Tussen Maas en Meerlebroek - Toponiemen in de gemeente Beesel
 
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
 
Kaldengraaf, de Smabers 10/239

Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart vinden we de benaming den Kalden Graeff voor een beek tussen de limijt steen (grenssteen) met Belfeld en uitmondend bij het fonder bij de Schaapsbrug over de Schelkensbeek. Deze verdween met de aanleg van de Patersweerd.

De beek vormde de grens met Belfeld; vanaf de grenssteen liep de gemeentegrens over de Hoverheideweg. Na 1781 werd deze grens gewijzigd, waardoor deze weg geheel in Belfeld kwam te liggen. Op 17 oktober 1785 vond in het gerichtshuis te Beesel de openbare verkoop 'met den stokkeslag' plaats van de hoeve genaamd Ruttenhof (Onderste Hof) plus de hoeve de Kaale Graaft te Belfeld. Graaf is een oude benaming voor greppel of spitsgracht. De juiste uitleg voor 'kaal' (Kaellen?) of 'kald' (koud) is onzeker. Zie ook: Wildveld.

 
Kale Plak, de  

Veldnaam voor het gebied ongeveer begrensd door BEUKELSTRAAT, KROMMENHOEK, Schelkensbeek en KEULSEWEG. De naam wordt niet aangetroffen in schriftelijke bronnen.
De straten die in de 1990'er jaren in dit gebied werden aangelegd, zijn vernoemd naar personen die in Tweede Wereldoorlog werden gedood.

 
Kamp, de Smabers 8/59

Foto: Loe Giesen

Deze boerderij op de hoek van KESSELSEWEG en ROOZENDAELSEWEG behoort tot de oudste hoeven van de gemeente. Over de oudste gegevens zijn echter nog veel onduidelijkheden. Het is echter waarschijnlijk dat de bouwhof ooit tot de goederen van de graven van Kessel behoorde, die vanuit het kasteel aan de overkant van de Maas letterlijk een oogje in het zeil konden houden.

Foto: Loe Giesen

Op 17 augustus 1358 verklaarden de ridders Johan heer van Bruchusen en Gotfried van Vlodrop als vazallen van Keulen dat ridder Johan van Mirlaer zijn hof Ten Campe ten overstaan van de Beeselse schepenen Gerhart Raet van Kessel, Gubbel van den Scheide, Johan van der Hage en Heyne Reynerszoon een rente van 20 schilden uit deze boerderij als manleen had opgedragen aan de aartsbisschop van Keulen, in ruil voor een lening van 200 oude gouden schilden. Johan van Mirlaer was waarschijnlijk kort daarvoor zijn vader Jacob van Mirlaer (de Jonge) opgevolgd als drost van het land van Montfort. Mogelijk was ook de Kamp afkomstig uit de nalatenschap van zijn ouders. Hij bleef drost tot 1372. Tevens volgde hij zijn vader op als heer van Horst. Hij overleed zonder wettige nakomelingen na te laten. Het manleen verviel waarschijnlijk door zijn overlijden.

Tenzij de boerderij werd verkocht, betekent dit dat de Kamp eigendom werd van zijn familie. Zijn broer Jacob (III) van Mirlaer huwde in 1365 met Guda van Swalmen, dochter van wijlen ridder Sigerus van Swalmen. Johan's zus Christina was gehuwd met Roelman van Arendaal. In maart 1372 verklaarden hun kinderen Hendrik en Salentijn van Arendaal dat zij de goederen hadden ontvangen die van hun vader en oom Johan van Mirlaer waren geweest. Johan's andere zus Mechtildis trouwde met Herman van Lievendaal. Zij erfde na het overlijden van Johan de allodiale helft van de heerlijkheid Horst. Al met al weten we echter nog niet wat met de Kamp gebeurde.

Op 3 juli 1458 was de boerderij eigendom van Hendrik van Baerle. Ook hij verpandde zijn boerderij Te Camp. Mogelijk betreft het Henrick van Baerle de Oude bijgenaamd van Krieckenbeck. Op 30 mei 1459 verkocht deze samen met zijn vrouw Eylse de helft van de hof op gen Hogen Werde bij Straelen (Dld.), waarbij hun zoon Aernt van Crekenbeck en Johan van Lyevendaill borg stonden. Henrick liet zijn zoon Henrick van Baerle de Jonge op 18 oktober 1473 de leeneed liet afleggen van de hoff te Barlo onder Leuth (Dld.). In 1468 werd de Beeselse hoeve bewoond door Hein opte Kamp. In 1474 wordt Henrick van Baerle genoemd als buurman van de Schei. Henrick senior overleed vóór 1478. Vermoedelijk was het zijn zoon Henrick junior die op verzoek van enkele Beeselse schepenen in 1486 een leenbrief van Ronckenstein bezegelde.]

De Kamp, 23 september 1921. Foto: Klaas Uilkema.

Op het eind van de 15e eeuw raken we het spoor opnieuw bijster. Waarschijnlijk werd de boerderij in de 16e eeuw gedeeld, zoals wordt bevestigd door het cijnsregister van Nieuwenbroeck.In 1600 werden tijdens een razzia van soldaten uit Venlo op de hoeve van Jan Ronden bij Seiben op den Kamp o.a. 14 of 15 'morellen kerissen' bomen omgehakt.Op het eind van de 16e of begin van de 17e eeuw was de boerderij eigendom van Johan van Dursdael en Elisabeth van Cruchten, tevens eigenaren van hoeve de Zang.
Via het huwelijk van Margaretha (elders: Maria) van D
ursdael met Frans van Haeften kwam de boerderij in handen van de familie Van Haeften. Op 1 juni 1645 verklaarden hun zonen de jonkers Henrich en Hans Gerard van Haften, beide cornetten in dienst van de koning, daartoe bijgestaan door hun vader de ritmeester Frans van Haften en door hun voogden Gielis van Haften en Godfried van Stein, dat zij een lening hadden opgenomen met als onderpand hun bouwhof gelegen te Leuven onder Biesel, genaamd den Alden Camp, alsmede hun Cleine Hoeve (zie: Wilde Hoeve) aldaar. Deze lening werd eerst in 1711 afgelost. Hendrik wordt in 1654 vermeld als drost van het land van Kessel. Op 17 april 1657 diende de Camperhoeff opnieuw als onderpand voor een verkoop door jonker Hendrick van Haften en zijn vrouw (zie: Wilde Hoeve).

Foto: Loe GiesenIn 1666 ruilden Hendrik van Haeften, drossaard van het land van Kessel, en zijn vrouw Gerardina van Franckenhoeven hun boerderij den Alden Camp met de eigenaren van de Spieker, Gerard van Lom en Maria Malioni.Via Van Lom werd de boerderij in de loop van de late 17e of vroege 18e eeuw eigendom van Nieuwenbroeck. In het cijnsregister van Nieuwenbroeck lezen we: Camper hoff in twee deelen gedeijlt, geft van een deel geene smaele thiendt, waer van die stallingen op die gemeijnte staen, ende van d'ander groff en smaele. Op dat moment was reeds sprake van de Oude of Kleine Kamp en de Nieuwe of Grote Kamp (de Spieker). Nadat de boerderij in 1747 bij deling was toegewezen aan Dorothea de Haen en haar man Tilmannus Junckers, werd ze na haar overlijden met de overige Nieuwenbroekse goederen verkocht aan Jean Francois de Collignon.

Tekening: Klaas Uilkema, 1921.

Foto: Loe GiesenDeze 'heere van den riddermaetigen huijse Nieuwenbroeck' verpandde den Camperhoff in juli 1769 voor een bedrag van 2000 pattacons aan Alexander baron van Baexen. Op de Smaberskaart uit 1781 staat de hoeve (toen nog van het zogenaamde open hof-type) aangegeven als nummer 59. omgeven door een grote boomgaard. Waarschijnlijk liep de Sangersweg ooit over het open erf. Later werd ze verbouwd c.q. uitgebreid tot een gesloten hof. In 1791 werd de Camperhof gepacht door Joannes Alberts en Maria Hinssen, in 1817 en 1838 door Peter Peeters, en in 1878 door Simon Peeters.

In september 1921 werd de boerderij opgemeten en ingetekend door Klaas Uilkema, een boerderij-onderzoeker die tussen 1918 en 1933 ongeveer 400 boerderij onderzocht en daarbij enkele duizenden foto's maakte. Uilkema werd vermoedelijk rondgeleid door 'bewoner Frans Franssen', zoals we kunnen lezen uit de veldwerktekening van zijn opname.

Tegenwoordig is de Kamp verbouwd tot woonhuis.

Foto: Loe Giesen

 
Kamperveld Smabers 8

Foto: Loe Giesen

In 1646 wordt het Kamper Velde genoemd. Op de Smaberskaart een veldnaam voor het gebied begrensd door Huilbeek, Maas, SCHEIWEG, Sangerweg, Spiekerzijweg, ST.-JORISSTRAAT en Ohebroekerveldweg.

Op enkele plaatsen in dit veld is nog goed de oude winterbedding van de Maas herkenbaar.

 
Kantweg, Hoge en Lage  

Foto: Loe GiesenDeze zandwegen, gelegen aan boven- en onderzijde van de steilrand van de Turfhei, staan niet aangegeven op de Smaberskaart. Van de Lage Kantweg resteert tegenwoordig slechts een klein stukje, tot aan een klein gebouw van de Wildbeheereenheid Beesel-Reuver-Swalmen.

