Tussen
Maas en Meerlebroek - Toponiemen in de Gemeente
Beesel |
||
|
||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z |
||
|
||
Smabers 8 |
||
Dit gebied vormt, samen met de
Lommerbergen en de Sint Mertensberg, het voormalige
stuifzandencomplex tussen Beesel en buurt Leeuwen. Eerst in de loop
van de late 18e eeuw werden de vóór die tijd met heide begroeide
zandverstuivingen beplant met voornamelijk naaldhout. Op het Actueel
Hoogtebestand Nederland is goed te zien dat de paraboolduinen werden gevormd
door een zuidwestelijke wind. De benaming houdt mogelijk verband met het Germaanse
woord 'walzan': rollen, draaien. De zandduinen
ontstonden waarschijnlijk zo'n tienduizend jaar geleden, maar behielden tot
ver na de middeleeuwen hun wisselende karakter. De topograaf Maurits Gysseling vermoedt een verband met het Germaanse woord
'wal' of 'walha': de doden van het slagveld. Deze
gesneuvelden verzamelden zich volgens de Noordgermaanse
mythologie in het Walhalla, de hal van de overledenen. Behalve een Romeinse
begraafplaats ten noorden van de HEYACKERSTRAAT (zie ook: HENSENBOSSTRAAT en Lijkweg) is in het oorspronkelijke gebied van de Walsberg echter nooit een pre- of protohistorisch
kerkhof gevonden. Met name in het verleden zijn toponiemen bij voorkeur
verklaard vanuit het 'heidense' geloof van onze verre voorouders. Tranchot en Von Müffling
(1803-1828), die bij de vervaardiging van hun overigens zeer interessante
kaarten helaas veel kopieerfouten maakten, vermelden het gebied als dryoeude sandbergen.
In 1810 werd de Walsberg gekozen als startpunt voor
de goniometrische metingen ten behoeve van het Kadaster. In een akte uit 1832
wordt het gebied aangeduid als Wolfsbergen.
In de tweede helft van de steeds vaker de meervoudsvorm Walsbergen
(1882-1903). Op de hoek van de Walsbergweg
en de weg die uitmondt bij de Mariahoeve langs de BEESELSEWEG stond
enkele tientallen jaren het huisje van de familie Boyen. Peter Mathijs Hubert
Boyen uit Horst, die op een baggermolen in Kessel werkte, huurde in april
1909 een gedeelte van de Wilde Hoeve maar werd vier maanden
later met twee andere gezinnen op straat gezet. Het huisje lag er tot het
begin van de 1950'er jaren. De Walsberg was in 1931
ook de locatie voor een nieuwe schietschijf voor de burgerwacht. In maart 1954 werd in de Walsberg
een boortoren gebouwd in het kader van onderzoek naar het voorkomen van
steenkool in het Peelgebied. De boringen werden uitgevoerd door de firma Deihlman uit Bentheim. Als locatie voor deze toren werd
in januari van dat jaar nog gesproken over een terrein aan de BEEKSTRAAT; het
is onduidelijk of daarmee dezelfde plaats wordt bedoeld. Bij deze boring werd
op 645 meter diepte steenkool aangetoond. In december 1955 werd de boortoren
verplaatst naar Offenbeek op een perceel niet ver
van de grens. Tegenwoordig wordt vrijwel het hele
stuifzandencomplex, met uitzondering van de Lommerbergen, aangeduid
als Walsberg. Aan de dialektuitspraak
en aan het gebruik van de voorzetsels 'in' en 'door' is duidelijk te merken dat
hier een meervoudsvorm 'berg' wordt bedoeld. Loe Giesen: De Walsberg. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 8 (1988). |
||
|
||
Smabers 8 |
|
|
In
1745 verkochten Joannes Heijnen en Jenneken Rutthen o.a. land in de Walsberger
Camp aan Anthoin Misdom
en Maria Barbara Schreuders. In 1781 werd opnieuw land verkocht in de Walsberghs Camp. Op de Smaberskaart staat
de benaming Walsberghs Kemp vermeld
voor het gebied tussen de Leemkuilen, de Walsberg,
de Walsbergweg en het Lichteveld.
|
||
|
||
Smabers 8 |
||
Deze
oude wech van Besel naer Venlo liep in 1781 (Smaberskaart) van de
ST.-JORISSTRAAT langs de Heyacker en door de
Walsberg naar de huidige PARKLAAN. Vanaf den
Walsbergh liep een parallelweg via de Lommerbergenweg
en ten westen van de Schei richting St.-Lambertuskapel. Op 23
januari 1989 besloot de gemeenteraad om de benaming Walsberg
te wijzigen in WALSBERGWEG, het verlengde van deze weg tot aan de
WITTEBERGSTRAAT eveneens WALSBERGWEG te noemen en het weggedeelte tussen de
ST.-JORISSTRAAT en WITTEBERGSTRAAT te benamen als RUTTENCAMPSTRAAT. Zie ook: Lijkweg. |
||
|
||
|
|
|
In
1407 verkochten Mathijs van den Oever van Kessel en diens vrouw Katherina aan Dirick Moer en en diens vrouw hun hof te Offenbeke
(de Klaashof), uitgezonderd de weide Waesch bij Offenbeker
Beke. Twee jaar later werd de weide genaamd Wasch,
gelegen te Offenbeke aen
der beke, alsnog verkocht. Hoogstwaarschijnlijk
betrof het een aanwas gelegen bij de Maas. |
||
|
||
|
|
|
Waterlopen werden vroeger vaak aangeduid
met benamingen als 'leijgraaf' of 'waterleij'. In 1748 liet het Hof van Gelder te Venlo
naar aanleiding van een verzoekschrift weten, dat op advies van de raad en momboirs was besloten dat het vegen van de Waterleijde voorlopig achterwege zou blijven, zo
lang hierover geen klachten zouden worden gemeld. De aanvragers werden
ontslagen van de verplichting om een hekwerk om de waterpoell
te maken, op voorwaarde dat deze op behoorlijke diepte zou worden gehouden.
