderhof en Klerkenhof. Borg is verwant aan het Latijnse woord 'burgus', wachttoren. Hoewel niet ver van de Borgkamp Romeinse bouwresten zijn gevonden, is het hoogst onzeker of het hier, aan de rand van de Maas, om zo'n militaire wachtpost gaat. De Germaanse vorm 'burg' schijnt als grondbetekenis 'hoogte' of 'omheining' te hebben gehad. De naam lijkt hiermee te wijzen op een vorm van versterking, hoewel dit door geen enkele bron wordt bevestigd.

 

 
Borgstraat Smabers 1

Foto: Loe Giesen

Foto: Loe GiesenDe Borghstraet wordt voor het eerst vermeld in 1664. Op de Smaberskaart geldt de straatnaam Borgh straet voor RIJKEL tussen ST.-ANTONIUSSTRAAT en KLERKENHOFWEG. Hier woonden 1781 Peter Luttels, Joannes Vosbeeck, Jenneken Bode, Anthoin van den Broeck en Peter Geraedts.

In 1775 verkochten de erfgenamen van Peter Mooren en Jenneken Geraets een huis te Rijkel aan Anton van den Broeck en Catrijna Engelen. In de koopakte werd bepaald dat Daniel Mooren de kamer mocht behouden "alwaer hij tegenwoordigh sijne slaepstede heeft". In 1779 nam Jenneken Bode, weduwe van Gisbert Engelen, geld op van het echtpaar Van den Broeck, met als onderpand haar huis aan de noordzijde van de Borgstraat.
De landmeters Tranchot en Von Müffling (1803-1828) geven dit gedeelte van RIJKEL aan als Burgstraet. In latere registers van wegen wordt de weg vermeld als Borgerstraat (1843, 1897, 1901) en Borgstraat door Rickel naar Neerder Vheer (1862).

In het pand geheel links op bovenstaande foto was in het begin van de 20e eeuw een boterfabriekje gevestigd.

 
Bosch, hof tgenen    
Op 6 februari 1452 verkocht Thys van ghenen Bosch met toestemming van zijn vrouw Kathrynen de van zijn ouders geërfde hof Tgenenbosch in Besell 'mit synre tymmeringen, huysinge ende lande' aan Roermondenaar Derick van Beesel en diens vrouw Gaerstaele. Geheel volgens landsgebruik was de verkoop zes weken en drie dagen voor de verkoopdag in de kerk van Beesel aangekondigd.
In de Pondschatting uit 1468 vinden we achter elkaar Tylman van den Boysch, Dericks hoff van Biesel en Lyet aen den Boyssch vermeld in Bussereind.
 
Bosakkerweg Smabers 11/92-93
Zandweg nabij de Witte Steen aan de noordzijde van de KEULSEWEG. Op de Smaberskaart staat de weg aangegeven als perceelsgrens.
 
Bösdaelhof    

Foto: Loe Giesen

Deze bejaardenwoningen bij RUSTOORD worden in de wandeling ook wel 't Vaticaan genoemd.

 
Bösdaellaan  
Foto: Loe GiesenOp 17 april 1948 werd de benaming voor de weg gelegen tussen Molenkerkpad (KAREL DOORMANLAAN) en de ingang van het Sportpark Bösdael vastgesteld als Bösdaellaan. Na de aanleg van RUSTOORD werd de naam in 1964, naar aanleiding van klachten over de ontoegankelijkheid van de huisnummering, gedeeltelijk gewijzigd.

Zie ook: Beusdael en RUSTOORD.

 
BÖSDAELWEG  
Fotobewerking: Loe Giesen, 2009Bij raadsbesluit d.d. 18 maart 1968 vastgestelde benaming voor de verbindingsweg tussen PARKLAAN en BERKENWEG. Langs deze weg liggen sporthal De Schans en openluchtzwembad De Bercken. Op de gevel van deze sporthal prijkt een kunstwerk van Piet Schoenmakers.
 
Bosmanshof, Meester  

Foto: Loe Giesen

Op de plaats van het voormalige sportcomplex Bösdael langs de PARKLAAN verrees in 2007 een uitgebreid woningencomplex. Om de naam van de oprichter van het verdwenen sportpark in herinnering te houden, kreeg deze zijstraat van de PARKLAAN de naam MEESTER BOSMANSHOF.

Op de foto v.l.n.r. staand de onderwijzers Bosman, Steeghs, Korsten, Aquarius, Rassaert en Strous. Zittend: Theunissen en Verstappen.

 
Bosserheide  
In 1784 verkocht de advokaat Van den Broek enkele percelen nabij de Witte Steen, samen aangeduid als de Bosscher Heijde. De afzonderlijke percelen waren niet afgepaald en ook niet apart ingemeten. Daarom begon de openbare verkoop vanaf de berg, tot aan de rand van het broek. In latere akten wordt dit gebied ook wel aangeduid als de Omwalde Heide.
 
BOSWEG, OUDE  
Zijstraat van de BUSSEREINDSEWEG, parallel aan de spoorlijn. De benaming is ontleend aan de vroegere aanwezigheid van bossen. Tot hier lag vroeger aan weerszijden van de Rayerveldweg het zogenaamde 'Pietebos'.
De weg staat niet aangegeven op de Smaberskaart.
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 21 mei 1973.
 
BOTERBLOEMSTRAAT  
Boterbloem is de Nederlandse naam voor de meeste in Nederland voorkomende soorten van het geslacht Ranunculus. De diverse soorten komen vooral voor in weilanden en op akkers.
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 juni 1979.
 
Bovensteweg  
Voormalige benaming voor BAKHEIDE in het Beesels broek. De weg wordt als zodanig o.a. vermeld op een VVV-kaart uit 1974.

Zie: BAKHEIDE en HOORNPOST.

