Van Biesweerd tot Boeshei - Toponiemen in Swalmen en Asselt
 
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
 
Zuydewijcks Spick Smabers 1/61
Google Maps

In een oude Maasmeander die via Maasniel en de Boukoul en Swalmen naar de huidige Maasbedding loopt, liggen enkele witgeverfde gebouwen. Nu is dit een beetje een vergeten hoekje, maar vroeger was dit de gebruikelijke route van Vlodrop naar het veerpont in Kessel.

Foto: Loe Giesen

Foto: Loe GiesenZoals bij de meeste oude boerderijen, is ook de geschiedenis van de Spick complex door een verdeeld eigendom.Volgens een lijst uit 1463 was de Spick op dat moment eigendom van Hendrik van den Griend, schepen te Roermond. De hoeve behoorde tot de laatgoederen van de Asselterhof, waartoe eeuwenlang een zogenaamde laathof en laatbank behoorde.
De familie Van den Griend had al langer een band met Asselt. Zo zien we in 1426 Johan van den Grinde der Jonghe als een van de laten van de Hof van Assell. Mogelijk was hij dezelfde Johan van der Grynde die in 1435 kwijtschelding kreeg van een boete die hem was opgelegd na een gevecht. In 1450 is opnieuw sprake van land onder Asselt dat eigendom was van Johan van den Grynde.
Heynrick van den Grynde treedt in 1467 op als een van de laten van de voogdij van Roermond te Asselt. Henrich van den Grient wordt tevens vermeld in een restantlijst van de pondschatting uit 1468.

Foto: Loe Giesen, 2009

Daarna wordt het lange tijd stil rond de Spick. Uit andere bronnen weten we dat Hendrick van den Griende een zoon Johan had, die trouwde met Johanna Vinck, dochter van Arnt Vinck en Margaretha van Besel genaamd Reyde. Deze Johan van den Griende zou slechts één dochter hebben gehad: Margaretha, waarschijnlijk vernoemd naar haar grootmoeder.
Een rekening van ontvangen schattingen in Beesel en Swalmen uit 1533 vermeldt o.a. 'die jonckfrou van der Gryndt op gen Heckstrait' en 'Jan van der Gryndt in die Nederstraet toe Rueremunde'. Met de jonkvrouwe wordt wellicht Catharina bedoeld, dochter van zekere Johan. Zij trouwde met Johan van Hillen genaamd de Oude, zoon van Reinier van Hillen en Maria van Hanau genaamd Spee. Deze Jan Hillen wordt in 1587 vermeld als eigenaar van een huis in de Roermondse Hegstraat. Zijn vrouw Catharina was ook eigenaresse van een tiende te Sevenum. Als familiewapen voerde zij een Sint Andreaskruis, herhaald in het helmteken. Johan Hillen en Catharina van de Grient hadden in ieder geval een dochter Johanna, die volgens sommige onderzoekers enig kind was. Samen met haar man Willem van Merwijck zullen we haar later nog ontmoeten.

Foto: Loe Giesen

Terug naar de Spick. De boerderij vererfde namelijk kennelijk op de al eerder genoemde Margriet van den Griend, in 1559 gehuwd met Arnold van Dursdael, eveneens schepen te Roermond. Met dit huwelijk belanden we opnieuw bij een uitgebreide en zeer ingewikkelde familie. Arndt van Duirsdall wordt in 1566 tevens genoemd als eigenaar van een boerderij bij Reuver, de Spieker genaamd en daarmee tevens een bron van verwarring en misverstanden. Over de Spick zelf vinden we uit deze periode weinig gegevens, hoewel een zogenaamd Gelders plafond met op de draagbalk een Gelderse roos (eigenlijk een mispelbloem) vermoedelijk kan worden gedateerd in de tweede helft van de 16e eeuw.