Helaas is niets bekend over de ligging van deze waterloop. |
||
|
||
Smabers 5/13 |
||
De vroegste vermelding van dit toponiem
dateert uit 1554 uit een schouwingsrapport van de gemeentegrens tussen
Swalmen en Beesel: van de Nien Wech (EIKENBROEKLAAN) komend werd gewezen op een
laagte in het broek, genaamd die Waterlois,
niet ver van de Wolffsgrave. Volgens de
rapporteur leek het er op dat via deze slenk die uitmondde in het lage
broekland (Turfhei), al het overtollige
water uit het Merlebruick richting Biesell werd gelost. Aan beide zijden van de
laagte groeiden elsebosjes. Volgens de Swalmenaren
kapten zijzelf de struiken aan de zijde van de Wolfsgraaf;
de andere zijde werd geëxploiteerd door de Beeselse
bevolking. In 1747-'48 hadden Hessische
troepen hun hoofdkwartier op de Reuversheyde
tegenover Waterloo. Het hoofdkwartier van de officieren was op Nieuwenbroeck terwijl op de hof van Balthasar Wijhers enkele colonnes soldaten woonden. Veel materiaal
van Beesel, Belfeld en Bracht, waaronder bomen, ramen, deuren en kasten, werd
gebruikt als brandstof voor hun winterkwartieren. In 1751 verkochten Balthasar Wijhers
en zijn vrouw Johanna Böckel van Böcklinsau de Waeterloo
of Waeterlaeye, binnen sijne graeven en muijren op den Roversheijde
gelegen, aan het echtpaar Rutgerus van Dunghen en Petronella Vallen. Blijkens jaarankers werd de
hoeve in 1780 verbouwd, mogelijk gelijktijdig met de bouw van de nieuwe
boerderij Heijenbroeck. Zoon Gregorius van Dunghen en diens vrouw Joanna Clout
droegen de omgrachte boerderij met heerenhuijs, pachthoof,
schuijre, stallingen, remise, geneverstokerije,
kelders, solders ende twee waterpompen, moesgaerden soo binnen- als buijten muijren, vischvijvers, duijvenspijcker, bomgaerden plus de enkele jaren eerder gebouwde
boerderij Heijenbroeck in 1786 over aan
Johannes Pollaert, landscholtis van het ambt
Montfort, en diens echtgenote Johanna Rijcken. Bij
de verkoop behoorde bovendien het recht op een zit- en begraafplaats in de
kerk van Beesel, die Balthasar Wijhers in 1730 van
de Beeselse pastoor had gekocht. Uit 1772 dateert een vermelding Waeterlouw. Volgens de kerkregisters van Beesel
woonden Simon Peters en zijn vrouw Mechtildis
Heggers van 1787 tot 1793 op de Waterlo of Waeterlaet. Volgens een andere bron was de Waterlo in 1792 door Pollart
verpacht aan Peter Heggers. In 1813 was de boerderij eigendom van Henry Michiels
van Kessenich, die al in 1804 een gedeelte van de
landerijen had gekocht. Bij een verdeling in 1869 werd Cornelia Michiels van Kessenich, weduwe van Carel van Nispen tot Sevenaer, de nieuwe eigenaresse. Zij liet o.a. de
grachten opschonen die sterk vervuild waren en liet ook Heidenheim
bouwen (zie aldaar). Via erfenis en huwelijk kwamen de goederen in bezit van
de Franse adellijke familie Von Villers de Grignoncourt.
Rond 1875 werden zowel de Bergerhof als Waterloo
getroffen door de bliksem, waardoor brand ontstond. In 1905 stond de hoeve
opnieuw in lichterlaaie waarbij een gedeelte van de gebouwen werd verwoest.
Een zinken brandverzekeringsplaat van de firma Primes uit Brussel (1821),
voorstellend de aartsengel Michael die de duivel overwint, bood geen bescherming
maar overleefde wel zelf de branden. In het begin van de 20e eeuw bracht de
familie Van Nispen geregeld de zomermaanden door op Waterloo. In 1909 gaf de
weduwe Van Nispen tot Sevenaer opdracht om op de
fundamenten van een oudere kapel, gelegen langs de RIJKSWEG bij de oprijlaan
naar Oud Waterloo, een nieuwe Mariakapel te bouwen. Dit gebouw werd in
1966 bij de reconstructie van het fietspad gesloopt.
Loe Giesen: Hoeve Oud Waterloo te Beesel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 23 (2003). |
||
|
||
|
||
In
1922 liet de markiezin Von Villers de Grignoncourt
het kasteeltje Waterloo, gelegen tussen de oude boerderij en de
RIJKSWEG, bouwen naar een ontwerp van Caspar Franssen, een talentvolle
leerling van Pierre Cuypers. Op 15 augustus 1923 werd het gebouw officieel
ingewijd tijdens een groot feest waarbij o.a. de schutterij en de fanfare acte
de presense gaven. Vanaf het begin 1980'er jaren huisvest het
kasteeltje - met een korte onderbreking rond 2008 - een parenclub, zodat het
met recht een 'lustslot' mag worden genoemd. In 1997 werd het geheel
vernieuwd. |
||
|
||
|
||
De benaming Achter Waterloo treffen we o.a.
aan op de oudste kadastrale minuutplans voor het
gebied ten westen van Oud Waterloo. Dit gebied wordt tegenwoordig
afgescheiden van Waterloo door de spoorlijn (1864) en de A73 (2007). Vanaf de WATERLOSEWEG liep vroeger een zandweg naar de EIKENBROEKLAAN, met een aparte onbewaakte spoorwegovergang. Met de aanleg van de A73 is deze naamloze eigen weg veranderd in twee doodlopende stukken. Op de foto is links de laagte te zien waaraan Waterloo de naam dankt. Op onderstaande foto, genomen vanaf de westzijde van de A73, is goed te zien hoe dicht de snelweg tegen de oude bebouwing aan is gebouwd.
|
||
|
||
Smabers 5 |
||
Deze
weg, haaks op de WATERLOSEWEG aan de westzijde van de spoorlijn, is op de
Smaberskaart (1781) reeds aanwezig, echter zonder benaming. |
||
|
||
Smabers 5 |
||
Deze
weg is op de Smaberskaart reeds aanwezig, echter zonder benaming. Zie ook: de
Steeg. Vastgesteld als
WATERLOOSCHEWEG in juni 1934. Aangezien de schrijfwijze van de naam nooit in
een officiële raadsvergadering werd aangepast aan de huidige spelling, is de
tegenwoordig gebruikte (en ook in dit boek gehanteerde) spelling dus
feitelijk niet de juiste. Dit geldt overigens voor meer straatnamen. |
||
|
||
Smabers 6 |
||
Straatnaam
Water straetjen op de kaart van landmeter
Smabers (1781) voor de huidige Kasteelweg tussen de NIEUWSTRAAT en de Huilbeek. |
||
|
||
|
||
De
wederik behoort tot het geslacht van de primula-achtigen.
In onze streken treffen we, naast moeras-, gewone en boswederik, op vochtige
plaatsen ook het penningkruid aan. Vastgesteld bij raadsbesluit
van 25 juni 1979. |
||
|
||
Smabers
2/120 |
||
'Wedeme' is een
Middelnederlands woord voor pastorie. In de 16e eeuw liet pastoor Goerdt van Biesell ten behoeve
van de kerk van Beesel een huis na aan de eigenaren van de zogenaamde Buerense laathof; reeds in l577
en '88 legden kerkmeesters hiervoor de leeneed af. In 1621 en 1644 werd de
leeneed van het door Goerdt van Biesell
nagelaten huis opnieuw door diverse kerkmeesters afgelegd. Op 7 december 1898 werd de oude pastorie te
koop aangeboden door Anna Maria Huberta Lennaerts,
weduwe van Antonius Hubertus Heldens. |
||
|
||
Weem, Oude (2) |
Smabers 8/93 |
|
Sommige akten lijken erop te wijzen dat de pastorie eerder
elders lag. De landmeting van 1654 vermeldt den her pastor weyme direct achter Obroeck.
In augustus 1756 werd een perceeltje land verpacht, gelegen tussen de weg van
den Alden Wam en de Obroekerbeek. In januari 1760 werd land op den
Ouden Wydemhof vermeld, en in juni 1762 werd
houtgewas genaamd in den Houk, gelegen nabij den Ouden Weem, verpand. Op de Smaberskaart (1781) vinden we de
benaming de Oude Weem pastorie voor
twee percelen nabij de Huilbeek aan de Beekzijstraat. In
1790 werd het perceel genaamd de Oude Weem
nogmaals verkocht. Zoals gezegd moeten we mogelijk denken aan een vroegere lokatie van de oude pastoorswoning of weem.