 
Brachter Grenzwald  

De bossen ten oosten van de gemeente Beesel worden wel aangeduid als Brachter Grenzwald, Brachter Wald of Reichswald. In de wandeling spreekt men van 'de Pruusse Bos'. Eeuwenlang vormde dit bos- en heidegebied een brede buffer tussen Gelre en Gulik. Het gebied maakt nu deel uit van het Naturpark Maas-Schwalm-Nette (NL: Grenspark Maas-Swalm-Nette), een bijna 10.000 ha groot natuurgebied aan weerszijden van de grens. Ehemaliges Munitionslager Brüggen - Naturschutzgebiet Brachter Wald

Foto's: Loe Giesen

Het gebied was dan wel eeuwenlang tamelijk afgelegen, daarom werd het echter niet minder intensief gebruikt. Op instigatie van Frans van Holtmeulen, amptman van Brüggen, en Joachim Haag, voogd aldaar, werd op 5 mei 1577 door schepenen van Kaldenkirchen, Bracht, Brüggen en Swalmen, daartoe bijeengeroepen bij Blanckendriesch, bepaald dat het gebruik van de Brachter Busch door de inwoners van genoemde kerspel voor de tijd van twaalf aansluitende jaren zou worden beperkt, om zo de ernstige achteruitgang van het gebied een halt toe te roepen.
Op het kappen van eiken, beuken en ander hout en het afvoeren met kruiwagen of paard en kar werden geldboetes gesteld, met voor overtredingen begaan op zon- en feestdagen zelfs dubbele bedragen. Overtredingen begaan tussen zonsondergang en zonsopgang zouden apart bestraft worden. Het was steenbakkers niet langer toegestaan om heide te houwen voor de ovens; ook het oude gebruik om bij een bruiloft hout uit het bos als huwelijksgeschenk te geven, werd voor twaalf jaar verboden. Onder het voorwendsel van armoede was in het verleden vaak ten onrechte hout gehaald; daarom werd ook dit voor de komende jaren verboden. Niemand zou van dit verbod worden uitgezonderd en de boswachters zouden overtreders desnoods volgen tot in hun huis. Alleen in uitzonderlijke gevallen, dit naar oordeel van de volledige schepenbank van genoemde plaatsen, mocht nog hout worden gehaald, en dan nog uitsluitend op aanwijzing van beëdigde boswachters.

Tegenwoordig zijn vooral de sporen van de 20e eeuw goed zichtbaar. Na de Tweede Wereldoorlog werd hier een Brits munitiedepot (1948-1996) gevestigd, een van de grootste depots in Europa, waar o.a. nucleaire wapens waren opgeslagen. Een brandtoren draagt als jaartal 1943 en werd dus al eerder gebouwd, nog tijdens de oorlogsjaren.

Foto's: Loe GiesenNadat de Britten het depot ontruimden, werden de barakken en loodsen gesloopt. Het immense terrein werd daarna teruggeven aan de natuur, die hier goed haar herstellend vermogen laat zien. Herten en wilde zwijnen hebben er een veilig thuis gevonden. Na de openstelling van het voormalige depot zijn ze snel gewend geraakt aan de vele bezoekers - vooral wandelaars en fietsers - die hier dagelijks rust zoeken en vinden. Vanaf de Witte Steen leidt een pad naar een van de toegangshekken. Van hieruit ook verzorgt een werkgroep van Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal geregeld rondleidingen.

Grote aarden wallen, waarbinnen ooit de opslagloodsen stonden en die de gevolgen van ongewenste explosies moesten beperken, blijven echter een duidelijk zichtbare herinnering aan de vroegere functie van het gebied. De hardstenen paaltjes die we her en der aantreffen, worden gebruikt voor zogenaamde driehoeksmeting.

Foto: Loe Giesen

Friedrich Wilhelm Stroucken: Over het Britse munitiedepot in Bracht en Brüggen (1948-1996). In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 23 (2003).
Henk Kolkman: Smalspoor in het Maas- en Swalmdal. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 23 (2003).

 
Branderij, de Smabers

Om uit onverdeeldheid te raken werden in 1861 enkele onroerende goederen te koop aangeboden door de erfgenamen van herbergier Gisbertus Theodorus Stoffels en zijn vrouw Maria Helena Luijmes. Naast vele landerijen betrof het een huis te Reuver (sectie B 438) plus de boerderij genaamd de Branderij bestaande uit huis, schuur, stallingen, brouwerij en werkhuis (sectie D 724, 725 en 726).

De Roermondenaar, 16 november 1861.

Volgens de kadastrale minuutplans van 1843 betreft het enkele gebouwen aan weerszijden van de huidige RIJKSWEG. In de aankondiging van de openbare verkoop worden nog vele andere Reuverse toponiemen genoemd.

 
BRANDSMALAAN, TITUS  

De karmeliet Titus Brandsma (eigenlijke naam Anno Sjoerd; 1881-1942) was een vooraanstaand kenner van de mystiek en van de geschiedenis van het kerkelijk leven in Nederland. Als geestelijk adviseur van enkele katholieke dagbladen gaf hij in 1942 het advies elke propaganda van de NSB te weigeren. Hierop werd hij gevangen genomen. Hij overleed in het concentratiekamp te Dachau. In Rome werd later een proces tot zaligverklaring ingeleid.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. ...

 
Braomelebos Smabers 9/93-98

Foto: Loe GiesenHet veelvuldig voorkomen van braamstruiken (braomele) gaf aanleiding tot deze naam. Het betreft een klein gedeelte van de stuifduinen, tussen de Oude Maas en de BERKENWEG. De naam werd vooral vóór de Tweede Wereldoorlog algemeen gebruikt door de jeugd van buurt Leeuwen. De taaie stengels van de braam werden vroeger gebruikt voor het binden van bijenkorven. In het Braomelebos zijn nog de loopgraven en tankgrachten te zien (zie foto) die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog.

Sjra Vintcent: Achtduizend landmijnen in Reuver en Beesel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 12 (1992).

 
Brede Maas Smabers 9

Foto: Loe GiesenIn 1648 verkochten de eigenaren van de Zang een ½ bunder land, gelegen aan een weide in de Oe en aan de Breijde Mase, aan jonker Willem van Merwijck, heer van Kessel. Tijdens het voogdgeding van november 1649 klaagden de bewoners van Leeven dat de Mirgelwech al maar smaller werd; zij stelden voor om deze weg en de weg langs de Breij Maes weer te verbreden tot 2 roeden, zoals hij altijd was geweest. Vrijwel zeker wordt de Oude Maas bij de Weerd bedoeld.