Foto: Loe Giesen (detail Gelders plafond)Een akte uit 1567 noemt Raboth van Duersdal als man van Margriet van Beringen. Zijn schoonmoeder Beatrix was na een ruil met het klooster Mariaweide te Venlo zojuist eigenaresse geworden van de halve visserij in de Maas aan de Blerickse zijde. Deze visrechten - een Gelders leengoed - zullen we later nog nodig hebben om het verhaal rond de Spick sluitend te krijgen. Rabbeth van Dursdaill was in 1578 schepen van Venlo en in 1583 een van de geërfden te Beesel. In 1588 werd hij, als echtgenoot van Margaretha van Beringen, beleend met de de halve visserij te Venlo. Rabolt van Doirsdael wordt in 1590 genoemd als landeigenaar te Swalmen. In 1592 werd hun zoon, als onderscheid Robert van Dursdal de jonge genoemd, beleend en in 1598 Robert, Arnt en Adriana van Dursdal, broers en zus.
Jonker Arnoldt van Dursdaell op der Spicken of op gen Spicker was in 1603 en 1615 tevens eigenaar van hoeve de Spieker, gelegen bij de ingang van de Lommerbergen bij Reuver. Hij overleed in 1624 en liet behalve zijn weduwe, Catharina Trippen, enkele kinderen na.
Zijn zus Adriana, ook wel Arnolda of kortweg Arnold genoemd - lang leve de verwarring - trouwde met Hendrick van Cruchten en erfde de Einderhof in Rijkel, die al eerder eigendom was geweest van de oude jonker Robertt van Deursdall. In 1599 verkochten Arnoldt van Dursdael en haar (!) man jonker Heindrich van Cruchten een erfpacht gevestigd op de molen en laten van Offenbeckh. Op 14 maart 1600 verkochten Henrick van Cruchten en Adriaen van Durssdal, echtelieden, een huis genaamd de Hombergh te Venlo tussen Rabeth van Durssdal en Arent van Dursdall gelegen. Op 10 februari 1603 verkochten Rabott van Dursdal en Arnoldt van Dursdal, broers, en Hendrik van Cruchten als man en voogd van Adriana van Dursdal, elk voor hun eenderde deel, hun huis met 'peertweech' en toebehoren, 'garde und timmerplaetse opten merct' te Roermond gelegen.

Foto: Loe Giesen, 2009

Foto: Loe GiesenOp 17 juli 1626 vond een deling plaats tussen Raboth van Dursdael, enige zoon van wijlen Rabeth van Dursdael enerzijds, en Derick, Henrick, Margaretha, Geertruid en Anna van Dursdael, kinderen van Arnold van Dursdael, anderzijds, van de goederen nagelaten door hun tante ('meune') Arnolda van Dursdael, weduwe van Henrick van Cruchten. Rabeth ontving o.a. de helft van een molen buiten Venlo, genaamd de Hooghe Moelen. De kinderen van Arnold van Dursdael ontvingen o.a. een hof te Ryckel onder Beesel, genaamd Aengeneynt, alsmede een tiende die op deze hof werd gevaren en de visserij in de Maas. Tevens ontvingen zij een huis, schuur, stallingen, hoven en steenweg te Roermond op de Dries gelegen en enkele percelen te Venlo en Roermond. Van Rabeth is verder weinig bekend. In 1634 en 1636 voerde zijn weduwe Margaretha van Ringelbergh in Venlo een proces tegen jonker Dierick van Duersdal over de Hoogmolen.

Christina Trippen, de weduwe van Arnold van Dursdael zu der Spicken, wordt nog in 1641 vermeld, samen met haar zonen de jonkers Dirick en Henrick van Dursdal, haar schoonzoon jonker Wolter van Broickhusen zum Bollerwerck gehuwd met Margarita van Dursdal, de nog ongehuwde Gertrud van Dursdal en schoonzoon Hendrick Ruijs, ontvanger van Zijne Majesteits licenten te Venlo, gehuwd met Anna van Dursdael. Gertrudis van Dursdael trouwde op 19 mei 1643 met Theodorus van Hillen, in 1595 geboren te Roermond als zoon van Johan Hillen en Anna van Greefraedt, o.a. eigenaren van hoeve de Schei te Leeuwen bij Reuver. Het huwelijk werd na speciale toestemming van de vicaris-generaal voltrokken op het huis de Spick. Dirck Hillen en zijn vrouw zien we later terug als o.a. eigenaren van de hoeve Einderhof te Rijkel onder Beesel, die later via hun dochter Anna Christina zou vererven op de familie Lintgen. 'Geld trouwt geld' was vroeger niet slechts een gezegde; het was de veel voorkomende praktijk.