Foto: Loe Giesen

In de loop van 2019 werd in het Beesels Broek groot onderhoud gepleegd door Stichting het Limburgs Landschap, waarbij ook het oostelijke gedeelte van de Lage Kantweg weer werd hersteld, zij het niet in een staat die geschikt is voor fietsers.

 
Kapelaanskamp Smabers 3
De voor zover bekend oudste vermelding van de Cappelaentscamp, gelegen naast de Stege in Rijkel, dateert uit 1733. Op de Smaberskaart staat de veldnaam Cappellaens Camp aangegeven voor een gebied begrensd door Gubbelskamp, RIJKEL, BURGEMEESTER JANSSENSTRAAT en GUBBELSWEG. Smabers rekende het gebied tot de Bakhei. Latere vermeldingen van de Kaplaanskamp (1859) zijn legio.

Mogelijk kreeg de kapelaan van Beesel een gedeelte van zijn inkomsten uit deze grond. Vermoedelijk dateert de benaming van na 1661, het stichtingsjaar van de kapelanie.

 
Kapelaansweg Smabers 3
Op de Smaberskaart staat deze weg aangegeven als begrenzing van het Hoesterveld. Omdat het hier gemene gronden betreft, was deze grens mogelijk reeds in gebruik als brede doorgang tussen Hoesterveld en Wevelskamp.
 
KAPELLERWEG Smabers 9

Foto: Loe GiesenDeze weg komt op de Smaberskaart ongeveer overeen met een gedeelte van de oude weg van Keulen naar Antwerpen.(Zie: Oude Veerweg).

Bovendien vormde de weg een van de kortste verbindingen tussen Reuver en de St.-Lambertuskapel. De weg lopend vanaf de PARKLAAN langs het sportpark en het jeugdhuis in de richting van de St.-Lambertuskapel werd op 8 november 1950 vastgesteld.

Het niet officieel vastgestelde gedeelte van deze weg, het zandpad tussen AALMOEZENIER CAMPLAAN en kapel, is de laatste tientallen jaren met het verdwijnen van de processies en het verbeteren van alternatieve routes in onbruik geraakt, mede door de bouw van de woning van de familie Henskens midden op het tracé van de weg.

 
KASTANJELAAN  
1. Offenbeek (Bomenbuurt).  

Foto: Loe GiesenWe onderscheiden de tamme kastanje en de wilde of paardenkastanje. Elk najaar worden nog tamme kastanjes geraapt door de kinderen of, indien dit onvoldoende oplevert, 'gebeugeld'.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 mei 1964.

 
2. Reuver-Leeuwen  
Op 8 november 1950 werd de benaming 'Kastanjelaan' vastgesteld voor de 3e verbindingsweg tussen PARKLAAN en KAPELLERWEG. Deze weg heet tegenwoordig MINISTER GOSELINGLAAN.
 
3. Reuver-Leeuwen  

Foto: Loe Giesen

Gedeelte van de SCHEIWEG tussen AALMOEZENIER CAMPLAAN en de vijfsprong bij de manége. Deze weg staat op de Smaberskaart niet duidelijk aangegeven maar is er in 1781 ongetwijfeld geweest. De weg wordt alleen op sommige kaarten als zodanig aangegeven. Met name aan de noordoostzijde van de weg groeien de oude kastanjebomen van hoeve de Zang.

 
Kasteel, in 't  

In 1879 werd bouwland in 't Kasteel (sectie E 178) te koop aangeboden. De benaming wordt ook in 1918 gebruikt voor perceel E 1086.

Gelet op de kadastrale perceelsnummers moet de locatie van dit toponiem worden gezocht tussen HOOGSTRAAT, Raayerveldweg en voormalige Molenweg.

 
Kasteelsewaard  
In 1876 verkocht koopman Conrardus Beumen rode en witte kool te Reuver op de Kasteelscherwaard. Gewoonlijk werd dit gebied aangeduid als de Weerd (zie aldaar). De betreffende notaris uit Venlo heeft de benaming wellicht gebruikt om de relatie met het kasteel van Kessel te benadrukken, waartoe de Weerd van oudsher behoorde.
 
Kasteelslaan Smabers 6
Zie: BURGEMEESTER MEUTERLAAN.
 
Kasteelspad Smabers 6
De huidige BURGEMEESTER MEUTERLAAN heette vroeger Kasteelspad. Op 17 april 1948 werd deze benaming officieel gewijzigd in 'Kasteelslaan'.
 
Kasteelweg Smabers 6/38
Op de Smaberskaart wordt deze verbinding aangegeven als een weg tussen de BAKHEIDE en de NIEUWSTRAAT. Tussen de Huilbeek en de NIEUWSTRAAT wordt hij aangeduid als water straetjen. Tegenwoordig spreekt men nog van 't Sjteegske. Ten zuiden van Nieuwenbroeck was in 1781 een veehek over de weg. (Zie: valder).
 
Kazerneweg  

In 1889 werd in Reuver een zogenaamde brigade-marechaussee in het leven geroepen. De brigade bestond uit een onderofficier en twee manschappen te voet. Tevens kreeg Helden-Panningen een brigade, die daar bestond uit een onderofficier bijgestaan door vier manschappen te paard. Gelijktijdig werd de brigade in Kessel opgeheven. "De nieuwe brigades zullen worden betrokken zoodra de gebouwen, dienende tot kazerne, gereed zullen zijn", aldus de Nieuwe Koerier van 28 september 1889.

De marechausseekazerne aan de RIJKSWEG werd gebouwd in 1910; onderstaande foto is van 1915. De bewoners kwamen veelal uit het noorden van het land en bleven vaak maar korte tijd.

In 1936 was het gebouw kort het toneel van een flinke ruzie tussen de gebroeders T., allebei kooplieden. Daarbij vluchtte een van beiden de kazerne in, achtervolgd door de ander. Deze greep een bezem van de opperwachtmeester en ging daarmee de ander te lijf. Uiteindelijk greep de marechaussee in en P.T. werd afgevoerd naar het Huis van Bewaring in Roermond.

Deze benaming werd op 20 september 1948 officieel vastgesteld voor de weg vanaf de toenmalige marechausseekazerne in de richting van de Maas. De woning Kazerneweg 6 werd op 18 februari 1957 onbewoonbaar verklaard.

Zie ook: ST.-BARBARASTRAAT, SCHINDERSPARK, BERKENWEG.

 
Keel, de  
Foto: Loe GiesenTrechtervormige doorgang de Keel (1662) in de landweer genaamd de Wolfsgraaf in het Meerlebroek nabij Waterloo. Tijdens het voogdgeding van 4 mei 1671 klaagden de inwoners van Rijckel dat des schapen te ver in het Beesels broek liepen en dat daarom de kelen moesten worden opgemaakt, zodat de schapen er niet meer overheen zouden gaan. Daarop werd bepaald dat de kelen zouden worden opgegraven. Het vee van het Dorp en van het Bussereijndt moest naar het Meerlenbroeck worden gedreven.
 
Keizersbaan of Keizer Karelsweg Smabers 13
Zie: PRINSENDIJK.
 
KEMIENSTRAAT  

'Kemien' is het dialektwoord voor 'schoorsteen'. De vele fabrieksschoorstenen van de Offenbeekse gres- en kleiwarenindustrie domineerden vele tientallen jaren het dorpsbeeld. Ontelbare malen moest de Reuverse en Offenbeekse bevolking de waslijnen leeghalen en het wasgoed opnieuw wassen. Alleen een restant van een van de schoorstenen herinnert aan deze 'goeie ouwe tijd' die zich niet zozeer kenmerkte door romantiek dan wel door lange dagen van harde arbeid.

De benaming werd gelijktijdig met de overige straatnamen van buurt Heyencamp vastgesteld op 24 april 1984.

 
Kempke, 't  

Benamingen als 'kamp' en 'kempke' zijn zeer algemeen. Af en toe komen we ze ook tegen als zelfstandig toponiem. Zo werd in 1811 akkerland en bos in het Kempke te Beesel verkocht. 't Kempke was het gebied begrensd door KERSTENBERGWEG, HOORNPOST en BAKHEIDE, daar waar de Blokhut van Jong Nederland ligt en V.V. Bieslo haar voetbalterrein had. Dit voetbalterrein kreeg daarom ook de naam 't Kempke.

Eenzelfde benaming komt in 1832 voor bij een verdeling van landerijen behorend tot de Spieker.

 
KERAMIEKSTRAAT  

Keramiek (ook wel: ceramiek) is een verzamelnaam voor alle eindprodukten die voornamelijk uit gebakken klei bestaan, van dakpannen tot fijn porselein. Keramische produkten zijn van doorslaggevende betekenis geweest voor de voornaamste werkgelegenheid binnen de gemeente en de daarmee gepaard gaande bevolkingstoename in met name het begin van de 20e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog nam deze rol geleidelijk af en werden vele bedrijven gesaneerd. Hierdoor werd het tevens mogelijk om de bestaande woonwijken, die voorheen door fabriekencomplexen werden gescheiden, door de aanleg van nieuwe woonwijken aan elkaar te koppelen. De vrij hardnekkige scheiding tussen Offenbeek en Reuver (mede ontstaan door de aanleg van de spoorlijn in 1865) zal hierdoor naar verwachting geleidelijk vervagen.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 24 april 1984.

 
kerk    
1. kerk Beesel Smabers 2/231

De eerste kerk van Beesel, gelegen op het kerkhof in Ouddorp, werd volgens de overlevering reeds in het midden van de 12e eeuw gebouwd. 'Wij van Elmpt hebben die kerk gebouwd anno 1157', zo zou een opschrift hebben geluid dat in 1840 tijdens de sloop van de oude kerk in Ouddorp werd aangetroffen op een balk in de kerktoren. De balk ging later verloren, zodat de juistheid van dit zeer vroege bericht niet op waarheid kon worden getoetst. De kerk van Beesel bezat meerdere altaren, waarvan dat van de H. Gertrudis (de patrones van Beesel) waarschijnlijk het oudste is. Een in 2005 opgegraven fragment van een hardstenen doopvont wijst eveneens op een aanzienlijke ouderdom van de Beeselse kerk.