Op de foto links het noordelijk gedeelte van wat ooit een brede Maasarm was, met op de achtergrond hoeve De Weerd.

 

 
Breemencamp Smabers 3
Op de Smaberskaart wordt de veldnaam Breemen Camp gebruikt voor een driehoekig veld begrensd door RIJKEL, Vissersweg en GUBBELSWEG. In een akte van juli 1781, opgemaakt enkele maanden na de vervaardiging van deze kaart, wordt deze ontginning Brummen Camp genoemd. De naam is dan ook vermoedelijk afgeleid van het voorkomen van brem.
 
BREMSTRAAT  
Heester uit de familie van de Papilionaceeën. De plant komt vooral voor op zandgrond en in heidegebied. De dunne maar taaie takken werden vroeger veel gebruikt om bezems van te maken. Het Engelse woord voor bezem, 'broom', werd zelfs aan deze plant ontleend. 'Bremer' of 'bremmer' was vroeger een ander woord voor bezemmaker. De familienaam Bremmers is dan ook een aardig voorbeeld van een van de vele namen die herinneren aan een oud beroep. Een blik in het telefoonboek levert nog meer namen op, zoals Beckers (bakker), Brauer of Brouwer, Clerx (klerk), Cremers (kremer), Cuypers (kuipenmaker), Curvers (korvenmaker), Custers (koster), Dorsers (dorser), Koopmans, Muller (molenaar), Ramakers (radmaker), Smeets (smid), Schreurs en Snijders (kleermaker), Timmermans en Wevers (wever).
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 mei 1964.
 
Brigittenschans Smabers 9/106

Foto: Loe GiesenDe enige vermelding van de benaming Brigitten schans dateert uit een verkoop uit 1645, waarin de schans zijdelings genoemd wordt. Het aarden fort werd waarschijnlijk voltooid op 1 februari 1579, de feestdag van de heilige Brigitta. Bij de Spanjaarden, die deze versterking opwierpen ter verdediging van een schipbrug over de Maas, was het vrij gebruikelijk om de naam van een heilige te verbinden aan een bouwwerk. Later werd de schans ook wel Bentheimer schans, Dode Schans, Hooischans en Batavieregaat genoemd.

 
BRIGITTESTRAAT, FORT  

Genoemd naar de Brigittenschans, in de 17e eeuw ook wel aangeduid als Fort St.-Brigitte of Camp St.-Brigitte.
Brigitta was een Ierse prinses die leefde in de 6e eeuw. Zij is de beschermheilige van Ierland, de paarden en het vee. Op sommige plaatsen in Limburg werd vroeger een Brigittaboom (een denneboom) opgericht op 2e Pinksterdag. In Beesel is dit gebruik voor zover bekend nooit in zwang geweest.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 16 augustus 1971.

Wiel Luys: De veldtocht van Parma in 1579 en de schans St.-Brigitte te Reuver. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 6 (1986).

 
Brink, verzorginghuis De  
Een brink is het erf om een boerderij, maar ook een dorpsplein. De naam werd dan ook gekozen omdat het verzorgingshuis aan de BROEKLAAN ook een ontmoetingsplaats beoogt te zijn. Kennelijk ontbrak ten tijde van de naamgeving de inspiratie om een streekeigen naam te bedenken.

 

 
Broeckerhof of Hof tgen Broeck Smabers 6/11
De uitleg die wordt gegeven aan herkomst en betekenis van het woord 'broek' varieert sterk. Het Keltische woord 'brogilo' zou zoiets betekenen als 'omheind stuk struikgewas' of 'bos voor de jacht'. Het Gallische 'broga' daarentegen betekende 'akker'. Het Westgermaans kent een vorm 'broka' en in het Oudhoogduits vinden we 'bruoh' in de betekenis van 'moerasland'. Dit laatste komt het meest overeen met de huidige betekenis.
De Broeckerhof was de voorloper van het huidige kasteel Nieuwenbroeck. De boerderij lijkt te worden genoemd in een beleningsakte uit 1410, waarbij Oele van Holtmolen door de graaf van Bentheim werd beleend met zowel de hof Tgen Roede als het goed genaamd Ten Broke in Beesel.
Over de eerste met zekerheid bekende eigenaren van de voorganger van Nieuwenbroeck zijn nog diverse onduidelijkheden, zodat de volgende gegevens onder voorbehoud worden gegeven.
Op 14 augustus 1443 werd de rector van het klooster Maria Weide uit Venlo door Johan van Holthuysen beleend met de tienden van Beesel. Vermoedelijk betreft dit een zoon van Johan van Holthuysen († ca. 1424) en Isabelle van Krieckenbeck bijgenaamd van Brempt.
Johan was getrouwd met Elisabeth van Ruremunde. Op 14 mei 1430 werd hij samen met zijn neef Reiner van Brempt beleend met het huis Krieckenbeck, dat door Isabella van Krieckenbeck in de familie Van Holthuysen was gebracht.
De eerste waarvan met zekerheid bekend is dat hij eigenaar was van de boerderij, is Willem van Holthuysen. Hij werd in 1424 reeds door de hertog van Gelder beleend met het kasteel van Krieckenbeck. Willem van Holthuysen, gehuwd met Gertruda van Haeften, was deurwaarder van hertog Arnold van Gelder. Deze stond in 1435 bij hem in het krijt wegens paarden die Van Holthuysen in dienst van de hertog had verloren. Een jaar later ontving hij de makelaardij van Venlo als beloning voor zijn diensten aan de hertog. In 1444 kocht hij van Margriet van Kessel genaamd van Wambeke, echtgenote van Vastart van Oploe, de hof In gen Winckel bij Hinsbeck.
Op 16 maart 1458, de vooravond van Sint Geertrui, verkochten Sybrecht van Kessel (vergelijk: hoverheide en Nederhoeven), zijn vrouw Margriet van Hompesch en hun zoon Johan van Kessel de helft van hun hof genaamd Tghienen Broick met toebehoren aan Willem van Holthusen, die op dat moment reeds eigenaar was van de andere helft.
Willem had in ieder geval een broer, Reiner, die hem na zijn overlijden in 1466 opvolgde als leenman van de hof In gen Winckel bij Hinsbeck. Waarschijnlijk was hij ook verwant aan Sophia of Feye van Holthuysen, tussen 1429 en 1474 genoemd als echtgenote respektievelijk weduwe van Alart van Bueren (zie: Buerense Laathof). Reyner van Brempt den Jongen, die de verkoop mede bezegelde, wordt in de akte 'lieven zoen ende eydam' (schoonzoon) genoemd. Hij was gehuwd met Catharina van Kessel. Deze dochter van Sibert van Kessel was in 1456 eigenaresse geworden van de Grote Hoeve in Belfeld. In 1465 werd Reiner van Brempt de Jonge door de hertog met de latere Patershoof beleend.
Willems broer Reinier trouwde met Gebel van Holthuysen, een dochter van de Venlose schepen Renier Mertenszoon van Holthuysen en Gebel van Stalbergen. Hij wordt in 1468 onder Besel vermeld in de Pondschatting.
Op 12 mei 1503 schonk Renier van Holthuysen aan het klooster Maria Weide de tiende van Beesel, het 2/3 deel van de smalle tiende en 5 morgen land gelegen langs de Maas bij Venlo. Na het overlijden van Gebel hertrouwde Reinier met Johanna van Blitterswijk.
Reinier had meerdere kinderen. Van zoon Willem is verder weinig bekend, terwijl Derich voor het laatst genoemd wordt in 1509. Fradmich huwde op 29 september 1529 met Sofia van der Dorneburg. Margaretha was gehuwd met Karle Spee, en Juliana met Hartwarth Stael. Zoon Helwich trouwde in 1426 met Anna van Siegenhoven.
In 1535 overleed Renier van Holthuysen. Op 31 juli 1537 sloten zijn kinderen een akte van deling. De Aldenkrieckenbeck genaamd Bueresche goed met hoeve en molen te Leuth (Dld.), boerderij Ten Broeck in Beesel, de Woesten Hoeff te Grefrath en de helft van de laten van Broekhuizervorst en Swolgen kwamen via deze erfdeling in handen van Helwich van Holthuysen en zijn vrouw Anna van Siegenhoven.