Foto: Loe Giesen

Op 14 maart 1644 verkochten de erfgenamen samen een schuur met plaats bij de Maaspoort in Venlo. Volgens een akte uit 1654 waren Anna en Margaretha van Dursdael toen reeds overleden; Hendrick Ruijsch en Wolter van Broeckhuijsen werden genoemd als hun weduwnaren. Op 11 maart 1663 evenwel verkochten allen weer samen het huis genaamd het Trepken, eveneens in Venlo bij de Maaspoort gelegen.

Foto: Loe Giesen

Arnold van Dursdael werd als eigenaar opgevolgd door zijn zoon Hendrick, in 1634 vermeld als doopgetuige te Asselt, onder welke parochie de Spick eeuwenlang viel. Hendrick trouwde op 17 februari 1645 in Swalmen met Ermgard van Holthuysen, dochter van Frans van Holthuysen en Maria van Bocholt. Samen kochten ze in 1650 een gedeelte van de Spick terug dat in 1570 was afgesplitst.

Om dit te begrijpen, moeten we tachtig jaar terug in de tijd, in die jaren een lang mensenleven. We maakten eerder al kennis met Catharina van de Griendt en haar man Johan van Hillen. Hun enige dochter, Johanna van Hillen, trouwde met weduwnaar jonker Willem van Merwijck, drost van Montfort en heer van Kessel. Blijkens hun huwelijksvoorwaarden van 1 augustus 1570 bracht zij o.a. in het huwelijk het eenderde deel van goed Zo der Spicken en - na diens overlijden - de gehele toekomstige vaderlijke nalatenschap. Namens de bruid werd de akte mede bezegeld door haar vader Johan Hillen, haar zwager Dieterich Ker, haar oom Raebet van Duirsdal en haar neef Goerd Hillen. Het feit dat slechts eenderde deel van de boerderij op de Boukoul in het huwelijk werd gebracht, lijkt te wijzen op een eerdere erfdeling tussen drie erfgenamen, waarvan we slechts Margriet van den Griendt en haar man Arnold van Dursdael kennen.

Willem van Merwijck pendelde wellicht tussen zijn eigen kasteel in Kessel en het kasteel in Montfort. Daar hield hij in 1578, tijdens een Staats beleg van de stad Roermond, samen met zo'n 75 manschappen stand tegen stadhouder Gilles de Barlaymond, baron van Hierges. Willem van Merwijck, heer van Kessel, overleed rond 1585, vóór zijn vrouw Johanna. Uit hun huwelijk kennen we de kinderen Caspar en Johanna. Caspar of Jasper van Merwijck trouwde in 1609 met Walraven van Stepraedt, dochter van Reinier van Stepraedt, heer te Doddendael, Doernick en Walbeck, en Johanna van Voorst tot Doddeweert. Caspars zus, Johanna, trouwde met Conrard van der Horst en ging op de Raay in Baarlo wonen.
We kijken even naar de huwelijksakte van Caspar van Merwijck en Walraven van Stepraedt in 1609. Volgens deze overeenkomst bracht de bruidegom - naast het kasteel van Kessel - o.a. in het huwelijk een korentiend te Sevenum, een huis in de Hegstraat in Roermond en jawel... een hof en bos genaamd de Spijck in Swalmen. Ongetwijfeld wordt hier het eenderde deel bedoeld dat in 1570 door Johanna van Hillen in het huwelijk was gebracht. Walraven van Stepraedt overleed al vrij jong in 1616 en in 1620 hertrouwde Caspar van Merwijck met Anna Monix.
Uit het huwelijk van Caspar en Walraven werden vier kinderen geboren. Johan Caspar - dan natuurlijk nog minderjarig - wordt genoemd in een overeenkomst uit 1620 over de Spieck in Swalmen en de tiende te Sevenum. Dochter Johanna Maria trouwde in 1634 met Johan Reinier Hoen van Carthils. Verder kennen we dochter Catharina van Merwijck en broer Willem, die uiteindelijk heer van Kessel zou worden.
Op 26 juli 1650 machtigden Johan Reinier Hoen van Cartijls, heer te Alden-Valkenberch en zijn vrouw Johanna Maria van Merwijck - zij lieten in 1656 kasteel Schaloen na een lange tijd van leegstand herbouwen - samen met Catharina van Merwijck de Roermondse burger Willem Cupers om in hun naam over te gaan tot de overdracht van `alsulcken winhoff soe ende gelijck denselven staet ende gelegen is onder den dorpe van Asselt genoempt die Speck in den lande van Momfort, met noch seecker erffmalder roggen gehypotiseert op Meelicker Hout', zoals zij deze hof op 21 juli 1650 hadden verkocht aan Jonker Henrick van Deursdael en diens vrouw Irmgart van Holthuijsen, alles volgens koopakte daarvan opgemaakt.