Fotobewerking: Loe Giesen

Reeds in 1374 schonk Eva van der Maesen krachtens testament 7 panelen aan dit altaar. Gertrudis (626-659) was een dochter van Pepijn van Landen; zij stichtte de abdij van Nijvel (België). Wanneer het regende op haar naamfeest, 17 maart, beloofde dat een hele tijd weinig goeds; vandaar dat deze dag ook wel oneerbiedig 'Pis-Greet' werd genoemd.Opmerkelijk is, dat het Gertrudisaltaar nooit expliciet werd genoemd bij het benoemingsrecht van de heren van Tgen Raede en later Nieuwenbroeck, tenzij het benoemingsrecht voor de pastoor als zodanig gold; de altaren van de HH Catharina (Catharina van Alexandrië, een van de 14 noodhelpers), Nicolaas (patroon van de schippers en reizigers) en Antonius worden eerst in de beleningsakten vanaf 1660 vermeld. Ook opmerkelijk is, dat de 'kerckenghift' zowel door Tgen Raede als Tgen Broeck (1458) werd geclaimd.

Foto: Loe GiesenIn 1464 stond Hertog Arnout van Gelre de inwoners van Besell toe om 25 bunder gemeentegrond te verkopen voor het gieten van een nieuwe klok. De oude klokken waren te klein geworden om in geval van nood in de gehele gemeente te worden gehoord. De nieuwe klok, met een doorsnee van 2 meter en een gewicht van 1600 kilo, werd gemaakt door Johan Klockengieter uit Venlo. Naast het opschrift 'Jhesus Maria : Johan Klockengieter : anno domini M : CCCC : LXIIII', zijn op de klok drie medaillons te zien met de Gelderse leeuw, de kruisiging van Jesus tussen de twee moordenaars, en met Maria en Johannes onder een gekruisigde Christus. De klokken waren van levensbelang voor de kleine dorpsgemeenschap, zoals bleek in het midden van de 16e eeuw. In augustus 1550 gijzelden de Beeselnaren een inwoner van Bracht en hielden hem enkele dagen gevangen. Midden in de nacht vielen de inwoners van Bracht Beesel binnen; allereerst werd de kerk omsingeld zodat de noodklok niet kon worden geluid. De grensstrijd, waarvan dit een van de tragische hoogtepunten was, werd na vele jaren bijgelegd. In 1552 kregen de inwoners van Bracht in ruil voor weiderecht op Guliks grondgebied toestemming om in Biesel naar de kerk te gaan voor 'boess unnd penitentz'. In augustus 1600 werd tijdens een razzia door Spaanse soldaten uit Venlo een Beeselnaar doodgeschoten. Na het voorval werd meteen de noodklok geluid. De volgende dag keerden de soldaten terug en moesten drie Beeselnaren in de kerk vluchten, waar ze desondanks onder vuur werden genomen. Dankzij de verkoop van de boerderij den Walsberch kon in 1646 honderd daalder worden besteed aan de sloop en wederopbouw van het kirckenhuijs tot Besell. Rond 1740 werd de kerkmuur, die op veul platsen om verre viel, gerepareerd. In 1772 kregen Henderick Joos ten en metselaar Willem Kregers opnieuw opdracht om de kerckmuir of kerckhofsmoer op te knappen, terwijl Joannes Fijten en timmerman Lowij Blomers het kerckhofportien opknapten. Ook de kerk zelf werd niet vergeten: in 1780 plaatste Peter Smeets een neuwe horlogie in den toherren zodat Beesel weer bij de tijd was. Voor ruim 57 pattacons maakte Leonardus Klingen een solder en kast om de horlogie.Volgens een niet-bevestigd krantebericht uit 1905 werd de oude klok of een zusterklok in de Franse Tijd, waarschijnlijk tussen 1795 en 1805, door de Fransen uit de toren gehaald om over de Maas te worden afgevoerd. De vraag was echter hoe het gevaarte moest worden verplaatst. Met alle macht werd op de klok geslagen om deze stuk te krijgen. Uiteindelijk was het smid Geurt Quicken die met de oplossing kwam: hij gaf het advies om de klok ondersteboven te zetten, met zand te vullen en er een ketting omheen te spannen zodat de trillingen de klok zelf zouden vernielen. En warempel, ditmaal duurde het niet lang, of de klok begaf het. In 1815 werd door Francis Ceben een kleine klok gemaakt.In de loop van de vroege 19e eeuw werd het plaatsgebrek in en rond de kerk steeds nijpender. In april 1817 vroeg de pastoor van Beesel om slechting van het kerkhof. Burgemeester Ruijs deelde zijn mening, omdat bij het delven van graven geregeld misverstanden bleken te bestaan en oude graven werden aangesneden. Zes jaar later bleek de kerk aan een grote opknapbeurt toe, waarvoor de burgemeester een subsidie aanvroeg. Waarschijnlijk leidde deze aanvraag tot niets; in maart 1837 was de kerk nog steeds in zeer slechte staat. Een orkaan in het najaar van 1837 deed de toestand van met name de kerktoren nog verder achteruitgaan. Deze klokketoren had 75 cm dikke muren; van binnen was de toren 5½ meter en van buiten 7 meter. De hoogte bedroeg 19½ meter, gemeten tussen de kerkvloer en de torenspits. De stenen waren in de gemeente gebakken. In maart 1838 liet de burgemeester weten dat hij bang was dat hij het gebouw zou moeten sluiten als er niet snel wat gebeurde.

Foto: Loe GiesenKennelijk werd de noodkreet ditmaal wel gehoord. In januari 1839 gaf de burgemeester met toestemming van de raad aan de veldwachter opdracht om in Rijkel, Dorp en Bussering aan alle gezinshoofden bekend te maken, dat degenen die tegen verplaatsing van de kerk waren, zich dadelijk moesten melden. Van de 128 gezinshoofden (op een totaal van 753 zielen) kwamen er maar 24 die tegen de verplaatsing waren, zodat er 104 vóór de verplaatsing waren. In juni 1839 waren plannen gereed voor de bouw van een nieuwe kerk. Intussen ging de toestand van de oude kerk met de dag achteruit. In december 1839 kwam de balk waaraan de kerkklok hing aan een kant uit de muur. De burgemeester vroeg toestemming om de klok te verwijderen en de toren te slopen, opdat niet dezelfde ongelukken zouden gebeuren als in de gemeente Beverlo. Rond nieuwjaar werd de kerkklok weggehaald en op de pastorie geplaatst, zodat alles uit het oude kerkgebouw was geruimd. De burgemeester hoopte dat snel orders zouden komen om het gebouw af te breken. Deze lieten niet lang op zich wachten; in januari 1840 gingen de bouwplannen de deur uit en begin februari kon worden begonnen met de sloop van de kerk. De burgemeester verwachtte dat sommige inwoners niet zonder meer hun medewerking zouden verlenen. Ondanks het feit dat de nieuwbouwplannen reeds ruim een jaar bekend waren en op 31 augustus 1840 een subsidie was toegekend, zat Beesel intussen wel zonder kerk. Ter gelegenheid van de toekenning vond op 28 september een mis plaats. Foto: Loe GiesenNog diezelfde maand verzocht de burgemeester de hoofingenieur van de Waterstaat te Maastricht om binnen een maand de plaats voor een nieuwe kerk aan te wijzen, zodat nog datzelfde seizoen stenen uit het Broek zouden kunnen worden aangevoerd. Voordat de subsidie kon worden uitgekeerd, moest de gemeente eerst bewijzen dat de nieuwe plaats door de Waterstaat was goedgekeurd. In januari 1841 was een aannemer gevonden die voor frs. 5000 het metselwerk en het houtwerk wilde aannemen. De burgemeester wilde graag van dit goedkope bod gebruik maken. Op 22 januari ging het bestek de deur uit, maar een maand later had de gemeente nog niets vernomen. De burgemeester vroeg om haast te maken met de goedkeuring van de bouwplannen, om nog voor 1 maart met de bouw te kunnen beginnen. Deze streefdatum werd niet gehaald. Op 6 maart 1841 was de oude kerk bijna afgebroken en alle mergelblokken voor de fundamenten voor de nieuwe kerk waren reeds op de plaats waar deze zou komen te staan. Een stuk van een van de pilaren kwam uiteindelijk enkele honderden meters verderop terecht, bij de inrit van de familie Bouten langs de KERKWEG.

Zie verder: KERKPLEIN.

Frans G.J. Geerlings: Oude grafmonumenten tot rond 1900. Inventarisatie van hetgeen nog over is. Deel 2: Beesel-Ouddorp. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 13 (1993).
Loe Giesen: De klokken van Beesel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 16 (1996).
Wiel Luys: Onderzoek naar de voormalige St.-Gertrudiskerk in Ouddorp (gem. Beesel). In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 19 (1999).
Ger Stroucken: De reis van de Beeselse koningskop. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 26 (2008).