Deze verklaring is onzeker; mogelijk betreft het slechts grond (laatgoed van
de Hof tot Leeuwen?) die tot de oude bezittingen van de pastoors van Beesel
heeft behoord. |
||
|
||
|
||
Het
Zuidnederlandse woord 'weerd'
(in dialekt 'wieërd') is
een variant van de noordelijk gebruikelijkere vorm 'waard', een door water
omsloten stuk land. Volgens de topograaf Maurits Gysseling
is de huidige vorm verwant aan het Germaanse woord 'waripa':
riviereneiland. |
||
|
||
1.
Offenbeek |
Smabers
10/293 |
|
In
de betekenis van spaarbekken of wijher treffen we
de dialektbenaming 'de wieërd'
aan voor de molenvijver van Ronckenstein. |
||
|
||
2.
Reuver |
Smabers 9 |
|
Hoewel aan de oostoever van de Maas
gelegen, maakt dit voormalige eiland in de Maas van oudsher deel uit van de
gemeente Kessel. De weerde tot Kessel wordt voor het eerst genoemd in
een akte uit 1338, waaruit blijkt dat de aanwas toen tot de bezittingen van
het kasteel van Kessel behoorde. Vanaf de 14e eeuw wisselden kasteel en Weerd
steeds gelijktijdig van eigenaar. Tot 1541 was dit de familie Van Kessel.
Daarna was de aanwas tot 1798 eigendom van de familie Van Merwijck. In november 1649 eisten de naburen van Leeven tijdens een voogdgeding dat het vee op de Grooten Werdt
beter zou worden gehoed of dat de weerd zou worden
omheind, zodat er geen schade zou worden aangericht in de velden; zou dit
niet gebeuren, dan zouden de beesten gepand worden. Bij landmetingen nam de Weerd altijd een
bijzondere plaats in. Landmeter Keullen noteerde in
1654, nadat hij eerst de cleen weert
had gemeten: "Pro memoria, joncker Merwijcks Groeten werdt is noch onghemetten." Op deze kaart zijn tevens de contouren van
een boerderij aangegeven die hier, getuige aardewerkscherven op het perceel,
reeds in de 17e eeuw stond. Vermoedelijk werd deze boerderij, waar mogelijk
de Kesselse tol werd geheven, in de tweede helft
van de 18e eeuw verlaten en aan de Beeselse zijde
herbouwd. Op de
Tranchotkaart (1803-'20) staat hoeve de Weerth eveneens aangegeven, inclusief de laan met
kastanjebomen die nu nog te herkennen is in het aangrenzende bosperceel. In 1854 werd hoeve de Weerd te koop aangeboden,
samen met o.a. een andere pachthoeve, aan het Veer te Kessel gelegen. Baron
Frederik van Keverberg verkocht de schoonen
Maaswaard en eene er aangrenzende bouwhoeve in
de gemeente Kessel en Beesel in 1866. Toch werd de weerd
in 1876 nog aangeduid als de Kasteelscherwaard.
In 1878 werd de boerderij bewoond door Frans Hendrickx. Ton Hendricks: De
Weerd: een stukje Kessels territorium aan de rechter Maasoever te Reuver. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 3 (1983). |
||
|
||
3.
Beesel |
Smabers
6/11 |
|
Dialektbenaming
'de Wieërd' voor de omgrachting van Nieuwenbroeck.
Nieuwenbroeck kende een 'grote' en een
'kleine' wijher. |
||
|
||
4.
Rijkel |
Smabers 1 |
|
In
1421 ontving Derick Baeck, zoon van Derck Baken, de hof te Rykel,
die naast de Maas gelegen was in het kerspel Besel,
met de Weerd op de Maas. Mogelijk betreft dit het gebied in de Rijkelse Bemden
dat in de afgelopen tientallen jaren is ontgrond. Zie ook: Aoleberg, Boermansweerd,
Donderberg, Einderhof, Hoverweerd, Kleine Weerd, Klerkenhof, Patersweerd,
Konijnsberg en Zangerweerd.
|
||
|
||
|
|
|
Genoemd
als Weijacker in een akte uit januari 1760,
samen met de Minacker en het Lichtenvelt. Mogelijk betreft het een
verschrijving van 'Heijacker'. Is dit niet
het geval, dan betreft het de enige vermelding van dit toponiem. |
||
|
||
Smabers
13/6 |
||
Benaming
Welkens Vin op de Smaberskaart (1781)
voor een water tussen RIJKSWEG en kernenverbindingsweg (Streekweg) tegenover
het Jagershuis, in de tweede helft van de 18e eeuw bebost. In 1790
verpandde de chevalier Van der Renne
het Welkes Vin langs de Venlosche Baane
gelegen, gedeeltelijk akker en gedeeltelijk weiland. 'Wel' is een oud woord
voor bron; vermoedelijk werd het ven gevoed door kwelwater. Op de Tranchotkaart
staat langs de RIJKSWEG ten zuiden van het ven een huisje aangegeven. |
||
|
||
|
||
De
benaming voor deze verbindingsweg tussen BERGERHOFWEG en MUITERDIJK werd
officieel vastgesteld als 'Welkesvenweg' bij
raadsbesluit van 18 maart 1968. De straatnaambordjes dragen gelukkig wel de
correcte spelling. De straatnaam is slechts een van de voorbeelden waarbij
officiële en daadwerkelijk gehanteerde benaming verschillen. |
||
|
||
Smabers 4/9 |
||
Op
de kaart van landmeter Smabers vinden we de benaming de Wercken voor een langgerekt bosperceel ten zuiden van
de EIKENBROEKLAAN en ten oosten van het falder
aan de Bakhei. Mogelijk gaven de vele
zandwallen hier aanleiding tot deze naam; vooral door mensen aangelegde
versterkings- of verdedigingswallen werden vaak aangeduid met deze benaming.
In een aantekening van december 1853 is sprake van land in de Kievitshorst
of Oosterwerkbroek te Riekel. Een
akte uit 1861 noemt de Baxhoverwerken,
terwijl in een krantenbericht uit 1872 melding wordt gemaakt van 'de oude
werken onder Beesel'. |
||
|
||
|
|
|
Genoemd als 't Wettervaeren
(1718). Ligging en betekenis zijn onbekend. |
||
|
||
Smabers 3 |
|
|
De Wievelsskamp
wordt reeds genoemd in een akte uit 1606. Rond 1625 behoorde een gedeelte van
de met hakhout begroeide Wevelskamp tot de
boerderij genaamd de Bongart te Rijkel. In 1654 is sprake van de Weuvells
Caemp, in 1675 wordt het gebied Wijvers camp genoemd. In 1754 werd een
boerderij in Rijkel, gelegen tussen de Eijnderhof en de Klerkenhof,
inclusief land in de Wefels Camp
verkocht. Op de Smaberskaart (1781) treffen we de veldnaam Wevels Camp aan voor het gebied begrensd
door Wevelsweg, GUBBELSWEG, Kapelaansweg en Aoleberg.