Zie ook: Raederhof en Nieuwenbroeck.

 
Broekheuvel, de Smabers 4

Deze heuvel vormde een van de oriëntatiepunten bij de vaststelling van de gemeentegrenzen tussen Swalmen en Beesel. De Bruchhovell of Bruckhovell lag aan de huidige EIKENBROEKLAAN (de Groenenwech en de Nuwen Wech) tussen het Swalmer en Beeselse broek.
Na een schouwing van de gemeentegrens op 5 november 1554 meldde de scholtis later: ... al over den Nien Wech sint wir gekomen, ain ein alde koitstat genant Broickhoevel, ain beiden sieden tusschen kleinen eilsen struicken, die gemeinde beider kirspelen scheidende ... In de transportprotocollen van Swalmen wordt in 1625 melding gemaakt van een stuk land op de Breugkhoevel. Ook in de zogenaamde Waldrol van 1678 wordt de Bruckhoevel of Bruckhovell genoemd.

Foto: Loe Giesen

Op de Smaberskaart staat de benaming den Bruckheuvel voor een perceel aan de Swalmer zijde van de EIKENBROEKLAAN in het Swalmer Schoolbroek. In een krantenbericht uit 1862 wordt de Brugheuvel bij het Swalmer Schoolbroek nog genoemd.
 
BROEKLAAN Smabers 12

Op de Smaberskaart loopt vanaf de huidige WILHELMINALAAN een weg ongeveer via het tracé van de BROEKLAAN ten noorden van de Benheuvel tot ongeveer aan Sebastopol. Over de Schelkensbeek lag een houten brug. Na een voorstel van 25 juni 1934 werd de naam vastgesteld voor deze weg via overweg en 'Pannenschop' tot in het Broek. Na de sloop van het voormalige fabriekencomplex Janssen-Willemsen werd de benaming in een raadsvergadering van 21 november 1988 gehandhaafd voor de weg vanaf de WILHELMINALAAN, over de spoorlijn aan weerszijden van het geplande gemeenschapshuis tot aan de MARIASTRAAT. Het tracé werd in 1990 vanaf de spoorwegovergang gedeeltelijk verlegd in verband met de bouw van het nieuwe gemeenschapshuis.

Aan de BROEKLAAN, op slechts een steenworp van het in 1865 gebouwde spoorwegstation, lagen decenia lang de gebouwen van gresbuizenfabriek Janssen-Willemsen. "Dat in deze gemeente met name te Reuver de industrie nog steeds vooruitgaande is bewijst wel dat de firma Janssen en Willemsen aan hunne gresbuizenfabriek alhier weer een grooten dubbelen oven heeft laten bijbouwen en een gedeelte der bestaande fabriek met een verdieping heeft laten optrekken en tevens ook het nog steeds uit andere gemeenten heen trekken van arbeidersgezinnen", aldus de Nieuwe Venlosche Courant in 1910.

Foto: Archief Gemeente Beesel.

Iets verderop, aan de noordzijde van de weg op de kruising met de latere MARIASTRAAT, perceel D1533, lag al in 1901 (wegenkaart) de pannenfabriek van Arnoldus Niemans. Het terrein met de gebouwen werd in 1907 te koop aangeboden door zijn weduwe.

Op onderstaande luchtfoto de betonwarenfabriek aan de BROEKLAAN, eigendom van de familie Henskens. Helemaal links in beeld de woning van de familie Heuts. Het braakliggende terrein ernaast was bij de jeugd jarenlang bekend als 't Heuts.

Voor de aanleg van de A73 had de BROEKLAAN een ononderbroken lengte van ongeveer 2900 meter. Het was daarmee een van de langste straten van de gemeente Beesel.