Foto: Loe Giesen

Met deze overdracht - waarmee de verschillende erfdelen van de boerderij weer in één hand kwamen - wordt de geschiedenis van de Spick weer iets minder ingewikkeld.

Hendrick van Dursdael en zijn vrouw kochten op 24 oktober 1651 twee stukken turfbroek op de Boucoulen gelegen, die al weer snel werden doorverkocht. De beestenschat van 1654 vermeldt op de boerderij 9 koeien, 3 runderen, 14 varkens, 105 schapen en 10 ganzen. Rond de hoeve stonden 60 wilgen en 7 eiken, waarover eveneens belasting moest worden betaald. In de jaren erna moet Hendrick zijn overleden. De schat van 1660 noemt 'joffrou Dursdal' als aangeslagene, met ditmaal 6 koeien, 3 runderen en 83 schapen. In 1668 is opnieuw sprake van joffer Dursdal Spickter. De weledele vrouwe Ermgardis van Holdthausen werd op 5 april 1673 begraven te Asselt.

Foto: Loe Giesen, 2009

Uit het huwelijk van Hendrick van Dursdael en Ermgard van Holthuysen werden tenminste drie kinderen geboren: Frans Arnold, de jong overleden Theodorus en Anna Maria van Dursdael (1650). Frans Arnold (genoemd naar zijn beide grootvaders) treffen we in 1666 en 1668 aan als doopgetuige te Swalmen. In 1673 en 1675 zien we hem, samen met zijn zus Anna Maria, bij opnieuw een overdracht van het Trepken te Venlo, waarbij ook enkele neven en nichten betrokken waren: Gerlacus Arnoldus Ruijs, licentiaat in de beide rechten, ontvanger van Z.M. licenten te Venlo, en zijn zuster Christina Elisabeth Ruijs, beiden kinderen van raad en rekenmeester Hendrick Ruijs en Anna van Dursdael; Johan Spee gehuwd met Gertruyt van Broeckhuisen en Anna Maria van Broeckhuijsen, kinderen van Wolter van Broeckhuijsen uit Wachtendonck; en raadt-ordinaris van Z.M. in Gelre Jan Baptista Lindtgen gehuwd met Christina van Hillen.
Stamhouder Frans Arnold overleed ongehuwd en werd op 27 februari 1677 begraven te Asselt. Omdat hij de laatste naamdrager was, werden zijn versierselen samen met hem begraven, zo vermeldt het overlijdensrgister.