In een verkoopakte uit 1792 wordt de Wevelskamp
opnieuw vermeld. De betekenis van de benaming is niet
bekend. Misschien moeten we denken aan een hobbelig terrein: een 'wevel' is in het Middelnederlands een striem of buil; een
'weivel' is een sergeant. |
||
|
||
Smabers 3/10 |
||
Deze
zandweg staat op de Smaberskaart aangegeven als een naamloze laan door het
bos van de Alenbergh. |
||
|
||
|
|
|
De
tot de Nieuwenbroeckse laatgoederen behorende
boerderij genaamd Weversgoed werd reeds in 1587 beleend aan Faes van Kirckray. Volgens een
latere belening uit 1644 lag de boerderij aen het Bussereyndt naast de laatboerderij van de familie Vaessen. |
||
|
||
|
|
|
In
1603 verkochten Derick Geisselberch en zijn vrouw Mercken Gerartz van gen Raij het Dollen Wevers Kempken,
gelegen naast de openbare weg en het Kirckpaet,
aan Thilman Gerartz van
gen Raij. Bij verzuim van betaling zouden Derick en
zijn vrouw de boerderij weer in gebruik nemen. |
||
|
||
|
|
|
Op
10 december 1938 verkocht de jonkvrouwe Van
Splinter slaghout in de Varkensweide, langs Meuter,
langs Weyershout, aan Slabbers,
op de Turfhei en bij het Landbouwmagazijn.
De exacte locatie is niet bekend; verdere vermeldingen ontbreken. |
||
|
||
|
|
|
Op
25 april 1449 kocht het klooster Maria Weide 1 morgen land te Rijckel aen den Wiede onder Beesel gelegen. Een 'wieje'
was een wilg; een versje beginnend met de woorden 'hout sjnieje,
dieke wieje, klómpe make' etc. herinnert nog aan de tijd dat vrijwel
de hele gemeenschap op schoeisel uit wilgehout
liep. Bomen werden vaak gebruikt om de ligging van percelen aan te geven. Of
dit ook hier het geval is, is niet bekend. |
||
|
||
Smabers 9 |
||
De bewoners van de boerderij op gen
Wijer (1591), op den Weier (1592, 1594),
op den Weyer (1593) vinden we in buurt Leeuwen vermeld tussen
de boerderijen de Haag en Tobbengoed. |
||
|
||
Smabers 9 |
||
Vermelding
Wijers Camp (1702) met een omvang van minstens 2 morgen en gelegen in Leeuwen.
De exacte ligging is niet bekend. De naam heeft vermoedelijk te maken met de
aanwezigheid van een vijver of wijher (mogelijk de Zangerweerd). Ook een verband met een familienaam
Wijers is niet uitgesloten. |
||
|
||
Wijnberg |
|
Google Maps |
In 1881 verkochten de erfgenamen van P.H. van der Velden
diverse landerijen, waaronder bouwland genaamd de Wijnberg (sectie O
643 en 644). In 1889 verkocht A. Litjens een
perceel rogge op de Wijnberg. Kapelaan Janssens verkocht in 1891 zes
eiken aan de Wijnberg. Ligging en betekenis zijn nog niet bekend. |
||
|
||
|
|
|
1.
Beesel |
|
|
Vermelding
Wilde Hoeff (1622) voor een gebied nabij de Kirckpaet
in Beesel. De exacte ligging en omvang is hier niet bekend. |
||
|
||
2.
Leeuwen |
Smabers
7/26 |
|
Als veldnaam onder andere vermeld als Wilde
Hoeve (1613). In 1631 klaagde jonker Dursdal
dat de naburen te Leuwen van hem eisten dat
zijn pachter een valder in de Wilde Hoeff
beter zou onderhouden. Ook hadden de naburen geklaagd dat de herders van Van Dursdal de schapen op de
stoppels lieten grazen, voordat hun varkens hier hadden geweid. De grafsteen
van de oudste eigenaren van de boerderij bevindt zich nog in de Munsterkerk te
Roermond. Johan van Dursdal
en Elisabeth van Cruchten, tevens eigenaren van
hoeve de Zang, hadden diverse kinderen waarvan dochter Ermgarda (elders ook wel Maria of Margaretha genoemd)
trouwde met Frans van Haften, ritmeester in dienst van de koning van Spanje.
In een belastinglijst van omstreeks 1655 vinden we een van de eerste
vermeldingen van den Ritmeister Haften van die
Klein Hoeff. Henricus en Johannes Gerard van Haften volgden hun vader op
als cornetten in Spaanse dienst. Het is onduidelijk hoe de gebouwen erbij lagen in 1781. Op 20 juli 1779 raasde een onweer over Beesel, waarbij de Wilde Hoeve werd getroffen en opging in de vlammen met een gedeelte van vee, meubels en akkergereedschappen. De eigenaren wendden zich tot de Raad van State in de hoop enkele jaren belastinggelden terug te krijgen, maar dit verzoek werd op 2 augustus 1780 afgewezen. De oudste dochter, Maria Hendricks, trouwde
in 1764 met Coenraad Junckers, een stiefzoon van de eerdere vrouwe van Nieuwenbroeck.
Rond 1792 was de boerderij verpacht aan Peter Gommans. Coenraad droeg de
boerderij waarschijnlijk over aan zijn jongste zoon. In 1805 verpachtte
Aegidius Joannes Junckers de bouwhof genaamd Wilden
Hoef, bestaande uit huis, schuur en stallingen maar uitgezonderd de
gehele nieuwe 'timmer ofte heerenhuijs',
voor een periode van 12 jaar aan Gerardus Strätgen.
Aegidius was van 1807 tot 1812 'maire'
of burgemeester van Beesel. Na het vertrek van de Fransen verhuisde hij naar
zijn geboortestad Venlo en de Wilde Houff
werd vóór 1817 verkocht aan Antoin Burghoff, tevens eigenaar van de Einderhof
in Rijkel en de standaardmolen op de Meuleberg. Zijn zoon Mathieu overleed in 1836;
diens weduwe Catharina Specken werd de nieuwe
eigenaresse. Na het overlijden van haar man vertrok zij naar Wassenberg (Dld.), waar ze in 1839 hertrouwde met de apotheker Johan
Theodoor Kofferath. De boerderij werd in augustus
1856 te huur aangeboden. Op 17 november 1857 werd de boerderij door Koffrath en Kreitz te koop
aangeboden. Deze verkoop ging niet door, want in 1859 was Kofferath
nog steeds eigenaar; ergens na 1860 werd de boerderij alsnog verkocht aan de
familie Berger. Dit echtpaar liet in 1858 de Bergerhof
bouwen en was tevens enige tijd eigenaar van hoeve de Zang. In 1866 werd het herenhuis bewoond door de weduwe Smitshuijzen. De boerderij werd in 1878 gepacht door
Leonard van Cruchten. Rond 1880 werd het herenhuis
verhuurd aan notaris Vogels, die later verhuisde naar het latere 'oud'
gemeentehuis in Reuver. Blijkens een krantenartikel uit 1886 werd de
boerderij in 1886 gepacht door de familie Joppen.