Gemeentearchief Beesel

 
Broekloop  
Google Maps
De Broekloop wordt diverse malen genoemd in verslagen over de waterlossingen. In 1926 werd de beek verbreed tot 2,5 à 3 meter, terwijl de 125 canadabomen werden gerooid en verkocht.
 
Broekstraat Smabers 6
Foto: Loe GiesenZie: BUSSEREINDSEWEG.
 
BROEKWEG  

Foto: Loe GiesenVerbindingsweg tussen KEULSEWEG en BROEKLAAN, ten oosten van de Streekweg. Op de Smaberskaart komt de weg niet voor.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 mei 1964.

 
Bronshout Smabers 3/276
Benaming voor enkele bospercelen nabij de Bakheide tussen VOSSENBERG en HOORNPOST; tegenwoordig ook de benaming voor het aldaar gelegen tenniscomplex. De benaming is een verbastering van Barons Hout, eertijds eigendom van baron Van Splinter.
 
Bruijns Maas, de Smabers 2

Foto: Loe Giesen

De enige schriftelijke vermelding van land in het Overbroekervelt aan de Bruijns Maze dateert uit 1793 en heeft betrekking op de Maas enkele honderden meter ten noorden van Ouddorp, ter hoogte van paal 93. Ook nu nog wordt de benaming 'Bruns Maas' door oudere Beeselnaren gebruikt.
Deze benaming is ontleend aan Frans Lambert de Bruijn, in 1669 genoemd als voormalig admodiateur van Zijne Majesteits rechten op de Maas. In deze hoedanigheid had hij het in 1666 aan de stok met de kasteelheer van Hillenraad in Swalmen, wegens diens tol die in Kessel werd geheven. In 1687 verpandden Frans Lambert de Bruijn en zijn vrouw Anna Conincx een stuk hooiland tussen de Maas en de Synter Baenen wegh nabij Ouddorp.

 
Buegels goed  
In 1568 trouwde de Venlose schepen Johan van Buegel met Mechtildis van Cruchten, dochter van de eigenaar van hoeve de Zang (zie aldaar). Zodoende werd hij, samen met zijn zwager Goddart van Cruchten, op het eind van de 16e eeuw ook mede-eigenaar van deze oude boerderij in de buurtschap Leeuwen. In 1617 hertrouwde hij met Anna Ingenhoven. In oude lijsten wordt jonker of 'meister' Buegel (ook wel: Bugel of Beugel) geregeld vermeld.
In een akte van 4 februari 1611 is sprake van land in de Wilder Hoeven naast de Buegelswech. In 1613 werd grond verkocht in de Wilder Hoven aan de Heerstraeten naast de heide gelegen, met de korte zijden grenzend aan Buegels goed en aan diezelfde heide. Het is niet uitgesloten dat hier een voorloper van de Wilde Hoeve wordt bedoeld.
 
Buerense laathof    

Voor een algemene inleiding op het begrip laathof zie de inleiding. De Hof tot Lewen had o.a. een maal- en visrecht. De laten waren dan ook verplicht om hun graan te laten malen op de Molen van Offenbeck, in het Foekebroek gelegen. Elk jaar kwamen de laten op de eerste zondag na Pinksteren in een soort rechtszitting bijeen om hun rechten te 'wroegen' en hun klachten kenbaar te maken.
De eerste leenman van de Hof tot Leeuwen, een leengoed van de hertogen van Gelre, was de ridder Johan die Roever. Deze zoon uit een Bosche magistraatsfamilie was gehuwd met Margrete van Breede, erfdochter van het adellijk huis (Maas)Bree. Johan legde de leeneed in 1394 niet af voor zichzelf, maar voor zijn zwager Heinrick van Wisschel. Zijn zoon Stass (Eustachius of Stephanus) de Roever was lange tijd pastoor in Maasbree, terwijl zijn andere zoon Willem Brant hem opvolgde als heer van Maasbree. Een derde zoon, Zacheus, wordt in 1428 samen met zijn broer Stas genoemd. Johan de Roever had dan ook geen persoonlijke belangen van betekenis in de gemeente Beesel, zoals tot voor enkele jaren algemeen werd aangenomen. Vermoedelijk was zijn schoonvader Brant van Breede vóór hem leenman. In 1403 werden zijn zwager en schoonzus, Henrich van Wisschel en Catrijne van Breede, door hertog Reynalt beleend. Zij verklaarden in 1407 dat zij aan enkele laten die aen ghen Loee (Geloo in Belfeld) woonden, als dank voor aan hen bewezen diensten enkele zogenaamde lijfgewinsgoederen uit den Hove van Lewen hadden overgedragen in erftijnsrecht. Hetzelfde gebeurde in 1410 met goederen in Ouddorp en Leeuwen gelegen. Volgens de Gelderse leenaktenboeken werd Johan van Harve in 1415 beleend met een erfcijns van 30 malder (bijna 5000 liter) rogge per jaar uit den moelen to Leuwen bij Harve gelegen. Deze vermelding berust echter op een fout van de toenmalige leengriffier en heeft betrekking op een gelijknamige molen in Duitsland, genoemd in een akte van 14 februari 1376. Johan de Rover overleed waarschijnlijk eind 1429 of kort daarna.