 
2. kerk Reuver  

Op 1 april 1834 werd Reuver door Monseigneur Van Bommel, bisschop van Luik, op aandringen van een groep Reuvernaren onder leiding van Leonard van den Broeck, tot een zelfstandige parochie verheven. Nog datzelfde jaar werd in de kom van Reuver een nieuwe kapel gebouwd ter vervanging van de ingestorte St.-Lambertuskapel in Leeuwen. Eerst vijf jaar later kreeg deze de status van hulpkerk of succursale kerk. De kerkelijke afscheiding van Beesel ging niet zonder slag of stoot en hield nauw verband met andere pogingen om Reuver en Offenbeek minder afhankelijk te maken van de parochie Beesel. Doordat de gemeenteraad uit 6 Beeselnaren en 3 Reuvernaren bestond en men in Beesel grote behoefte had aan een nieuwe kerk en school, was de medewerking van de gemeente nihil. T'is niet alleen dat de drie leden van den gemeenteraad verlangen eene bezoldeging voor eenen schoolonderwijzer; dit verkregen te hebben, zullen zij vragen een schoollokaal, een traktement voor hunnen koster (...) Dit alles verkregen te hebben, zullen zij overgaan tot eene aanvraging van een pastorij huis etc. etc., terwijlen zij alreeds van hun kapel hebben zoeken te verkrijgen tot een parochie, en alzoo zal de gemeente ten langen laatsten genootzaak zijn twee parochiën te onderhouden.

De strijd tussen beide parochies liep hoog op. Foto: Loe GiesenIn februari 1840 besloot de Provincie een subsidie voor een schoolgebouw in Reuver te geven om reden van den verdeeldheid en onverdraagzaamheid welke er tusschen den inwoneren van den Reuver en Offenbeek en de bewoners van den Kom en den daarom gelegen gehuchten ontstaan is sedert de opbouwing der kapelle en tijdens het Belgisch bestuur onafhankelijk geworden kerk te Reuver. Zoo verre gaandt is deze verdeeldheid en afgekeerdheid gekomen, dat de Geest van haat en vijandschap tusschen de inwoneren van het gehucht de Reuver en die van de Kom der gemeente bij elke gelegenheid heerscht en in werking is. In maart 1840 was de spanning nog verder opgelopen ten gevolge van meer en meer toenemende vorderingen van eenige inwoneren van het gehucht de Reuver, die niets anders bedoelen en daar op blijven aandringen, om tot eene volkomen scheiding te geraken (...) en van alle gemeenschap met het dorp Beezel te worden afgezonderd. Op het hoogtepunt van de ruzie stelde de burgemeester zelfs voor om de scheijding tuschen de gehuchten Riekel, Dorp, Bussering, en die van Leuwen, Reuver, Offenbeek voor te dragen.

Een zware storm die in maart 1876 over de omgeving trok, liet ook in Reuver een spoor van verwoesting na. Vele huizen werden beschadigd, het dak van de sacristie en een groot deel van de pannen van de kerk werden weggeblazen.

Bovenstaande afbeeldingen van de oude kerk bevindt zich in het parochiearchief. Een plattegrond gemaakt rond dezelfde periode laat zien dat het eenbeukige kerkje uiteindelijk plaats zou maken voor nieuwbouw. Het priesterkoor van deze nieuwe kerk kwam - althans volgens deze schets - op de plaats te liggen van de oude kerk.

Foto: Loe Giesen De noodkerk uit 1834 werd in 1878 vervangen door een nieuwe kerk naar een ontwerp van architect Jules Kayser uit Venlo. De 'eerste steen' van 17 september 1878 bevindt zich nabij de toren langs de PASTOOR VRANCKENLAAN, destijds Leeuwerweg geheten. Op 6 september 1880 werd de kerk ingewijd door mgr. Paredis, een gebeurtenis die enkele dagen later uitgebreid werd beschreven in het Venloosch Weekblad. In deze beschrijving lezen we o.a. dat het Sacrament in processie vanuit de oude kerk naar de nieuwe werd gebracht. Dit lijkt in strijd met de informatie die wordt gegeven in de eerdergenoemde schets van de plattegrond.

Na de inwijding in 1880 werd het gebouw nog diverse malen uitgebreid. Onder pastoor Vrancken werd rond 1905 het middenschip gebouwd. Onder pastoor Packbier werd later nog de linkervleugel toevoegd. Pastoor Viegen hield zich vooral bezig met het interieur. Onder zijn bewind kwam er een nieuwe spreekstoel, een nieuwe communiebank, een nieuw orgel, nieuwe klokken, een nieuw uurwerk en allerlei vaak monumentale versieringen. Een tweede toren, zoals archtitect Kayser in 1906 ontwierp, werd nooit gerealiseerd.

Ontwerp van architect Jules Kayser voor de Sint Lambertuskerk in Reuver, 1906.

 
3. Fatimakerk te Offenbeek  
Foto: Loe GiesenZie: TORENPAD.
 
Kerkbossen  

In 1890 verkocht het kerkbestuur van Reuver strooisel in de Kerkbosschen.

 
Kerkecamp  
Volgens de enige vermelding van den Kerckencamp (1663) lag dit toponiem in Offenbeek naast de bezittingen van de Kruisheren van Venlo (de eigenaren van de Klaashof). Over een preciesere ligging is niets bekend. De benaming zal verband houden met eigendommen of aanspraken van de kerk van Beesel.
 
Kerkpad Smabers 2
De eerste vermelding van den Kerckpadt ontrent den Cruysberch dateert uit 1599, toen kasteelheer Johan van Holthuysen het hier tot bloedens toe aan de stol kreeg met zijn schoonzoon Wilem van Baexen.  In 1622 verkochten Jacob op Boeckweitzdriesch (pachter van een boerderij in Swalmen) en diens vrouw Heindrichsken hun huis en hof op de Plaetz in Beesel aan Paulus Schlabbertz en zijn vrouw Mercken. Tevens verkochten zij de helft van de Moelenkamp en Jacob's aandeel in land in de Wilde Hoeff en naast de Kirckpaet.

Foto: Loe GiesenIn 1631 beklaagden de naburen zich dat de koster niet alleen zijn koeien, maar ook zijn schapen op het kerkhof bracht om hier te weiden, waardoor de graven totaal vertrapt werden. Het pad vormde de kortste verbinding tussen Nieuwenbroeck en de kerk in Ouddorp en staat als zodanig aangegeven op de kaart van landmeter Muliex (1662). Ook jonker Johan Willem van Baexen maakte gebruik van den Kercken paet, zoals blijkt uit processtukken uit 1710-'11.Het Kerck patt wordt door Smabers (1781) aangegeven aan weerszijden van de KERKSTRAAT (Cromstraet). Aan de zuidzijde liep het pad van de kerk in Ouddorp door den cleijn Solbergh aen de kerck volgens de huidige route. Naast de oude kapelanie stak een zijtak van het pad de KERKSTRAAT over en kwam via HET SPICK even voor de Huilbeek uit op de MGR. THEELENSTRAAT. Dit pad werd later vooral gebruikt door de leerlingen van de vroegere Mariaschool en basisschool 't Spick. Op 23 juni 1975 besloot de gemeenteraad dat de benaming kerkpad vanaf dat moment zou gelden voor het weggedeelte vanaf het toenmalige KERKPAD tot aan de ST.-ANTONIUSSTRAAT.

 
KERKPLEIN  

Dit plein in Beesel is niet aanwezig op de Smaberskaart aangezien de kerk pas in het midden van de 19e eeuw op de huidige plaats werd herbouwd (zie: kerk). Op 24 oktober 1842 werd deze nieuwe kerk, gebouwd in zogenaamd waterschaatsstijl ontworpen door de Maastrichtse architekt Dumoulin, ingewijd door Mgr. Paredis.

Ruim een halve eeuw bleef het interieur van de kerk zeer bescheiden. In 1897 echter gaf burgemeester bij zijn 25-jarige bruiloft een bijzonder cadeau aan de parochie: "Hij liet dan tot aandenken dezer gebeurtenis de anders zoo schamele parochiekerk heerlijk schilderen. Deze schildering werd opgedragen aan de kundige hand van den heer Deumens, kerkschilder te Venlo. Hoe moeilijk deze schildering ook is voor een kerk, opgetrokken in den zoogenaamden waterstaatsstijl, is hij er ten volle in geslaagd dit gebouw een sierlijk en godsdienstig aanzen te geven. De twee muurschilderingen in grisaille, voorstellende het offer van Melchisedech en het manna der woestijn, versieren het koor, terwijl de figuren en kleuren in de kerk een schoon geheel vormen", aldus de Venloosche Courant.

Onder pastoor Hendriks werd de kerk in 1926 uitgebreid en in 1928 kon de kerk, nadat opnieuw een gedeelte uit 1842 werd gesloopt, in haar huidige staat worden voltooid.

Foto's: Loe Giesen

Heiligenbeelden in de Sint Gertrudiskerk: v.l.n.r. Sint Antonius van Padua, Sint Agnes, Sint Elisabeth, Sint Franciscus van Assisi, Sint Gertrudis, Sint Hubertus en Sint Josef.