Het huis werd in maart 1896 opnieuw te huur aangeboden. In 1905 werd in
diverse kranten gemeld dat er paters Passionisten vanuit Frankrijk op de Wildehoef zouden worden gevestigd, maar er zijn
verder geen aanwijzingen voor een klooster in de boerderij. In 1909 werd de Wilde Hoeve door
Louis Berger verhuurd aan drie gezinnen; ze werden op gerechtelijk bevel drie
maanden later op straat gezet. In 1912 was een zekere Kroon pachter. Op 4
januari 1919 werd de Wilde Hoef bij scheiding en deling van de
nalatenschap van Lodewijk Berger en Elisa Receveur
toegewezen aan hun dochter Mathilde Berger te Teteringen. Zij bleef slechts
kort eigenaresse. Op 10 september 1922 verkocht ze de boerderij voor fl.
350.000,- aan Emilie Louise Eugenie Berger wonend te Arnhem, bijgestaan en
gemachtigd door haar man Henricus Josephus Arnoldus Terwindt,
steenfabrikant wonend te Arnhem, voor de ene helft, en Paula Fernanda Christmann, weduwe van
Emile Pierre Joseph Berger, voor zichzelf en als voogdes over haar
minderjarige kinderen Elisabeth Mathilde Henriette en Hermine Antonia Fernanda Berger, Louis Herman Maria Berger en Mary
Elisabeth Hermina Berger, allen te Velp, voor de
andere helft. Ook zij konden zich slechts korte tijd eigenaren noemen. Op 16
januari 1923 werd de hoeve verkocht aan Petrus Hubertus (Pierre), Gerardus
Hubertus (Graad), Willem Hubertus (Wiel), Philippus Johannes (Phlups of Sjang), Anna Maria,
Maria Sophia (Fie), Jacobus Wilhelmus en Agnes
Hubertina (Nes) Rutten, allen landbouwers wonend op de Hoosterhof
onder de gemeente Beesel. In 1923 diende de familie
Rutten, die toen nog woonde op de Hoosterhof,
een aanvraag in voor een verbouwing van de Wilde Hoeve. In maart 1923 trouwde Gerardus Hubertus Rutten
('Rutten Graad'), geboortig van Stevensweert, in Beesel met Maria Catharina
Theresia Reinders. Toen zus Nes voornemens was om in het klooster te gaan,
werd zij in november 1924 door haar broers en zussen uitgekocht. Uiteindelijk
zou Agnes Rutten echter slechts korte tijd in het klooster blijven. Broer
Pierre begon een smidse in Beesel, terwijl broer Sjang
op hoeve Roosendael ging wonen. Zie ook: Bergerhof,
de Hoendercamp, de Kamp, de Zang,
Melishof en Nieuwe Schei. Loe Giesen: De
Wilde Hoeve te Reuver vóór de Franse Tijd. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 11 (1991). |
||
|
||
|
|
|
Deze benaming kwam vroeger geregeld voor.
Zo werden in 1608 enkele tienden verpacht die eigendom waren van Nieuwenbroeck, uitgezonderd de Wilden Kamp to Offenbeck. In november
1649 klaagden de naburen van Offenbeck
tijdens een voogdgeding dat er sinds enige tijd een onbehoorlijk voetpad
dwars door de Wijlde Camp liep waar eerder nooit een pad gelopen had.
In 1779 verpandde Goedefridus Vosbeeck
een perceel gelegen op de Wildencamp.
Volgens Smabers betreft het perceel 17 op kaart 10, gelegen aan weerszijden van
de huidige Keulseweg, die daar ter hoogte van de
westzijde van de spoorlijn inderdaad is aangegeven als een pad dat dwars over
de akkers loopt. In de omgeving van Ouddorp treffen
we de veldnaam Wilden Kamp vanaf het begin van de 17e eeuw
herhaaldelijk aan. De Wilden Camp in Reuver wordt onder andere
in 1756 genoemd. |
||
|
||
1. |
Smabers 3 |
|
Veldnaam
den Wilden Camp voor het gebied ten zuidoosten van de Strouckensweg en de KERSTENBERGWEG, grenzend aan
de Bakhei. In januari 1770 verkocht Hendrick
Claessen 1 morgen akkerland op de Wilden Camp aan Gradus Reijners, die op de Smaberskaart als een van de eigenaren
wordt vermeld. |
||
|
||
2. |
Smabers 7 |
|
Veldnaam
den Wilden Camp tegens Wilde Hoeff voor het gebied begrensd
door PASTOOR VRANCKENLAAN, RIJKSWEG en HEERSTRAAT. |
||
|
||
WILDENKAMP |
|
|
Zowel buurtnaam als straatnaam (=
Wildenkamp 2). Vastgesteld bij raadsbesluit van 18
februari 1974. |
||
|
||
Smabers 10 |
|
|
Onbewerkt
land werd vroeger o.a. aangeduid als dries, vogelsweide of wildveld. In de 80er jaren van de 16e eeuw
werd het ambt Monfort door de koning van Spanje als
hertog van Gelder zwaar belast om de ruiters en het voetvolk die in Roermond
in garnizoen lagen te kunnen onderhouden. Door veelvuldige inlegeringen en
doortochten waren zowel Beesel als de meeste omliggende dorpen zo geruïneerd
dat niemand nog in staat was om de grote bedragen voor deze contributies en
buitengewone lasten op te brengen. Aleen door
gemeentegrond te verkopen zou het kerspel nog aan haar verplichtingen kunnen
voldoen. Dit besluit werd in de kerk bekendgemaakt en uiteindelijk gaf ook de
Rekenkamer op 3 februari 1587 toestemming voor deze verkoop. De gezamenlijke gerfden, schepenen, naburen en inwoners van Biesel en Belfelt
verkochten uiteindelijk ein deil onser gemeinten
gelegen tot Offenbeck aen
het Wiltfelt aan prior Christoffer
van Besel en procurator Christoffer
Kaellen namens de Kruisheren van Roermond, de
eigenaren van de Onderste Hof. Het verkochte land lag met beide lange
zijden tussen gemeentegrond, en grensde met de ene korte zijde aan de
bezittingen van de Onderste Hof en de andere aan het kempke van Jan de Neef op der buijtersten graef nae het Merlebroick
(mogelijk de latere Kaldengraaf). De nieuwe
eigenaren kregen toestemming om het land te ontginnen en het werd de inwoners
van de gemeenten verboden om er nog heideplaggen te houwen of vee te weiden
op straffe van een oud schild per overtreding. De Kruisheren waren aan niemand
verplicht om doorgang te verlenen maar moesten wel der sprung
(waarschijnlijk het waterloopje door de latere Paterswieërd)
in zijn loop laten. De akte werd door Johan van Holthuissen
(Nieuwenbroeck), Gerhart
van Hamerstein (eigenaar van de Spijker in Ouddorp)
en Raebet van Dursdall
(de eigenaar van de Einderhof) als leden van
de Ridderschap en geërfden mede bezegeld. |
||
|
||
Smabers 10
|
||
Op de hoek van de KEULSEWEG en de WILHELMINALAAN lag
in 1781 alleen het huis van Ludovicus Borgé en Maria Derix; voor de
rest was de weg nog onbebouwd. Na het overlijden van haar man hertrouwde
Maria Derix met Willem Peijs.