Dochter Anna Maria van Dursdael was nu enige erfgename van de Spick. Zij trouwde op 21 februari 1678 in Asselt met Anselmus d'Everard, heer van den Braekel Distelberg en heer te Wannebroeck (ook: van den Broeck). Voor het huwelijk werd dispensatie gegeven wegens verwantschap in de tweede graad. Een jaar later werd hun eerst kind geboren, Anna Christina, bij welke gelegenheid de vader werd aangeduid als gouverneur. In totaal werden acht kinderen geboren. Anna Maria van Deursdael en haar man, kapitein in dienst van Zijne Majesteit, verpandden in februari 1686 hun tienden in Beesel en in november 1687 verkochten zij een huis in de Jodenstraat te Venlo. De schat van 1686 vermeldt mijnheer Everard op gen Spijck met twee knechten en twee maagden. Een jaar later waren er op dye Speck 4 koeien, 2 runderen en 45 schapen. Op 27 oktober 1688 verpandden 'd Everard en zijn vrouw hun vrij en onbezwaard allodiaal goed genaamd de Spick 'soo ende gelick hetselve ten naeten ende ten droogen onder de voors. heerlickheyt is gelegen'. Op 21 okober 1691 namen ze opnieuw geld op met als onderpand hun huis genaamd den Spick met alle toebehorende landerijen, weiden, houtgewas, turfbroek, groot ongeveer 200 morgen, ditmaal van de weduwe van wijlen de licentiaat en schepen Bosman in Roermond. In de kerkregisters zien we intussen hoe de gezinsleden te gast waren bij andere Swalmer gezinnen en optraden als doopgetuigen. Een lening op 8 januari 1697 van Hendrick Anthoin de Haen, raad ordinaris van het souvereine Hof van Gelderland, moest enkele jaren later opnieuw wat financiële armslag geven. Volgens de lijst van hoofdschat die een maand later werd opgesteld had Everard dat jaar drie knechten en twee maagden. In het voogdgeding van mei van dat jaar werd geklaagd dat kapitein Everard de doorgang van de tiendkarren hinderde. Een jaar later, op 15 mei 1698, kochten Anselmus d'Everard en zijn vrouw een huisplaats genaamd de Meuth op de Boukoul, met de verplichting om hierop een huis te bouwen. In mei 1701 klaagde Everard de Leijgraaf inFoto's: Loe Giesen de omgeving van de Graeterhoff niet goed werd geveegd, waardoor hij geen turf kon steken in zijn broek. Een maand later werd ook het geschil bijgelegd over de doorgang en het gebruik van de weg tussen de spick en Melyckerholt. Tijdens een belegering van Roermond in 1702 werden bij kapitein Everard 90.000 stenen uit een tiggeloven weggevoerd en de rest vernield door het Hollandse regiment van prins Albert van Brandenburgh. De grachten van de Spick werden leeggelaten om vis te pakken te krijgen. In de hoofdschat van 1702 zien we '5 knechten ende een maeght van den heere Everard'; ze zorgden samen voor 5 koeien, 2 runderen en 25 schapen. Bij akte van 21 december 1704, opgemaakt op de Spick, belastte het echtpaar het huis opnieuw. In 1705 waren er weer twee knechten en twee maagden, zoals kennelijk vanouds gebruikelijk. De beestenschat van 1706 vermeldt bij mijn heer Everardt op die Speeck 6 koeien, 1 rund, 40 schapen en 5 ganzen. De aflossing van alle renten die op het huis waren gevestigd verliep inmiddels niet zoals het hoorde en in november 1706 liet raad De Haen beslag leggen

Op 12 mei 1711 verklaarden Anselmus d'Everard, ziek van lichaam maar gezond van verstand, alsmede zijn vrouw Anna Maria van Dursdael, in volle gezondheid, dat zij 'bij deese swaere oorloghstijden ende oock ter oorsaecke van het verhelpen van hunne twee dochters in den geestelijcke staeth', grote schulden hadden gemaakt, die zij tot op heden nog niet hadden kunnen aflossen. Om hun overige kinderen 'op alle beste manieren oock tot staeth te helpen', hetgeen zou worden bemoeilijkt bij overlijden van een van beide comparanten, machtigden beiden elkaar om als langstlevende volledig te beschikken over alle na te laten goederen, hetzij leengoed of allodiaal.
Anselmus d'Everard werd op 18 mei 1711 te Asselt begraven. In de hoofd- en beestenschat van 1712 lezen we: 'mevrouwe de weduwe van den heere d'Everard pro sua familia - nihil'. Wèl aangeslagen werden een schaapherder, een koemaagd, 6 koeien, een rund en 50 schapen. Ook de personele aanslag voor 1713 bleef nihil. Op 16 januari 1717 droegen de douairiere van wijlen de heer D'Everart en haar kinderen Alexius, Anna Cristina, Maria Gertruijdis Ermgaert en Maria Clara d'Everart hun Dursdaelstiende onder Beesel gelegen voor een bedrag van 1.200 pattacons over aan het Kruisherenklooster te Venlo in onberekend gebruik. Maar de schulden stapelden zich op en een vordering van neef Gerlachus Arnoldus Ruijs in 1717 - we zagen hem al eerder in wat vriendelijker omstandigheden - gaf waarschijnlijk de doodsteek: de Spick moest worden verkocht...