In november 1944 kwam ook het kerkdorp Beesel onder granaatvuur te liggen. Hierbij werd de uit 1842 daterende toren in puin geschoten. De klok uit 1464, die niet door de Duitsers was afgevoerd, kwam hierbij naar beneden maar werd gelukkig niet erg beschadigd.

Foto's: Loe Giesen

Langs een van de zijden van het Kerkplein prijken vanaf 2001 vier reliëfs van kunstenaar Piet Schoenmakers, getiteld De terugkeer van de verloren zoon, De bekering van Saul (Paulus), De opwekking van Lazarus en De verloochening van Jezus door Petrus. De reliëfs werden in 1956 vervaardigd bij keramisch atelier Sint Joris in opdracht van het kerkbestuur van de Petrus en Pauluskerk te Haarlem. Na de sloop van deze kerk in 1996 werden ze teruggehaald naar Beesel.

Vastgesteld na raadsvoorstel d.d. 25 juni 1934.

 
KERKSTRAAT (Beesel) Smabers 2

Op de Smaberskaart staat deze weg aangegeven als Cromstraet, een naam die ongetwijfeld te maken heeft met de sterke kromming in het tracé. De oudst bekende vermelding van de Krommerstraten dateert van juli 1638, toen Gordtgen Heldens en zijn vrouw Trien het vruchtgebruik van hun huis in de Krommerstraeten overdroegen aan Peter Quiten en Maria Conix. Tevens verkochten Tilman Heijens en de kinderen van zijn zus en wijlen Tisken der Kuiper hun aandeel aan de familie Quiten.

In november 1753 verkochten Hendrick Trinis en Metjen Zanders hun huis in de Cromstraet met toebehoren aan kapitein luitenant Joannes M. Silvester Luts en diens echtgenote Johanna Römerin. Op 3 mei 1764 verpandden kapitein Lutz en Joanna Roemerin hun huis aan Joes Gerits als voogd van de minderjarige kinderen van wijlen Hendrick Geerits en Joanna Steegh. Lutz overleed in mei 1787.

Op 16 mei 1757 werden het huis en de landerijen van wijlen Peter Thijssen (gelegen schuin tegenover de oude kapelanie) na een openbare verkoop bij opbod verkocht aan Henricus Thijssen. Deze wordt in 1781 genoemd als eigenaar van een huis langs deze weg. De weg behield de naam Cromstraat (1862) nog lange tijd.

In 1818 kochten Jan Francis Janssen en Johanna Maria Huberta van de Mortel een stuk land op de hoek van de KERKSTRAAT en de HUILBEEKWEG. Kort hierna werd er een huis gebouwd. In de gevel werd een blauwe hardsteen geplaatst met hun initalen (I.F.I. en I.M.H.V.D.M.) en het bouwjaar. Jan Francis was koopman in granen en molenaarsbaas op de standaardmolen op de MEULEBERG, in 1797 gebouwd door zijn vader Hendrik Janssen samen met Antoine Burghoff. Het echtpaar Janssen-Van de Mortel had elf kinderen. Zoon Jan Willem erfde in 1854 het ouderlijk huis, waar hij samen met zijn jongste zusje Louise bleef wonen. In 1875 trokken zij in bij hun zus Cornelia, die kort daarvoor weduwe was geworden. Door deze verhuizing naar 't Poshoeës aan de Markt kwam het ouderlijk huis vrij; het werd ter beschikking gesteld aan Franciscaner paters die de vanwege Bismarcks Kulturkampf Pruissen moesten verlaten. Deze paters gaven in 1880 acte de presence bij de inwijding van de nieuwe St.-Lambertuskerk in Reuver. Het woonhuis werd verbouwd tot klooster en kende in 1883-'84 een maximale bezetting van 25 paters. In 1887 werd het klooster weer verlaten. De paters verhuisden gedeeltelijk naar een klooster in Kerkrade, maar sommigen waagden de oversteek naar Amerika. Hierna kende het pand nog diverse bewoners, tot het - inmiddels leegstaand - rond 1920 afbrandde. In 1925 werd op dezefde plaats een kleiner pand gebouwd.

Aan de zuidzijde van de KERKSTRAAT lag geruime tijd de kapelanie van Beesel, die in 1661 werd gesticht. In 1929 werd een nieuwe kapelanie gebouwd, naar een ontwerp van architect Louis Beckers uit Venlo.

Hierna werd de oude kapelanie bewoond door Antoon Thijssen, op de foto hiernaast samen met zijn gezin. Hij was kassier van de in 1898 opgerichte Boerenleenbank.

Toen op 25 juni 1934 voor het eerste officiële straatnamen voor de gemeente Beesel werden voorgesteld, lag het in de bedoeling deze weg om te dopen in St.-Jorisstraat. Na een amendement werd uiteindelijk gekozen voor KERKSTRAAT.

Frans G.J. Geerlings, Een opmerkelijke gedenksteen in Ouddorp. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 31 (2012), blz. 39-43.

 
Kerkstraat (Reuver) Smabers
Deze naam lijkt niet algemeen in gebruik te zijn geweest. In 1933 werd in de Nieuwe Venlosche Courant de ondertrouw aangekondigd van de kapper Jacques Huizenaar en kapster Sibilla Muller, dochter van kapper Willem Hubert Hendrik Muller en Gertrudis Hamakers. Ongetwijfeld werd de straatnaam gebruikt voor het meest noordelijke gedeelte van de huidige PASTOOR VRANCKENLAAN.
 
Kerkveld Smabers 1

In februari 1769 verkocht Goert Slabbers landerijen in het Rijckelsveldt oftewel Kerckeveldt gelegen en met een korte zijde grenzend aan de Kerckwegh, aan Frans Heldens en diens vrouw Maria van Hees.

Foto: Loe Giesen

Op de Smaberskaart wordt de veldnaam Kercke Velt gebruikt voor het gebied aan weerszijden van de Kerkweg, ongeveer begrensd door de Drakenweg, de LOSWALWEG, de ZANDKUILWEG, de ST.-ANTONIUSSTRAAT, RIJKEL, de KLERKENHOFWEG en de Rijkelse Bemden.

In 1812 verkocht Jacques Niemans een huis, schuur en akkerland in het Kerkveld te Beesel aan G. Gerits, weduwe van Henri Janssen.

 
Kerkweg Smabers 1
Deze verbindingsweg tussen Ouddorp en Rijkel, parallel aan de Maas, is ongetwijfeld zeer oud. In 1561 verklaarde Johan van Holthuysen, de heer van Nieuwenbroeck, dat hij aan Goirdt Slabbert en diens vrouw Aleide ongeveer 4 morgen land had verkocht die grensde aan de Rijkelre Kerckweich en de Maas. In datzelfde jaar schonk Trincken Brellen, begijn in het Begijnhof te Roermond, 1 morgen land aen ghijn Eijcxken, grenzend aan de openbare weg en aan de Rijckeler gemeinen Kijrckwech, ten behoeve van een arme begijn.
Thijss Bruers van Roermond verklaarde in 1571 dat hij met toestemming van zijn echtgenote Naele van Jann Eyckmans uit Venlo en diens echtgenote Entghenn 100 kruisdaalder had geleend met als onderpand zijn huis en hof met toebehoren te Rijkel 'aen den vaeren' (veehek) gelegen, plus 1 morgen akkerland in het Rijkeler veld gelegen en grenzend aan de Rykeler Kerckweech.

In 1620 werd eveneens land in het Rijkelse veld tussen de Kerkweg en de Maas verkocht. Landmeter Smabers gebruikte de benaming Kerckwech in 1781 voor de huidige Kerkweg tussen RIJKEL en OUDDORP.

Foto: Loe Giesen

 
KERNENVERBINDINGSWEG  

Foto: Loe GiesenDeze weg, in de wandeling Streekweg genoemd, werd aangelegd als alternatief voor de RIJKSWEG om zodoende de woonkernen Reuver, Belfeld en Tegelen te ontlasten. De aansluiting nabij het Jagershuis werd om verkeerstechnische redenen in 1990 aangepast, maar in 2001 weer voorzien van een uitvoegstrook. Door de aanleg van de weg werden diverse wegen in en naar het Meerlebroek verlegd of afgesloten, het Welkensven kwam droog te liggen en bij de KEULSEWEG werd een viadukt gebouwd.
Het Structuurplan 1971, dat voorzag in de aanleg van een snelweg parallel aan de ST.-WILLIBRORDUSDIJK, werd nooit geheel uitgevoerd. Ook plannen voor een aansluitende snelweg met een brug over de Maas via de Weerd, Wilde Hoeve, Jagershuis en Greetjens Gericht werden nooit ten uitvoer gebracht. In de toekomst zal de Streekweg deel uitmaken van de R73. Op de foto de A73 ter hoogte van de BERGERHOFWEG.

 
Kerseland Smabers 1/231
Benaming Kersse Lant op de Smaberskaart (1781) voor ca. 1½ morgen land tussen de ST.-ANTONIUSSTRAAT en de Kerkweg ter hoogte van de ZANDKUILWEG. Het kwam vroeger wel voor dat grond was belast met bijvoorbeeld de verplichting om jaarlijks een hoeveelheid bijenwas te leveren om kaarsen (voor de kerk) van te maken. Het is echter onbekend of deze benaming hiermee verband houdt.
 