In 1790 verkocht haar zoon Hendricus Borgie huis en erf met schuur, stallingen en moesgaard
gelegen aan den Reuver aan Jacobus Henssen
en diens vrouw Cornelia Buskens. Op de kadastrale minuutplan (1843) staan
drie woningen ingetekend. In 1888 werd deze weg, waarschijnlijk
wegens de aansluiting tussen station en KEULSEWEG, voor het eerst bekiezeld. Op de hoek met de KEULSEWEG lag vele jaren de
weegbrug van Dewinden. Een tweede weegbrug lag op
de STATIONSSTRAAT. Op
het eind van de 19e eeuw werd de oostzijde van de WILHELMINALAAN (of een
gedeelte daarvan) korte tijd aangeduid als Oranjeheuvel. In 1915
verkocht de weduwe van notaris Vogels "eenen
prachtigen tuin met ± 40 fruitboomen,
uiterst gunstig gelegen in 't midden van het dorp Reuver aan den Rijksweg en
aan den Wilmelminasingel" (sectie D 1005,
1009 en 1080) plus het huis bewoond door de heer Van Runstraten. In een
advertentie uit 1939 is opnieuw sprake van de Wilhelminasingel te
Reuver. "Om uit onverdeeldheid te
geraken" werd het huis, schuur, staling en grote tuin aan de Wilhelminastraat
515 (sectieD 1550) in februari 1938 te koop
aangeboden door de gebroeders Timmermans. Wilhelmina (1880-1962) was een dochter van koning
Wilhelm III en Emma van Waldeck-Pyrmont. In 1890
volgde zij haar vader op onder regentschap van haar moeder en acht jaar later
kon zij worden ingehuldigd als koningin. In 1901 huwde zij hertog Hendrik van
Mecklenburg-Schwerin. Bij de Duitse inval in 1940 vluchtte zij met de
regering naar Engeland, van waaruit zij het bezette Nederland tot 1945
regeerde. De nieuwe regering bepaalde in een besluit van 3 januari 1941 dat
met ingang van 17 september 1941 geen namen van levende leden van het
Koninklijk Huis meer mochten worden gebruikt voor o.a. straatnamen. Op last
van de Duitse bezetters werd de straatnaam, na een voorstel van 4 februari
1942, gewijzigd in 'Spoorlaan'. Ook de straatnaambordjes van de Beatrixstraat
en de JULIANASTRAAT werden in februari 1942 vervangen. Deze gedwongen
wijziging werd waarschijnlijk reeds direkt na de
bevrijding in maart 1945 teruggedraaid. In 1948 deed Wilhelmina afstand van
de troon ten behoeve van haar dochter Juliana. Vastgesteld
na een voorstel van 25 juni 1934. |
||
|
||
|
||
De SINT WILLIBRORDUSDIJK is een lange,
kaarsrechte weg die parallel loopt aan de PRINSENDIJK. De weg is aangelegd in
de 19e eeuw als onderdeel van de ontginningswerkzaamheden waarbij het
moerassige Meerlebroek werd drooggelegd. De
restanten van een windwatermolentje rechts op bovenstaande foto herinneren
aan deze drooglegging maar dateren uit het midden van de 20e eeuw. De beek
aan de oostzijde (links op de foto) heette in de 19e eeuw nog de Groote
Beek maar kreeg later de naam Vuilbeek. Aan de oostzijde van deze weg lag in 1864
slechts één woning, op een pachtkaart uit die jaren aangeduid als huis Meuter. Het huis lag tegenover een verdwenen
dwarsweg zuidelijk van de BERGERHOFWEG. Later werd het gebouw omgedoopt in Sepastopol. De heilige Willibrordus (658-739) werd in 673 benediktijnermonnik in de abdij van Ripon
bij York (Noord-Engeland). Nadat hij in 688 tot priester was gewijd, landde
hij in 690 met 11 metgezellen op de Friese kust om het evangelie te verkondigen
aan de Friesen. In 695 werd hij tot aartsbisschop van de Friezen benoemd,
maar korte tijd later vestigde hij zijn zetel in Utrecht, waar hij ook een
klooster en een kloosterschool vestigde. Van toen af doorkruiste hij
onophoudelijk zijn aartsbisdom. In 698 koos hij Echternach
als zijn rust- en toevluchtsoord, waar hij ook overleed en in de abdijkerk
begraven werd. Vastgesteld bij raadsbesluit
van 25 mei 1964. |
||
|
||
Smabers 9 |
|
|
Deze
boerderij met landerijen maakte ooit deel uit van de laathof
genaamd Hof tot Leeuwen. Bij deze laathof,
waarvan de Schei tot 1424 het middelpunt vormde, hoorden diverse
kleinere boerderijen van waaruit de uitgestrekte landerijen werden bewerkt
door laten, een soort lijfeigenen of horigen. De laathof
werd in het begin van de 15e eeuw eigendom van de heren van Buren en werd
daarom ook wel Buerense Laathof genoemd. Een van hun laten was Peter
Wyndelen, in 1439 genoemd als schepen van Beesel en in 1468 vermeld in een
belastinglijst. De naam Wendel kwam vroeger voor als meisjesnaam. |
||
|
||
Smabers
6-8 |
||
Deze
naam komt reeds voor in een (helaas onbetrouwbare) akte uit 1444, waarin Ingelbrecht van Holtmoelen, de
toenmalige heer van Beesel, verklaarde dat hij aan Johan van Dijck tegen een
jaarlijkse uitkering van 22 tijnspenningen alle
goederen had overgedragen die deze als manleen en erftijnsgoed van hem in leen hield, waaronder een ½
morgen land, gelegen in de Winckell.
Desondanks bracht Engelbrecht van Holtmolen in 1472
onder andere een bunder land aen den Winckel in zijn huwelijk met Bele
van Mulrade. In een gemeentelijk beleid van 1696
werd vastgesteld dat de weg aan het Winckelsgaedt
niet breed genoeg was. Op de Smaberskaart geldt de benaming Winckelsgat voor de samenkomst van wegen bij
BEESELSEWEG/HOOGSTRAAT, Molenweg en Bergweg. Misschien dat de
bocht in de weg naar Reuver aanleiding gaf tot de benaming. In 1766 en 1793
wordt dit punt aangeduid als respektievelijk Winckels Gaet en in
het Winckels Gat. Tranchot
en Von Müffling zijn de laatsten die de benaming,
abusievelijk genoteerd als Winckelsat,
vermelden. |
||
|
||
|
|
|
In 1783 kreeg de gemeente toestemming voor de verkoop van
grond in het Witse Weerdje
gelegen. In 1790 werd een gedeelte overgedragen aan landscholtis J. Pollart, tevens eigenaar van Oud Waterloo. Het Witze Weertje (1790) lag langs de Maas en
bleef nog lang eigendom van de eigenaren van Waterloo. De laatste
schriftelijke vermelding dateert uit 1876. |
||
|
||
|
||
De benaming Witteberg, de hellende HOOGSTRAAT
nabij de NIEUWSTRAAT, komt niet voor in oude archiefstukken. Mogelijk wordt
de berg wel bedoeld in een aantekening in het 17e eeuwse
cijnsregister van Nieuwenbroeck inzake dat
goedt op ten berch daer
Peter Smiedts in woondt.