Foto: Loe Giesen

Op 6 maart 1718 verkochten Anna Maria van Dursdael, douairiere van wijlen kapitein Anselmus d'Everardt, als vruchtgebruikster, haar meerderjarige kinderen Anna Christina, Maria Gertudis Irmgardis, Maria Clara d'Everard en jonker Alexius Antonius Franciscus Joseph d'Everard, als eigenaren, het huis genaamd de Spick met zijn wijhers, moeshof en boomgaard; de voorhof met gebouwen en brouwgetuig; alle landerijen, akkerlanden, bossen, turfbroeken en bemden; de hof genaamd den Mouthaegen met alle landerijen, bos, turfbroek en bemden; en het perceel op de Meut, afkomstig van Claes Claessen, voor een bedrag van in totaal 3.500 rijksdaalder aan Martinus Helmans en Maria Anna l'Anglé uit Roermond. De verkopers behielden het recht van woning op de Spick tot St.-Remigius (1 oktober) en het vruchtgebruik van moeshof en boomgaard. In de voorzomer zou de hoppenhof op hun kosten in orde worden gebracht, waarna zij de helft van de hop-oogst zouden genieten. De verkopers mochten niets aan het huis veranderen, geen vis uit de wijhers halen, de duivenvlucht niet beschadigen, geen hout kappen en geen turf steken tijdens hun inwoning.
De aankopers kochten niet alleen de beide boerderijen met de landerijen, maar tevens een (omstreden) jachtrecht en het recht van heien, weien en vlaggen op de Elmpterbosch, zoals de verkopers deze rechten sinds mensenheugenis hadden bezeten. Een stuk land in de Biesweerd onder Asselt dat buiten de verkoop was gebleven, werd in oktober 1719 afzonderlijk verkocht de weduwe Toussaint. Een jaar later verkochten de weduwe Anna Maria van Deursdael en haar kinderen tevens hun halve visserij in de Maas aan Blerickse zijde. Zij overleed op 3 februari 1724 in Roermond achter de Kloosterwand en werd een dag later in Asselt begraven. Haar zoon Antonius werd op 22 april 1748 eveneens begraven in Asselt, net als zijn zussen Maria Gertrudis Ermgardis (1681-1757), Anna Christina (1679-1757) en Maria Clara (1770). Hun Dursdaelstiende in Beesel werd verkocht aan Van der Renne, eigenaar van het Jagershuis. Hiermee verdween ook deze herinnering aan een geslacht dat eeuwenlang bepalend was geweest voor de ontwikkeling van het Maas- en Swalmdal.

In de beestenschat over het jaar 1718 zien we niet alleen 'mevrouwe de weduwe van den heere d'Everard pro sua familia - nihil' met 4 koeien, 2 runderen en 2 ganzen, maar ook 'Goert Cuijpers halfman op gen Spick' met 3 koeien, 1 rund, 18 schapen en 2 ganzen. Goert en zijn vrouw bleven ook nog enkele op de boerderij onder de nieuwe eigenaren maar verdwenen daarna weer even plotseling als ze gekomen waren.