Kerstenberg  

Foto: Loe GiesenMogelijk afgeleid van de voornaam Christiaan. Deze naam werd vroeger algemeen verbasterd tot Kersten of Korstgen. De vroegste eigenaren waren Christiaan Nuijser en zijn vrouw Helena Gerits, die hun huis met land in de Bakheyde in september 1792 verpandden. De bezittingen waren op dat moment nog 16 jaar vrij van schattingen en het lijkt aannemelijk dat de bouwers gebruik maakten van een regeling uit 1786 waarbij de gemeente onontgonnen gemeentegronden in de Bakhei van de hand deed tegen gunstige voorwaarden. Het gezin Nuijser telde zes kinderen en in 1789 werd het jongste kind geboren 'int Dorp', een mogelijke aanwijzing dat zij toen nog niet in de Bakheide woonden.

Het huis werd hierna eigendom van zoon Willem Neuser en het bleef in de familie tot de woning in 1852 werd verkocht aan Karel van der Straeten, gehuwd met Augustina Ruijs van Nieuwenbroek. In 1892 werd de hoeve herbouwd en twee jaar later werden kasteel Nieuwenbroek, de Kersenburghof en hoeve de Kamp in Reuver-Leeuwen te koop aangeboden. De boerderij werd op dat moment gepacht door de familie Niessen. Tot 1982 zou de woning eigendom blijven van eigenaren van Nieuwenbroek, totdat ze in 1982 werd verkocht aan de familie Niessen.

In 1930 werd de Kersenburgerhof aangesloten op het lichtnet.

 
KERSTENBERGWEG  
Foto: Loe GiesenHoewel deze weg op de Smaberskaart niet overal als weg staat aangegeven, bestond deze weg in 1781 waarschijnlijk reeds over de gehele lengte tussen RUYS VAN SPLINTERSINGEL en BAKHEIDE.

Het Bakhei's kapelke, schilderachtig gelegen in een bocht van de weg en gewijd aan O.L.V. van het H. Hart, werd rond 1870 gebouwd. Opvallend is een ingemetseld houten kruis aan de achterzijde.

In de argumentatie behorend bij het raadsvoorstel staat vermeld dat voor deze benaming werd gekozen omdat de boerderij Niessen vroeger de naam 'Kerstenberghoeve' had. De straatnaam werd vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 1966. Een voorstel om de weg achteraf alsnog te hernoemen in 'Oude Bakheide' kreeg in een raadsvergadering d.d. 19 december 1966 geen meerderheid.

Jan Thijssen: Wegkruisen en veldkapellen in Beesel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 2 (1982).

 
KESSELSEWEG Smabers 8 en 10

Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart is duidelijk te zien dat een groot gedeelte van deze weg dateert van na 1781. Het gedeelte KESSELSEWEG tussen de PARKLAAN en hoeve de Kamp werd in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd door de firma Van Wijlick uit Kessel en kwam in juni 1870 gereed. Het gedeelte vanaf de PASTOOR VRANCKENLAAN sloot vóór die tijd aan op de Walsbergweg, aangezien een uitloper van de Zangerweerd de doorgang in de richting van de Maas bemoeilijkte. Een restant van dit watertje wordt tegenwoordig gevormd door een beekje onder de weg door. Via de Walsbergweg en ROZENDAELSEWEG kon men toch richting Kessel komen. Vanaf hoeve de Kamp liep de weg als den noodwech naar de Maas, waar hij via de tegenwoordige zandweg aansloot op de Oude Veerweg. Bij de vernieuwde aanleg in 1870 werd onder aan de Maas een nieuwe aansluiting gemaakt met een ruime bocht.

De benaming 'noodweg' hield mogelijk verband met de aanwezigheid van een 17e eeuwse vluchtplaats binnen de omgrachting van boerderij de Spieker. Omdat inwoners van Kessel met de aanleg van deze schans hadden geholpen, mochten zij er in geval van nood ook gebruik van maken.

Het meest oostelijk gelegen huis van de weg (nu: Meusen) werd rond de Eerste Wereldoorlog door de familie Steeghs gebouwd op de plaats van een veel ouder huis. In mei 1755 verklaarden Peter Heggers en Margaretha Heldens enerzijds en Hendrick van der Velden en Mechtildis Heggers anderzijds dat zij hun aandeel van het huis van wijlen Hendrick Slousen hadden verkocht aan hun oom Geurt Slousen en diens echtgenote Metjen Lamers. Het echtpaar verpandde het huis in augustus 1763 aan de overste De Collignon en diens vrouw Elisabetha de Samin, inclusief de er tegenover gelegen boomgaard die rond 1980 plaats maakte voor woningbouw.

In 1781 lagen langs de KESSELSEWEG alleen de Spieker en de Kamp en het boerderijtje van de erfgenamen van Geurt Sloesen, naast het huidige café de Haam.

Over de aanleg van een nieuwe route tussen Brabant en Duitsland werd in 1858 fel gediscussieerd. De Maas- en Roerbode van 10 juli berichtte over een van de varianten: "De bedoelde weg zal zich te Kessel vereenigen met de op den linker Maasoever gelegen Heerenbaan tusschen Maastricht en Venlo, op een punt bijna nog een kwart uur van de Maas verwijders. Op den regter Maasoever gekomen, bevindt men zich nog op eenen afstand van ruim een half uur gaans van den grooten weg tusschen Roermond en Venlo, en om dezen te bereiken, zal men verpligt zijn eenen geheelen nieuwen weg aan te leggen, welke zeker tot aanzienlijke kosten moet aanleiding geven, terwijl men dan nog slechts eene verbinding zal hebben daargesteld met evenbedoelden grooten weg, op een punt, gelegen tusschen Swalmen en den Reuver, te midden van eene onbewoonde landstreek, van waaruit men over Tegelen of Venlo, naar gelang van den aard der te vervoeren goederen, zal moeten gaan, ten einde langs het neven- of Hoofd-Zollambt in de Rijn provinciën te kunnen komen." Vandaar dat de Kamers van Koophandels nadrukkelijk kozen voor een route via Baarlo.

Op de splitsing van KESSELSEWEG en ST.-LAMBERTUSWEG staat de St.-Antoniuskapel. Deze kapel werd hier in 1931 gebouwd om een oudere kapel te vervangen. Deze oude kapel, net als in Beesel witgepleisterd, stond reeds in 1781 op de kruising KESSELSEWEG/PASTOOR VRANCKENLAAN. In het in de 70er jaren gesloopte pand Houben (daarvoor: Teunissen) woonde in die tijd kapelaan Knippenberg. In de oude St.-Antoniuskapel stond slechts een klein beeldje. Toen de nieuwe kapel gereed was viel dit kleine beeld bijna in het niet in de veel grotere kapel. Het oprichtingsbestuur van de nieuwe kapel besloot dan ook om een grote kopie van het oude beeld te laten maken. De voorzitter van het bestuur, wethouder Steeghs, wist een goede bestemming voor de oude Antonius: hij stelde voor om het beeld te schenken aan de jongste Antonius in de gemeente, waardoor het oude beeld in bezit kwam van de huidige eigenaar, toen nog een zuigeling.

Om de verdwijning van het oude heiligenhuisje enigszins te compenseren werd kort na de sloop een kruis opgericht op deze plaats. Op de achterkant bevindt zich een inscriptie: 'Uit dankbaarheid J.G., M.G. 1944', aangebracht door de familie Van Gassel-Goossens. Het kruis werd na een opknapbeurt op 17 april 1981 opnieuw ingezegend. De indrukwekkende maar versleten linde die dit kruis tientallen jaren begeleidde is jaren geleden vervangen door een jonger exemplaar.

Bij de eerste voorstellen inzake officiële straatnaamgeving op 25 juni 1934 werd de benaming 'Kesselscheweg' voorgesteld voor zowel de huidige ST.-JORISSTRAAT als het weggedeelte vanaf hoeve De Kamp richting Kessel. Het andere gedeelte kreeg de naam St.-Antoniuslaan. Op verzoek van de PTT werd op 21 mei 1973 besloten om ook het gedeelte van de weg tussen ST.-LAMBERTUSWEG en het veer te benamen als KESSELSEWEG.

 
Ketelaersgoed Smabers 6/2

Foto: Loe GiesenRond 1710 verkochten Henricus Cox en zijn vrouw Maria Smeets en Maria Gertrudis Smeets hun ¼ deel van de Plasserhof in Beesel, zoals zij dit hadden geërfd van wijlen Mechtildis van der Holt en waaronder de gehele huisplaats van de afgebrande hof, aan Henderick Ketelaers (zoon van Peter Ketelaers en Anna van Gennep) en zijn vrouw Maria van Rin. Maria werd in de Beeselse registers tevens vermeld als 'Buijs' en 'Claessen'. Hendrik wordt tussen 1729 en 1746 genoemd als schepen te Beesel. Hij was tevens coopman en klompemaecker. Hij overleed op 23 mei 1750.

Hun zoon Antonius werd in 1715 ingeschreven in het Beeselse doopregister, gevolgd door Franciscus (1717) en Petrus (1719). Toch lijkt het erop dat geen van deze kinderen erg oud werd.

Hoe de familie Ketelaers in Beesel terecht kwam, is nog niet duidelijk. In september 1717 verkochten Willem van der Holt en diens vrouw Elisabeth Quijten en de procureur Coppeineur als voogd van de kinderen van Dirrick van der Holt en Hendrina Ketelers, een boomgaard te Beesel aan Joes Daemen en Jenneke Geurts. Er was dus kennelijk wel een verband met de verkopers, de familie Van der Holt. Anna van Gennep, de moeder van Henricus, overleed in oktober 1729 in Beesel. Binnen een maand werd in Woensel (Brabant) een akte opgesteld waarbij Aldegonda Ketelaers, een zus van Hendrik, met toestemming van haar ' broeder Hendrick Ketelaers ende deselver huysvrouw Maria Claessen tot Beesel ontrent de stadt Venlo gelegen woonagtigh', haar andere broer Jan Ketelaers uit Eindhoven machtigde om alles te regelen inzake de nalatenschap van hun broer Jacob Ketelaers die in Haarlem was overleden.