Bij afgravingen in 1914 werden enkele urnen gevonden. Zie ook: Wolfsgoed. |
||
|
||
|
||
Aanvankelijk
vastgesteld bij raadsbesluit van 19 november 1962. Op 23 augustus 1976 werd
de benaming opnieuw vastgesteld, ditmaal voor de gehele verbindingsweg tussen
HOOGSTRAAT en ST.-JORISSTRAAT, inclusief de twee westelijk van deze straat
gelegen binnenweggetjes. |
||
|
||
|
|
|
Dit toponiem treffen we als eerste aan in
de kerkregisters van de St.-Gertrudisparochie. In
1787 woonden Hermanus Linders en Petronella Schrijnewerckers
in den Witten Hengst. Vermoedelijk is dit een andere benaming voor de
boerderij Heijenbroeck, eertijds gelegen op
de grens van Beesel en Swalmen langs de RIJKSWEG. |
||
|
||
Smabers 11
|
||
Nabij het huidige café de Witte Steen en het nabijgelegen dal van Amersloo (Dld.)
werden in 1839 enkele ca. 1 meter hoge grafheuvels opgegraven, waarbij
diverse urnen uit de late bronstijd (10e - 8e eeuw v. Chr.)
werden gevonden. Dit wijst op zeer oude bewoning in de onmiddellijke
nabijheid, reeds ver voor het begin van onze jaartelling. Helaas werden
enkele andere grafheuvels in 2001 gelijk gemaakt met de grond met de aanleg
van een grote parkeerplaats. Volgens het grensverdrag tussen Gelre en
Gulik van 15 september 1551 werden langs de grens tussen beide hertogdommen
gedeeltelijk nieuwe paelsteyn gezet. Ter
hoogte van Offenbeek werd de steen niet langs de
grens geplaats, maar men plande een paal midden op de heide van het Merlenbroick, precies op een denkbeeldige lijn
tussen de Konig Karlsweg of Steinweg
(PRINSENDIJK), onder aan de Hoogen Stall, en de Groote Hoeve
in Belfeld. In zeer uitvoerige stukken uit het midden van de 16e eeuw met de direkte omgeving van de huidige PRINSENDIJK als onderwerp, komt de benaming Witte Steen geen
enkele keer voor. De naam stamt dan ook vrijwel zeker uit een latere periode.
Uit een ambtelijk schrijven van 18 juli 1554 blijkt dat de drost van Montfort
moest zorgen voor 38 stenen palen, die uiterlijk 8 augustus klaar moesten
zijn. Enkele van deze stenen staan nog in o.a. de gemeente Echt-Susteren.
Vorm en materiaal zijn echter heel anders dan de oude steen op bovenstaande
foto. Verhalen van Duitse zijde over een
gerechtsplaats Am Weißen Stein zijn vermoedelijk
vooral gebaseerd op fantasie. Volgens sommige Duitse schrijvers werd op deze
plaats vroeger namelijk door wijze mannen (Weisen)
recht gesproken. Misdadigers werden met het hoofd tegen de steen doodgeslagen
waarna het lijk bij de Ravensheide ten oosten van
Tegelen tentoon werden gesteld, zo luidt kort samengevat het verhaal. Deze
verhalen houden ongetwijfeld verband met de vergaderingen die geregeld
plaatsvonden bij Blanckersdries
langs de PRINSENDIJK. Het is hoogst twijfelachtig dat misdadigers eerst bij
de Witte Steen werden gedood en daarna kilometers noordelijk werden
opgehangen. 't Is een aardig verhaal, maar ook niet meer dan dat. Op de kaart van landmeter Muliex
(1662) staat de Witte Pael voor het eerst
vermeld. In oktober 1719 ontving baron Von Hundt
van het ambt Montfort de jachtrechten onder Belfeld tot aan de Scharkens- en Offenbeckerbeek,
en in het Broeck tot aan de Witten Pael. In de jaren 1914-1918 bouwde Jacob Lankes hier aan de grens van Reuver het eerste huis. Wiel
Lankes exloiteerde er een
café 'Am Weisen Stein' en een
levensmiddelenhandel. Ongeveer eenzelfde woning werd, eveneens door Kuëb Lankes, aan de overzijde
van de weg gebouwd en huisvest nu café 'De Grens'. In mei 1931 verkocht de gemeente Beesel
twee bouwterreinen aan de Duitse grens: één aan M. Dewinden
voor fl. 2625,- en het andere, ernaast gelegen, voor fl. 300,- aan W. Mertens
te Vierssen (D), die er een woonhuis met winkel en
café liet bouwen. De aanbesteding vond een maand later plaats en werd gegund
aan Litjens uit Reuver en Schouren
uit Beesel als laagste inschrijvers, voor een bedrag van fl. 7.385,-. Op 22
januari 1936 verkocht J.W. Mertens "een voor eenige
jaren solied gebouwd winkelhuis met café, erf en tuin" aan de Witte
Steen (sectie D 2142). Op 14 februari 1936 adverteerde K. Hendrix uit
Broekhuizenvorst met een huis met café en winkel, voorzien van waterleiding
en verwarming, gelegen op de Witte Steen te Reuver. De oorspronkelijke witte steen is al lang
vervangen door grenspaal 429. Slechts op een enkele foto is hij nog origineel
te zien. Anders dan de enkele honderden meters noordelijker gelegen Grijze Paal betreft het een gehouwen steen. Wiel Luys: Een oudheidkundige ontdekking
bij de Witte Paal (Witte Steen) te Offenbeek. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 6 (1986). |
||
|
||
|
|
|
In
1589 mogelijk eigendom van Gerart Wouffarts alias Itten, die toen
was verwikkeld in een proces tegen de tiendheren van Biessel.
In ieder geval hadden hij en zijn vrouw Beele an gen Broeck bezittingen in Offenbeek.
Als oudste schepen wordt hij vermeld in vele oude Beeselse
akten. In 1609 blijkt hij hertrouwd met Thonissken.
Hij overleed rond 1621. Op 2 juni 1600 vernieuwde
Peter Wolfaerts bijgenaamd Itten
de leeneed van de Nieuwenbroeckse laatboerderij van
Dirck en Vranck Ummelen, gelegen aan het Bussereyndt
tussen Bongaerdts goed en Wolfaerts eigen goed. Het cijnsregister van Nieuwenbroeck werd in 1644 een tijnshoen
betaald door Jan in die Saint wegens Peter Wolfferts goedt. Op 15 augustus
1650 werd de eed opnieuw afgelegd door Aret Wolfaerts. In 1651 betaalde Aret
Wolfaerts twee kippen: een wegens Wolfaerts goedt en een wegens Dirck
en Vranck Ummelen goedt.
Omdat hij in Geloo in Belfeld woonde, liet hij dit
in 1653 over aan Merten Reijners. In 1655 werden de
kippen gebracht door Henderick Deckers. Op 18 maart
1662 was het de beurt aan Gerardt Ingels. In de
jaren daarna werd zowel het Wolfaertsgoedt als de
boerderij van Dirck en Vranck
Ummelen gekocht door Peter op den Bongaerdt, die op 12 januari 1667 hiervoor het 1/12
gedeelte van de koopsom betaalde aan Nieuwenbroeck.