Familiewapen Van BuerenIn 1424 werd de Schei gescheiden van de rest van de Hof tot Leeuwen. Deze afscheiding van de laathof heeft mogelijk een tamelijk lange voorgeschiedenis gehad: In 1366 trouwde Geertruidt van Wisschel met Heinrich Roest van Krieckenbeck. Na het overlijden van haar eerste man hertrouwde zij vóór 1377 met Johan van Bueren, de Heer van Arcen. Uit dit tweede huwelijk werden drie zonen geboren: Johan, Allard en Otto. De twee dochters uit Geertruids eerste huwelijk, Paza en Jutta, eisten na dit tweede huwelijk hun moeders bruidschat op. Om hun eis kracht bij te zetten dreigden ze hun rechten over te dragen aan de hertog van Gelre.
Op 1 augustus 1424 werd Otto van Buren van Aerssen, een broer van Johan van Aerssen, door de hertog van Gelre beleend met de laathof. Nog geen 2 maanden later, op 29 september 1424, werd Alart van Buren van Aerssen, een andere broer, beleend.
Alart was gehuwd met Sophia of Fye van Holthuysen. In 1419 was hij door de hertog van Gelre al beleend met het goed te Aldenkrieckenbeck, waarmee Arnt van Lomme en Thijs van Holthuysen eerder beleend waren. In 1429 verkocht Alard een jaarlijkse erfpacht van 2 malder en 1 sommer rogge gevestigd op de laathof en de molen van Offenbeek aan Arnt van Lomme en diens vrouw Baetse. Deze pacht, enige tijd eigendom van Derick Menss, werd in 1599 door Heinrich van Cruchten en Adriana van Dursdael verkocht aan Heindrick van Dursdael en diens vrouw Elisabeth.
Op 3 juli 1430 verkochten Alert en Fye de molen van Rijnkenvoert bij Maasbree, die eerder eigendom was geweest van Brant van Brede. Op 10 januari 1433 gaf Allardt van Buren met toestemming van zijn laten zijn visrecht dat bij zijn Hof te Leuwen hoorde in erfcijns aan Dederich op der Maaze van Biesel. In 1448 werd Wolter van Buren als erfgenaam van Otto beleend.
In 1459 werd Fye beleend met Aldenkrieckenbeck en het gedeelte van de laathof zoals dit was afgescheiden uit de hof Tgene Scheyde. Omdat zij zelf als vrouw niet de leeneed mocht afleggen, gebeurde dit door haar plaatsvervanger of 'hulder' Gadert Van Kessel Vullingszoon. In 1467 werd Wolter van Buren door de Gelderse leenkamer volgens Zutphens leenrecht beleend met de laathof en de daarbij behorende molen te Offenbeeck en het visrecht op de Maas. Op 22 oktober 1473, enkele maanden na het aantreden van Karel de Stoute als nieuwe hertog van Gelre, vernieuwde hij deze leeneed. Zijn moeder Fye van Holthuysen liet op 30 januari 1474 de eed afleggen; in 1493 was de beurt aan Wolter. Fije werd waarschijnlijk zeer oud. In 1492 was zij overleden en werd Reiner van Holthuysen beleend met Aldenkrieckenbeck.
Op 16 januari 1511 werd Derck van Buren beleend met de Buerense laathof. Zijn erfgenaam Herman van Ossenbroeck (mogelijk een nazaat van Gerrit van Ossenbroick en Yda van Bueren) werd, mede als voogd van de kinderen van Otto van Buren, op 20 juli 1520 beleend. Op 1 april 1539 werd drost Johan van Buren beleend. Hij trouwde in 1541 met Anna van Wylich. Op 7 juni 1547 vernieuwde Johan zelf nog eenmaal de leeneed; zijn weduwe Anna van Wylack kreeg op 11 februari 1555 van de leenkamer 11 maanden uitstel voor haar minderjarige kinderen voor het afleggen van de eed. Precies een jaar later kregen de kinderen opnieuw een half jaar respijt. Zoon Otto werd op 9 mei 1556, ook al was hij nog minderjarig, beleend. In 1558-'59 was de weduwe van Johan van Buren voor de Beeselse schepenbank in een proces verwikkeld tegen Henrich Schroers, Peter Dorsser en de kerkmeesters van de St.-Lambertuskapel omdat deze niet het verschuldigde 'gewin' van haar erftijns- en lijfgewinsgoederen wensten te betalen.
Ruim vijftien jaar later kreeg de leenkamer van maar liefst drie partijen tegelijkertijd het verzoek om met de laathof te worden beleend: Christopher van Rolshusen, drost van Monschau, en diens vrouw Agnes van Wissel; Johan van Bremt en diens kinderen uit zijn huwelijk met Yda Smullinx; en Wolter van Buren en zijn moeder Anna van Wylick. Op 23 februari 1572 kregen zij te horen dat de leenkamer maar één partij wenste te belenen en dat ze dus maar voor een volmacht moesten zorgen. Uiteindelijk werd Wolter van Buren, als erfgenaam van zijn broer Otto, op 16 november beleend. In een proces tegen jonker Art van Dorsdael (de eigenaar van de Spieker) over de in 1429 verkochte erfpacht uit de molen van Offenbeek, dat voor de schepenbank van Bezel werd gevoerd, machtigde hij Adam opt Sant, de pachter van de Zang, om zijn belangen te behartigen.
Op 28 november 1616 werd Otto van Bueren, mede ten behoeve van zijn vier broers Johan, Joachim, Adolph en Raba en zijn twee zussen Elborch en Ida, na het overlijden van hun vader Wolter van Bueren beleend met de molen van Offenbeeck. Dierick Patientie legde op 1 juni 1624 als hulder van Adolph van Bueren de leeneed af van de molen, die na het overlijden van Otto van Bueren vrij was gekomen. Ruim twee jaar later, op 1 juli 1626 betaalde Johan Holtbecker als gevolmachtigde van Johan van Buren 15 goudguldens om te worden beleend met de molen te Offenbeek, de laathof genaamd Hof te Leeuwen en het visrecht in de Maas.
Op 2 december 1637 werd de leeneed van de laathof, inclusief de Molen van Offenbeck en het visrecht, door Willem Pypers afgelegd ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen van Jan van Bueren. De erfgenamen van jonker Adolff van Bueren kregen op 19 december 1645 van het Gelderse Leenhof toestemming om de laathof te verkopen aan jonker Willem van Merwijck, de heer van Kessel. In augustus 1647 werden de Hof te Lewen en de molen van Offenbeck verheven door jonker Wolter Monnien en Willem van Merwijck.

Zie verder: Molen van Offenbeek.