In 1730 trouwde een Jan Ketelaers in Beesel met de Beeselse Maria Slousen. Of hij met haar ook kinderen had, is niet bekend. Later moet hij zijn hertrouwd met Hester Mens, waarmee hij een dochtertje had: Anna Marita. In 1752 overleed Maria van Rin in Beesel en er was dus iets te delen. Op 28 maart 1755 werden de goederen en inboedel van wijlen Jan Ketelaers, eigendom van de minderjarige Anna Marita, met toestemming van scholtis, borgemeesters en schepenen van Schiedam, door schepen Jan Janssen verkocht aan Peter Schoolmeesters. Volgens de akte had Anna Marita de goederen geërfd van haar grootouders Hendrik Ketelaers en Maria van Ren.

Pieter Schoolmeesters, de nieuwe eigenaar, trouwde in 1756 in Grubbenvorst met Elisabeth Schrijvers. Toen Pieter een jaar later overleed, hertrouwde zijn weduwe in 1758 met Petrus Meuter. Deze wordt op de Smaberskaart uit 1781 vermeld als eigenaar van het pand. In 1843 waren de panden aan weerszijden van de weg gedeeld. Het kadastrale perceel F 1 was toen eigendom van de erfgenamen van kuiper Pieter Heuvelmans, terwijl F 7 en F 9 eigendom waren van Jan Arnold Meuter.

 
Ketelbeutersgoed Smabers 6/32

Foto: Loe GiesenGenoemd naar de familie Ketelbeuters, waarschijnlijk afkomstig uit Baarlo of Maasbree. Lem Ketelbeuters wordt reeds in 1608 genoemd onder Bussereind. In 1611 verklaarde hij, als man en voogd van zijn vrouw Feij Reuffers, dat haar broer Thilman Reuffers bij een deling huis en schuur had geërfd van haar ouders. In 1626 woonde hij tussen Jan Rutgens en Jan op den Bongart. Op 9 april 1627 nam Nelis Vischer van Asselt voor de Beeselse schepenbank bezit van huis, hof en landerijen aan het Busserendt, die Lem Ketelbeuters had nagelaten. Ruim een maand later, op 21 mei, werden deze rechten betwist door Driess Hermes uit Maasbree, die zich voor dezelfde schepenbank eveneens rechtmatige eigenaar noemde van de goederen die Lem Ketelbeuters had gekocht of op basis van huwelijksvoorwaarden had verworven.

Op 15 juli 1628 werd (Bartholo)Meus Stockmans uit Asselt beleend met het Nieuwenbroeckse onderleen genaamd Ketelbeutersgoed. Op 8 januari 1646 werd de leeneed van de voormalige boerderij van Lem Ketelbeuters afgelegd door Jan Stockmans. De volgende bekende leenverheffing dateert van 27 november 1653, toen Linnert Stockmans uit Asselt het leengoed verhief. In een lijst uit 1655 wordt de boerderij aangegeven als Stockmans goedt oft Ketelbeuters goedt.

Hoewel er daarna lang onduidelijk is wie de eigenaren zijn, weten we toch dat het huis in de Raeijer Bembden in 1781 eigendom was van de erfgenamen van Thunis van Cruchten. Deze was in 1715 getrouwd met Elisabeth Arets. Hun dochter trouwde in 1754 in Roermond met Hendrik Tegelbeckers. Op 25 november 1788 verkochten hun kinderen Elisabeth, Antonius en Godefridus Tegelbekkers het huis te Bussereind aan Lambertus Peters en Joanna Smeets. Deze verpandden het huis nog geen maand later, waarbij werd opgemerkt dat het huis afkomstig was van de erfgenamen Ketelbeuters.

In 1843 was het perceel F 55 eigendom van Jacob Janssen.

 
Ketelbeuterskamp Smabers 9
In 1791 en 1792 is sprake van de Ketelbeuters Camp onder de buurtschap Leeuwen. Mogelijk gaat het om de percelen 209 t/m 212 van Smaberskaart 9.
 
Keulse Baan Smabers 8-13
Foto: Loe GiesenBenaming Collsse Baane (1786) voor de route via Oude Veerweg, BERKENWEG, Reuversveld en de aansluitende KEULSEWEG. In een akte uit 1790 komen we de weg tegen als Colnsche Baan. In 1843 wordt de Keulsche Baan genoemd als weg van Kessels veer naar den Reuver en weg van den Reuver over den Kivitsdijk naar de grenzen van Pruissen. De totale afstand tussen veerpont en de Duitse grens bedroeg bijna 6 km.
Volgens een register uit 1901 liep de Keulsche Baan langs het Maasveld en de Ootskuil.
 
KEULSEWEG Smabers 10-13

Met een lengte van ongeveer 3500 meter is dit een van de langste straten van de gemeente Beesel.
Niet ver van deze weg was reeds ver voor het begin van onze jaartelling bewoning, zo kunnen we afleiden uit de vondst van een urn uit de Vroege IJzertijd (ca. 600 v. Chr.) en een tweetal crematiegraven langs de spoorlijn in 1981.
De KEULSEWEG vormt een onderdeel van een oude handelsroute tussen Antwerpen en Keulen. Het oostelijke gedeelte van deze weg wordt gevormd door een kunstmatige dijk door het moerassige Meerlebroek.
Wanneer deze werd aangelegd, weten we niet, maar het is niet uitgesloten dat deze zelfs deel uitmaakte van een Romeinse weg die aansloot op een (andere?) Romeinse weg, de PRINSENDIJK. Wanneer we de kaarsrechte lijn van de dijk doortrekken, komen we precies uit bij de St.-Lambertuskapel, waar in de Romeinse tijd een gebouw stond.

Op een door landmeter Smabers getekende kaart uit december 1763 staat het oostelijke gedeelte van de weg, bij eenen steenen paell genoemt Witten Paell, aangegeven als de Brabantse baene van Kessel naer Luttelbracht.
Het gedeelte tussen de WILHELMINALAAN en de spoorlijn moet dateren uit de eerste helft van de 17e eeuw. In november 1649 klaagden de naburen van Offenbeck namelijk tijdens een voogdgeding dat er sinds enige tijd een onbehoorlijk voetpad dwars door de Wijlde Camp liep waar eerder nooit een pad gelopen had (zie: Wildenkamp Offenbeek).
Op 20 december 1768 kreeg de gemeente van het Souvereine Hof te Venlo toestemming om een dijk aan te leggen. Kennelijk werd meteen met de aanleg gestart en in de loop van 1769 werd de weg opengesteld. Om de kosten te dekken werd een reglement opgesteld voor toltarieven voor deze nieuw te maaken Dijck int soo genoemt Meerle Broeck gelegen in de gemeente van Besel. Alle ingezetenen van de parochie Beesel alsook die van het hele ambt Montfort, de stad Venlo en die van Stevensweert, Ohe en Laeck, alsmede alle geërfden van Beesel inclusief de in het buitenland wonende, die deze dijk in het Meerlebroeck met hun 'voituren', karren en paarden zouden passeren, werden vrijgesteld van alle weggeld, zolang zij geen koopwaar vervoerden die niet voor eigen gebruik bestemd was.

Op de Smaberskaart uit 1781 week de route van de KEULSEWEG enigszins af van het huidige tracé. Van het huis Den Roover (nu garage Feijts) vond de doorgaande weg via de Ruijters straet (EMMASTRAAT) en de JULIANASTRAAT een aansluiting op de baene van Collen naer het Kesselsche veehr. Bij den Kivit voerde de weg via een kaarsrechte en kunstmatige dijk door het Meerlebroek, den Kivitsdijck, richting den Witten Paell.

Bij aanvang van het Kadaster (1843) lagen aan de zuidzijde van de weg meerdere woningen. Op de hoek van de MARIASTRAAT woonde de schrijnwerker Hendrik Thijssen (D 439), in oostelijke richting gevolgd door de weduwe Hendrik Naus (D 155) en Gerard Stevens (D 414). Ter hoogte van de Offenbeker markt lagen de huizen van Pieter Antoon Smeets (D 161) en Hendrik Beckkers (D 419). Op de hoek van de latere SINT THERESIASTRAAT woonde Leonard Rutten (D 171).

 

Coöperatieve Verbruiksvereeniging 'Ons Belang'.

Meteen achter de overweg ligt de oude coöperatie 'Ons Belang', opgericht op 1914. In 1919 werd de winkel vergroot, terwijl een bakkerij, kantoor en magazijn werden toegevoegd. De bouw, naar een ontwerp van architect Lambert Nooten uit Tegelen, werd uitgevoerd door C. Stoffels, eveneens uit Tegelen.