Foto: Loe Giesen

Martinus Helmans (ook: Aelmans en Hellemans) en Maria Anna l'Anglé (ook geschreven als Lanckle, Langelee, Langhlee, Langlé, Langlee en Lengles) woonden al enige tijd in Roermond, waar ook hun kinderen werden geboren: Isabella Clara Eugenia (1697), Ludovica Josepha (1699), Erasmus Ludovicus (1701), Anna Louisa, Maria Anna Catharina (1706), Joannes Arnoldus (1707) en Christianus. Ze verkeerden daar duidelijk in de betere kringen en in 1699 zien we zowaar Arnold markies De Schenck in Hillenraede als doopgetuige.
Al op 31 oktober 1719 werd het gehele goed van de Spick, zowel  allodiaal als laatgoed, bestaande uit huis, schuur, stallingen, landerijen, bos, houtgewas en broeken, inclusief Mouthaegens hoff met landerijen en bossen opnieuw verpand door Martinus Helmans en zijn vrouw. In de hoofd- en beestenschat van 1721 worden seigneur Martijn Helmans en zijn vrouw niet aangeslagen, wel echter twee knechten, twee maagden, vier koeien en 30 schapen.
Foto: Loe GiesenOp 6 september 1725, na het overlijden van Martijn Helmans, verkochten Leonardus Janssen en diens echtgenote Anna Louisa Helmans, mede namens hun minderjarige zwager respektievelijk broer Christianus Helmans, beide boerderijen voor 4.500 pattacons door aan Frederick Jacob Heereman van Zuydtwijck. Wel werd nog afgesproken dat de erfgenamen Helmans een nieuw pachtcontract zouden bedingen met de huidige pachter. Lukte dit niet, dan zouden ze het deel van het bovenste huis en de stallingen ontruimen, in welk geval de aankoper de onderhof oftewel bascour in goede staat zou brengen als onderdak voor de halfman en zijn vee. De overdracht vond plaats op 11 september. Vermoedelijk waren ook nog wat verdere afspraken gemaakt. Volgens twee akten in het archief van de familie Heereman van Zuydtwijck schonk de nieuwe eigenaar van de Spick in 1726 enkele inkomsten uit goederen te Swalmen aan Johannes Helmans, die daarop door de bisschop van Roermond zou zijn benoemd tot pastoor van Swalmen. De akte komt helaas niet overeen met wat we elders lezen: van 1717 tot aan zijn dood in 1760 vinden we in deze functie namelijk Joannes Assuerus Bosman. Ook archieven bevatten wel eens onwaarheden.

Foto: Loe GiesenDe familie Heerman van Zuydtwijck heeft als enige eigenaar haar naam ook verbonden aan de omgrachte hoeve, die ook wel Zuidewijkspick wordt genoemd. Op de kaart van Smabers (1774) ontbreken de remise en de kapel, die dus kennelijk van later dateren en vermoedelijk zijn toegevoegd door deze familie. De bouwstijl van de kapel duidt echter op een aanmerkelijk vroegere datering.

 

 

 

 

De kapel heeft aan de buitenzijde vier pilasters. Via twee ossenogen (ook oculus of oeil de boeuf genoemd) valt het daglicht in de kapel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de kapel bevindt zich een barok Mariaaltaar met op een medaillon de in elkaar gevlochten letters J AM R: Ave Jesus Maria Regina en daarboven een koningskroon. Op het plafond van de kapel zien we een Alziend Oog omringd door elf cherubijntjes in een stralenkrans.