Op 21 december 1667 legde hij voor beide lenen aan de Busserstraat
de leeneed af. Mogelijk was Peter een zoon van Jan op den Bongart
en Jacoba Wolffaerts alias Itten. Op 24 februari 1772 werd Joost Geerlings
eigenaar van een huisje op den Bergh gelegen tussen Wolfers goedt en Roosen goedt, dat
eerder eigendom was geweest van Jan van Grathem. |
||
|
||
Smabers 8 |
|
|
Benaming
de Wolfsbergen (1832) in plaats van de Walsbergen. Waarschijnlijk betreft het een fout van de
betreffende notaris. |
||
|
||
|
|
|
In Swalmense
akten wordt de Wolffsbaum al genoemd in
1625. In maart 1667 werd hier onder de Wolfsboom
een pasgeboren meisje gevonden. |
||
|
||
|
|
|
Mogelijk voor het eerst vermeld als Geirtgen Wolffs guedt
aen den bosch (1551).
Op 22 november 1593 verkocht Leisken, dochter van
Jan Wolffs en wijlen zijn vrouw Treinen, landerijen te Beesel, omdat hun hauss tho Biesel op den berghe gelegen dieser teit gantz
wuest und ongerust ligt, und sy die middel niet en hefft sulchs to reparieren. Opdat tzelve haus niet gentzlich oever ein hauff falle, verkocht zij
het land aan haar halfbroers Peter en Nelis, zodat haar vader Jan het huis
daarmee zou kunnen repareren. Vergelijk: Wolffaertsgoed. Zie ook: SCHOOLBERG en WITTEBERG. |
||
|
||
Smabers
4/40 |
||
De Wolfsgrave
wordt voor het eerst genoemd in 1554. Op de kaart van landmeter Muliex uit 1662 staat deze zandwal voor het eerst
aangegeven als de Wolfsgrave. Verder staat
hij vermeld op twee laat-17e eeuwse schetsen. Op de Smaberskaart uit 1781 treffen we de benaming Wolfsgraeff aan tussen de RIJKSWEG en de Turfheierweg
ongeveer tegenover de ST.-JOZEFDIJK. De wal en gracht ter hoogte van de
RIJKSWEG was toen kennelijk nog aanwezig; de westzijde werd beakkerd, de oostzijde was bebost. In het bosperceel aan
de overzijde van de RIJKSWEG, tussen ST.-JOZEFDIJK en GRENSWEG, is de wal nog
gedeeltelijk flauw herkenbaar in het landschap. Of de wallen ook een rol speelden bij de
wolvenjachten die tot de eerste helft van de 19e eeuw in de gemeente
regelmatig werden gehouden, wordt nergens vermeld. Wiel Luys: De Wolfsgraaf:
een Middeleeuwse landweer in Beesel-Swalmen. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 3 (1983). |
||
|
||
Smabers 6 |
|
|
Deze naam is mogelijk ontleend aan de familienaam Wolfs of
Wolfferts. Reeds in 1654 is sprake van land aen
den Muelencamp aen Wolffers valderen. De
stichtingsoorkonde van de kapelanie van Beesel (2 april 1661) maakt melding
van landerijen buyten het Wolfs valderen in de Sants bergh. Op de Smaberskaart staat de benaming Wolfsfalder aangegeven in de ST.-JORISSTRAAT op
enkele tientallen meters van de Eiermarkt. |
||
|
||
|
||
De
oudste vermelding van dit zeer oude toponiem dateert uit 1382, toen Peter van
der Masen en zijn tante Eva 2 malder
rogge erfpacht kochten, afkomstig van 4 bunder land te Offenbec
in het Wornveld. Bij het huwelijk tussen
Engelbrecht van Holtmolen en Isabella van Boickholt bijgenaamd Mulraede
(bij de Hariksee; Dld.)
in 1472 bracht Engelbrecht behalve de hoff
t'geen Raide vele
tienden in het huwelijk, waaronder de tienden te Offenbeeck
genaamd dat Worfelt. In 1477 verklaarden
Engelbrecht van Holtmuelen en zijn vrouw Isabele van Boickholt
bijgenaamd van Mulraede dat zij, 'omme die halffscheidt wille', de tienden van het Woervelt, het Molenvelt
en de Offenbecker Oe hadden verkocht
aan Henrick Kellener. |
||
|
||
|
|
|
Toponiemen
als 'Wylre' of 'Wieler' zijn ontstaan uit het
Romeinse woord 'villare', de landerijen die tot een
villa behoorden. De huidige wylre-namen gaan dan
ook zeer ver terug in de geschiedenis. |
||
|
||
1. Beesel-Bussereind |
Smabers 6 |
|
Reeds
op 14 april 1554 is volgens het tijnsboek van Nieuwenbroeck sprake van de verkoop van huis en
hof tegen gen Raij over en geheiten
Wijlregoedt. Hetzelfde tijnsboek
plaatst het goed van Wilm te Obroeck alias Wylregoed in 1587 naast het laatgoed genaamd Rutten
goed. Volgens een niet gedateerde aantekening bezat Jan van Wijlre een
gedeelte van de hof T'gen Raede als een manleen. Op
19 mei 1603 werd Henrich van gen Raij na het
overlijden van diens broer Thijs van gen Raeij door
Nieuwenbroeck beleend met het onderleen
eertijds genoemd Wijlregoedt, gelegen tegen
gen Raij over. Daarmee is de ligging tegenover
de versterkte boerderij Gen Raede in Bussereind bekend. Het was een zogenaamde
laatboerderij: omdat tot Gen Raede veel meer
landerijen behoorden dan vanuit één boerderij konden worden bewerkt, waren in
de middeleeuwen diverse kleinere boerderijen over deze grond verdeeld en
volgens het leenstelsel beheerd. De leenmannen werden in dit geval echter
'laten' genoemd. Wanneer de leenman van het Wylregoed
overleed, moest zijn opvolger de leeneed afleggen en de jaaropbrengst ('jaerschaer') van de laatboerderij afdragen plus (de
waarde van) een dier naar keuze voor de heer van Gen Raede.
Dit zogenaamde 'heergewaad' en de 'keurmede' werden
bij een volgende belening van Wijlre goedt, gelegen recht tegen den
Rayer moeshoff, op 7
januari 1643 opnieuw afgedragen door Thijs van gen Raij
na het overlijden van diens vader. Nadien wordt de laatboerderij niet meer
genoemd, zodat ze mogelijk in de loop van de 17e eeuw verdween of van naam
veranderde. |
||
|
||
2.
Rijkel |
|
|
Op
15 juni 1451 kocht het klooster Maria Weide, eigenaar van de Klerkenhof, 4 morgen weidegrond bij Wijlre onder
Beesel. |
||
|
||
3.
Rijkel-Swalmen |
|
|
Op 24 februari 1323 beleende ridder Johan van Kessel
Godfried van Heinsberg-Blankenberg met tien bunder land bij Byssel. Willem van Swalmen (zijn zwager) was medebezegelaar van deze akte. Vijf jaar later, op 25
augustus 1328 gaf Johan van Kessel als leenheer toestemming aan Beatrix van Besel en haar zus en zwager Fredeswind
en Arnold om enkele rechten te verkopen aan Dederik
Bake met als onderpand acht bunder land en haar aandeel in de tiende van
Beesel. |
||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z |
||
|
||
© Loe Giesen, Reuver 1983-2018 |