 
Buitenlust  

Foto: Loe GiesenDe huidige service-bioskoop annex café van Paquay, gelegen aan de oostzijde van het raadhuisplein, droeg in het begin van de 20e eeuw de naam café Buitenlust. Op 27 juli 1902 gaf de fanfare van Reuver samen met de 'heeren dilettanten' een groot concert 'in den nieuw aangelegden tuin en zaal van café Buitenlust' van J. Paquaij. Lambert Joseph Noël Paquaij (geboren in Tilleur, een voorstad van Luik, als zoon van Lambert Joseph Paquaij en Maria Theresia Gilles) verbouwde in Reuver de eerste asperges en liet in zijn achtertuin de eerste Boerenbond bouwen. De zaal van Paquay was jarenlang tevens het verenigingslokaal van de bond.
De Boerenbond werd later verplaatst naar de EMMASTRAAT en weer later naar de MARIASTRAAT.

De Roermondenaar, 8 augustus 1908.Op 29 november 1903 werd in zaal Buitenlust een grote gymnastiek-uitvoering gegeven door de scherm- en gymnastiekvereniging 'Leonidas' uit Tegelen. Doel van de voorstelling was om ook in Reuver een dergelijke vereniging te stichten. Kort hierna werd gymnastiek- en athletiekvereniging 'Hercules' opgericht. Op 17 juli 1904 onthulde Reuver's Mannenkoor zijn nieuwe vaandel in den lommerrijken tuin van den heer Jos.Paquay, café Buitenlust. De extra klandizie maakte uitbreiding mogelijk; in het voorjaar van 1905 werd de zaal vergroot. Ook Reuver's Mannenkoor, dat hier op 3 mei 1903 werd opgericht, gaf er zijn optredens. De naam Buitenlust werd voor het laatst gebruikt in 1926. Op 19 april van dat jaar werd de vergunning voor de verkoop van sterke drank, eerder in bezit van P.L.H. Teunissen, overgeschreven op naam van J.J. Paquay.

Op 25 november 1928 werd de zaal gebruikt voor de vertoning van de zogenaamde Flores-film, een productie van de paters van Steyl. Daarmee was Paquay niet de eerste: al op 29 april 1925 draaide in de Harmoniezaal de zogenaamde Credo-film en in juni van dat jaar gebruikte de kapelaan de patronaatsbioscoop om in zaal Peeters 'De pastoor van Saint Victoire' te laten zien. Op 27 november 1926 draaide in diezelfde zaal Peeters de boekverfilming van 'Hoe ik mijn kind gedood heb'.
De openingsfilm voor het vernieuwde Luxortheater, 'Ramona', draaide in 1932.
Op 14 oktober van dat jaar schreef de Maas- en Roerbode: "De bioscoopzaal van den heer J. Paquay alhier is geheel gemoderniseerd. Het interieur is gehaal verfraaid en er zijn moderne vaste clubzetels aangebracht." Paquay was op dat moment overigens nog niet officieel Nederlander. Het wetsontwerp voor de naturalisatie van o.a. J.J. Paquay, "café- en zaalhouder en bioscoopexploitant', werd in juli 1937 ingediend.
De eerste Reuverse bioscoopvoorstellingen werden overigens niet gegeven in Luxor maar in de Harmoniezaal. In november 1912 draaide Bioscoop Juliana daar enkele malen 'Het vergaan van de Titanic'. De voorstelling ('voor velen iets nieuws') werd tamelijk druk bezocht.

De Nieuwe Koerier, Links van café Buitenlust lag reeds sinds ongeveer 1875 een grote villa, gesloopt in de zomer van 1990. Deze werd mogelijk gebouwd door de Venlose koopman Henri Rudolph Dahmen, eerder woonachtig in Roozendaal, en zijn vrouw Delia Herps. Het gezin woonde er maar kort: alleen twee dochters werden er geboren in 1876 en 1877. Dahmen bood het prachtig heerenhuis met grooten tuin, stalling, remise en schuur, gelegen digt aan het station te Reuver in september 1877 te huur aan. 'Uit hoofde van vertrek' uit Reuver verkocht Dahmen op 20 november 1877 ook de complete inboedel. Uit de opsomming in de advertentie blijkt dat de eigenaar tot de rijkste inwoners van Reuver moet hebbenbehoord.
Mogelijk werd het pand hierna enige tijd bewoond door pastoor Karel Frans Hubert Wolters, die op 6 december 1893 na een maandenlang ziekbed overleed in Roermond.
Op 13 juni 1889 werd de 'fraaie villa Adelaide' openbaar verkocht door Rudolf Dahmen. Vanaf 1898 werd het herenhuis bewoond door de familie Paquay.
Vandaar dat de statige woning tot aan de sloop algemeen 'de villa van Paquay' werd genoemd.

 
Burgerkamp  
Google Maps
In januari 1882 verkocht het R.K. Kerkbestuur van Reuver 28 percelen bouwland gelegen in Kapelskamp, de Burgerkamp, de Vossenkuil, het Molenveld, het Maasveld en achter de Schans. In februari van datzelfde jaar verkocht het Kerkbestuur bonenstaken, brandhout en strooisel; gegadigden werden uitgenodigd om zich te melden "aan den Pannenschop of Burgerkamp te Reuver". De exacte ligging is niet bekend.
 
BURGERWEG  
Deze weg, die loopt van de St.-Theresiahoeve langs de MUITERDIJK tot aan de HEIDENHEIMSEWEG nabij de Vijverberg, werd genoemd naar de 'pioniers'familie Burger die hier in het begin van de 20e eeuw als een van de eersten kwam wonen na de ontginning van het Meerlebroek. De weg komt niet voor op de Smaberskaart.
 
Busken, het Smabers 7
Benaming het Busken (1764) voor enkele percelen akkerland in de Wilde Hoeff, ongeveer gelegen tussen de huidige spoorlijn en RIJKSWEG enerzijds en Hovergelei en HEERSTRAAT anderzijds. Ook in een overdrachtakte uit 1781 wordt het Busken genoemd.
 
Bussenstraat Smabers 6 en 7
Op 23 oktober 1719 verklaarden Jan Snijders en zijn vrouw Trineken Erckens dat zij een lening hadden opgenomen met als onderpand hun huis met aangrenzende moeshof zoals deze was gelegen in de Bussenstradt tussen Leendert Bongaert en het openbare straatje, met de korte zijden grenzend aan de openbare straat en achter aan de gemeinte.