Foto: Loe Giesen

Foto: Loe GiesenOp 25 oktober 1805 vervaardigde landmeter Jan Mathijs Lecluyse uit Roermond een Carte figurative van de gebouwen landereyen en bosch kasien toebehoorende aen den heere baron van Suydewycks genaemt het Spick geleegen onder de gemeente van Swalmen en Ruremonde. Met veel oog voor detail heeft Lecluyse ook de gebouwen ingetekend en wel in vogelvlucht. Duidelijk zien we hoe het terrein uit de drie omgrachte delen bestond. Via twee poorten aan de noord- en zuidzijde kwam men op de voorhof. Hier lagen de U-vormige bedrijfsgebouwen, in 1805 nog gedekt met verschillende materialen - waarschijnlijk kleidakpannen en riet - en niet voorzien van de mansarde-daken die we nu zien. De remise ontbreekt nog steeds.
Het hoofdgebouw heeft al vrijwel het uiterlijk zoals we dat ook nu nog kennen. Het klokkentorentje - of is het een lantaarn? - lijkt iets groter dan het huidige en voor het eerst zien we de huiskapel, die daarme tussen 1774 en 1805 werd gebouwd. Zeer interessant ook is de aanwezigheid van twee gemakken: de sanitaire stortkokers tegen de oostgevel zijn tegenwoordig niet meer aanwezig maar bouwsporen in het metselwerk verraden nog steeds waar ze gezeten hebben.
We lopen onder het fraaie poortje door, voorzien van een puntboog en pinakels. Fijn, dat Lecluyse al deze details ook laat zien. De moeshof, aan de overzijde van opnieuw een gracht - is bereikbaar via een aparte ophaalbrug. De boomgaard ten zuiden van het huis is met een hekwerk afgesloten voor het vee. De grote vijvers ten oosten van het complex zorgden waarschijnlijk voor verse vis. Ze werden rond het jaar 2000 zoveel mogelijk teruggebracht in de toestand van twee eeuwen daarvoor.

Foto: Loe Giesen

In 1818 verkochten de erven Heereman de Spick aan Antoine Burghoff, een in Gulik geboren schilder en vergulder die in 1785 in Roermond was gehuwd met Maria Aldegondis Severijns. Deze grondlegger van de Roermondse papierfabriek, tevens eigenaar van Groenewoud, overleed in 1831. Het is niet uitgesloten dat hij, gelet ook op zijn beroep, verantwoordelijk is voor de vele schilderingen die het interieur van het huis tot op heden sieren. Helaas waren schilderingen en de muren op de benedenverdieping in de 1960'er jaren in zo slechte staat dat ze daar niet konden worden bewaard. Op de bovenverdieping echter zien we nog geheel rondom een schildering in uitsluitend blauwtinten.

Foto's: Loe Giesen

Foto: Loe GiesenIn 1855 werd zoon Jacob Burghoff te Roermond genoemd als eigenaar. Pachter van de pachthoeve genaamd genaamd het Spick was in 1858 Pieter Hendrik Sangers. In 1872 was de boerderij eigendom van Frans Burghoff, zoon van Jacob. Frans was tevens - in navolging van zijn vader - geruime tijd rentmeester van kasteel Hillenraad en kende als zodanig ongetwijfeld de familie Vallen die op het kasteel Hellenraedt woonde en daar een boomkwekerij runde. Zoon Reinhard leek hem wel een geschikte boer. In maart 1874 verpachtte Frans de bovenste hoeve van het landgoed genaamd het Suydwijck Spick, bestaande uit woonhuis, schuur, stallingen, akkerlanden, groesen, weigewassen, hooilanden een termijn van 6 achtereenvolgende jaren aan Reinhard Vallen en diens echtgenote Maria Tobben. In september 1884 was Reinard Vallen, man van Maria Tobben op de Spyk te Swalmen, een van de verkopers van de Koondertenhof in Asselt. Hun zoon Johannes Joachim Vallen trouwde in 1903 met Maria Verheggen.

In 1896 was de Spick eigendom van Jacqueline Hendrix, dochter van Michiel Andries Hendrix en Agnes Burghoff. Zij was in 1866 getrouwd met Ferdinand Verschuure te Roermond. De boerderij werd intussen nog steeds gepacht door de kinderen Vallen. In juni 1915 kwam een knecht, de 20-jarige J. Wijnen, om het leven toen hij tijdens het hooien in een weiland werd getroffen door bliksem. Hij was op slag dood.

Foto: Frans Peeters.

In 1918 kwam de Spick in handen NV de Maasgouw, die het landgoed in 1920 verkocht aan Louis Vallen, zoon van eerdere pachters. De hoeve is nu bezit van de familie Thissen. Zij knapten de gebouwen op en plaatsten o.a. het windvaantje van de familie Heereman van Zuydtwijck op het torentje boven de toegangspoort.

Foto: Loe Giesen

 
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
 
© Loe Giesen, Reuver 1983-2016