Zie: BUSSEREINDSEWEG.
 
Bussereind  

Deze naam heeft waarschijnlijk te maken met de aanwezigheid van een bos. Onduidelijk is, of het hier gaat om een bos in de laagte van de slenk door het Haeselt richting Beesels broek, dan wel om het bos langs de Duitse grens. Hier was waarschijnlijk niet het eind van dit bos; veeleer zal dit het gedeelte van Beesel zijn geweest dat het dichtst bij het bos lag.
Vroege vermeldingen vanaf de 16e eeuw, zoals Busserendt (1534), Beusserendt (1596) en Bussereyndt (1600). In 1762 werd de buurtnaam abusievelijk genoteerd als Bijverijnt.

 

 
BUSSEREINDSEWEG Smabers 5 en 6

In een overdracht uit 1615 aangeduid als Busserstraet. Ruim honderd jaar later, in 1719, werd ze vermeld als Bussenstradt.

Deze weg staat op de Smaberskaart aangeduid als Bosch- off Broeckstraet. De weg loopt langs de rand van een oude Maasarm en is als zodanig waarschijnlijk een van de oudste wegen in Beesel, met name het gedeelte tussen NIEUWSTRAAT en WATERLOSEWEG. Langs deze weg vinden we van oudsher vele boerderijen, waarvan er tot in de 18e eeuw vele tot de Nieuwenbroeckse laat- of leengoederen behoorden.
Op 13 juli 1748 verkochten Mattis de Loo en zijn vrouw Grietgen Stoffers hun huis en landerijen aan het Busser Endt gelegen aan Hendrick Luttels en diens echtgenote Wilmken Janssen. Hun zoon Paulus staat in 1781 als eigenaar vermeld op de Smaberskaart.
In augustus 1764 verpandden Geerit Geerits en Jenneken Arets, de pachters van de hof Hoosten, hun huis met toebehoren gelegen aan het Bussereijndt. Deze hypotheek werd in november 1765, na het overlijden van Geerit, door hun schoonzoon Jacob Bongers afgelost. Drie jaar later droeg Jenneke Arets al haar bezittingen over aan haar dochter Geertruij Gerits en haar echtgenoot Jacob Bongerts, in ruil voor kost, inwoning, kleding en een fatsoenlijke begrafenis.

Foto: Loe Giesen
In 1781 lagen aan de noordzijde tussen de Molenweg en het cappelken de woningen van Wilhelmus Croonen, Hubert Bongaers, Hubert Lamers, Jacob Bongaers, Jencken Geraedts en Jacob Bongaers. Jacob Bongaerts en Gertruidis Gerrits kochten in 1785 tevens het erfdeel van Margaretha Gerrits en haar man Godefridus Thijssen erbij, zodat zij volledig eigenaar werden. Aan de broekzijde lag enkel het huis van Anthoin Stigma.
Ten oosten van de kapel lagen de huizen van Jan Hendrix (op de spits bij de kapel), Willem Nijssen, Joannes Beurskens, Gradus Janssen en Michiel Wijhers (tussen kapel en Muizenhoekerweg), Gradus Janssen, Gradus Aertz, Michiel Janssen, Peter de Loo en Johannes Engelen (tussen Muizenhoekerweg en oude bosweg). Peter de Loo en zijn vrouw Christina Deumkens verpandden hun huis 1781.
Tegenover de OUDE BOSWEG woonde Peter Engelen. Aan dezelfde zijde van de weg lagen tussen kapel en de Waterlosekruisweg de huizen van Gradus Luttels en Hendrick Schoenmaeckers. In december 1805 verpandde Hendrick Schoenmaeckers zijn huis aan Johannes Pollart, de eigenaar van Waterloo.
Op 20 februari 1832 verkochten Mathias Smeets en Cornelia Engels een huis te Bussereind aan Peter Peeters en Gertrude Pijpers.
De BUSSEREINDSEWEG werd in 1890 gedeeltelijk bekiezeld.
Vastgesteld als BUSSEREINDSCHEWEG na raadsvoorstel d.d. 25 juni 1934.

Een zijweg van de BUSSEREINDSEWEG, op de wegenkaart van 1901 aangegeven met nummer 24, werd in 1925 onttrokken aan de openbare dienst; de grond werd vervolgens geruild met een perceel van W. Nijssen en dit werd vervolgens bestemd tot openbare weg.

 
Bussereindseweg, Verlengde  
Deze weg aan de oostzijde van de RIJKSWEG staat niet aangegeven op de Smaberskaart.
 
Bussering  

In 1783 verkochten de erfgenamen van Hendryck Hendrycks de helft van een huis aan het Bussering gelegen aan Willem Nissschen en Maria Hermans.

Zie: Bussereind.

 
Busseringskamp  
De enige vermelding van dit toponiem dateert van 8 januari 1808, toen Gerard Hovens zijn huis en schuur in de Busseringskamp verkocht aan Jean Francois Niemans. De exacte ligging is niet bekend, maar moet ongetwijfeld bij de buurt Bussereind worden gezocht, waarschijnlijk tussen kapel en Waterlosekruisweg.
 
Busseringveld Smabers 5
Genoemd als Busseringh Veldt in een akte uit mei 1755. Volgens een akte uit mei 1768 was het Busseringhs Veldt gelegen tussen de Cloitienswegh (Muizenhoekerweg) en de Eijfelsweegh.
 
Busserstraat Smabers 5 en 6

Foto: Loe Giesen

In april 1615 verkochten Werret Thissen en zijn vrouw Lisken hun huis en hof, in de Busserstraet gelegen tussen Goerdtgen Karmans en de Beecker Baendt, aan de echtparen Johan Rutgens en Bedtgen Schmeetz en Rutt Rutgens en Thrijnen. De kerkregisters van Beesel noemen o.a. Andreas Gerits en zijn vrouw Catharina Snijders als bewoners van de Busserstraet in 1785.

Zie: BUSSEREINDSEWEG en NIEUWSTRAAT.

 
Busserveld    
Vermeld als Busserveld in een akte uit 1608.
 
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
 
© Loe Giesen, Reuver 1983-2018