 

 

Tussen 1890 en '94 werd de weg met provinciale subsidie opnieuw verbeterd. Om de kosten van aanleg en onderhoud te dekken werd in 1895 opnieuw een toltarief vastgesteld voor weg nr. 206. De gemeente verpachtte deze tol in 1899 aan Willem Franssen, twee jaar later aan diens broer Piet. De verbetering hield mede verband met de opkomende kleiwarenindustrie. Op 12 november 1900 werd aan de pannenfabrikanten J. Laumans te Reuver en L. Timmermans en P.J. Teeuwen uit Tegelen een vergunning verleend voor de aanleg van een 60 cm breed spoor voor het vervoer van klei. Dit spoor kwam in januari 1901 gereed. Ter hoogte van de Kievit werd later een viaduct aangelegd ten behoeve van de kernenverbindingsweg.

Foto: Archief Gemeente Beesel.

Tussen de RIJKSWEG en de spoorwegovergang nam de bebouwing intussen toe. In november 1917 verkocht Gerard Knoors "vier voor enkele jaren nieuw en zeer solied gebouwde arbeiderswoningen met tuin in een bloc gelegen aan den weg van Reuver naar Offenbeek, nabij den spoorwegovergang" (sectie D 1826, 1827, 1828 en 1829), bewoond door L. Denissen, Andr. Verstegen, Fr. Broens en J. van Wylick.

Teeuwen, briefhoofd 1922

In september 2004 werd gestart met een ingrijpende opknapbeurt van de Keulseweg tussen de streekweg en Het Vloot. 1370 Meter betonriool, 2800 m pvc riool en 200 straatkolken werden gebruikt om het afvalwater van een gedeelte van Offenbeek af te voeren. Voor bestrating werd 4.000 ton asfalt en 7.000 m2 trottoirtegels gebruikt, 5.000 m2 gebakken straatstenen en voor de inritten en perkeerplaatsen 1.700 m2 betonstraatstenen. In het totale project werden verder 125 nieuwe bomen geplant en er werd 3.000 m2 plantsoen aangelegd. Na 33 weken werd het grootste gedeelte van de straat, inclusief het geheel opgeknapte kerkplein, op 15 mei 2005 feestelijk in gebruik genomen met een feest op de Offenbekermarkt. Vastgesteld als 'Keulscheweg' na raadsvoorstel d.d. 25 juni 1934.

Foto: Loe Giesen

Foto: Loe Giesen

 
KIEVIT, DE Smabers 11/22

Foto: Loe GiesenDit huis werd mogelijk gebouwd naar aanleiding van de vernieuwde aanleg van de KEULSEWEG als tolweg in 1769. De benaming den Kivit treffen we op de Smaberskaart aan bij de woning van Willem Thijssen, eenzaam gelegen bij de fonder waar de Schelkensbeek onder de KEULSEWEG door liep. In 1786 en '94 woonde Wilhelm Tijssen nog met zijn vrouw Mechtildis Janssen in den Kijvit of aen den Kivit. De huidige straatnaam DE KIEVIT komt overeen met de begrenzing van de Dijcker Bembden.

Tranchot en Von Müffling noemden de woning van Thijssen Kivithuijs. In 1820 was de boerderij in het bezit van Mathias Bors te Bracht. In 1821 werd ze verpacht aan Henri van der Velden.
Een akte uit 1863 noemt Antoon Houwers als bewoner van de Kiviet. Dit betreft een nieuwere woning (sectie C 423), in 1843 eigendom van Jan Houwers.
De erfgenamen van Willem Bors verkochten de hoeve op 17 mei 1864 aan dokter Beekman te Kessel. In 1878 werd de boerderij bewoond door Hendrik Geraets. De erfgenamen van de weduwe Beekman boden de goed in staat zijnde bouwhoeve 'de Kievit' bestaande in woonhuis, schuur, stallingen en verdere gebouwen, tuin, boomgaard, bouwland en hooiland op 4 april 1891 te koop aan.

De Nieuwe Koerier, 4 april 1891.

Op 1 januari 1893 werd ze op verzoek van de familie Janssen-Van den Broeck verkocht. Op 28 mei 1905 verkochten de erfgenamen van P. Mingels eene in goede staat zijnde bouwhoeve gelegen te Reuver Kievit (sectie D 1221 en 1222) bestaande uit huis, stal, schuur, schop en tuin. Hubert Janssen verkocht op 26 juni 1912 een huis, bestaande uit twee woningen met stal en schuur (sectie C 1320, 1321, 923, 925 en 926) in den Kievit gelegen.

Kievit, situatie 1901.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 18 maart 1968 voor de verbindingsweg tussen KEULSEWEG en DE BEUCKELEN.

 
Kievitsdijk Smabers 11
Oude benaming voor het oostelijke gedeelte van de KEULSEWEG. Bij Tranchot en Von Müffling (1803-1828) lezen we Kivits dijk.
 
Kievitshorst Smabers 4

Benaming in de Kievitshorst of Oosterwerkbroek (22 december 1853) te Riekel. 'Horst' is onder andere een oud woord voor kreupelhout of vlechtwerk. Daarnaast komt 'horst' voor als benaming voor relatief hoog gelegen land temidden van een moerassige omgeving. Vermoedelijk is in dit geval het gebied tussen EIKENBROEKLAAN en BAXHOEVERVELD bedoeld. In krantenberichten uit 1909 en 1926 is sprake van de Kevershorst.

Zie ook: de Wercken.

 
Kievitsvalder Smabers 4

Foto: Loe GiesenNabij de grens van Beesel en Swalmen en aan de rand van de Bakhei lag vroeger een Kievit met een veehek (valder). Dit wordt reeds genoemd in 1601 tijdens een schouw van de gemeentegrens via het veld van jonker Baexen (eigenaar van de Baxhof te Swalmen) naar het Kievitz valderen via de Groennen Wegh. Volgens een akte uit 1606 had de pastoor van Swalmen recht op de helft van de korentiende in Joncker Baexensfeldt tot aan het Kievitzvalderen aan de Beeselse zijde van de Groennenwegh.

Landmeter Smabers tekende het Kivits falder op de Baxhoeverweg tussen de Baxhof en de EIKENBROEKLAAN op een steenworp afstand van de tiendboom.
 
Kievitweg Smabers

De Nieuwe Koerier, 31 juli 1934.In de raadsvergadering van juli 1934 stelde raadslid dhr. Janssen voor om in Reuver een straat de straatnaam Industriestraat te geven. De raad besloot daarop om de Kievitweg voortaan Industriestraat te noemen. Deze weg liep in 1934 van de grèsbuizenfabriek van Janssen-Willemsen naar de Kievit.

 
Klaashof Smabers 10/129

Foto: Loe Giesen

De Klaashof heette in de middeleeuwen Hof tot Offenbeeck. Vermoedelijk was Gobel opten Over, die in 1369 een maximale belastingaanslag kreeg wegens zijn bezittingen in Beesel, de vroegst bekende eigenaar van de Klaashof (zie ook: Veerweg). In de belastinglijst wordt hij genoemd vóór Henneken Molener, de molenaar in het Foekebroek.
De boerderij was in het begin van de 15e eeuw, maar vrijwel zeker ook reeds eerder, belast met zogenaamde cijns, in dit geval een grondrente die moest worden afgedragen aan het kapittel van St.-Servaas te Maastricht. Op 4 april 1407 werden Venlonaar Dirick Moeren en diens vrouw Gebel op verzoek van Mathijs van den Oever van Kessel door de rentmeester van het kapittel van St.-Servaas te Maastricht beleend met de hoeve te Offenbeck, die van het kapittel in erfcijns werd gehouden.
Op 20 september 1407 verklaarden enkele Beeselse schepenen dat Mathijs van den Oever van Kessel en zijn vrouw Katherina de boerderij te Offenbeke met toestemming van hun zoon Goedaert hadden overgedragen aan Dirick Moeren en Gebel. Niet alle bezittingen werden verkocht; twee maanden later verklaarde de Beeselse schepenbank dat de weide genaamd Waesch, gelegen bij de Offenbeker Beke, buiten de verkoop viel; in 1409 werd deze wei alsnog verkocht.
De familie Van den Oever bezat, net als de eigenaren van Nieuwenbroeck in Beesel en de Schei in Leeuwen, een laathof. Op 17 maart 1408 verklaarden Mathijs van den Oever van Kessel en Katherine dat zij in aanwezigheid van hun laten Dirick Ludolfssoen van Belfelt en Dirick Beier van Offenbeke, een rente ten laste van hun hoeve hadden verkocht aan Dirick Moeren en zijn vrouw Gebel.
Op 10 april 1418 verklaarden enkele laten van het kapittel van St.-Servaas dat Dirick Moer van Venlo en Gebel de hoeve te Offenbeke hadden overgedragen aan de Kruisheren van Venlo. Deze verkoop, plus de overdracht van 9 morgen grond die in erfcijns werd gehouden van heer Peter van Besel, werd op 23 juni 1422 door enkele Beeselse schepenen bekrachtigd. Peter van der Maesen, pastoor van Beesel, had deze gekocht van Hendrik van Hertzlenbach of Ertzolbach (zie ook: Klerkenhof).
Foto: Loe GiesenOp 3 augustus 1424 verklaarden enkele Beeselse schepenen dat Gadaert van den Oever, met toestemming van zijn moeder Katherina van den Oever, ten behoeve van Derick Moren en Gebel afstand had gedaan van alle aanspraken op lijfgewinsgoederen te Offenbeck. Daarmee waren echter nog steeds niet alle familiebezittingen aan de oostzijde van de Maas verkocht. Op 24 maart 1435 verklaarden Derich Goetsens soen en zijn vrouw Katherine van den Over dat zij 30 morgen land en erf, gelegen te Offenbeeck in het kerspel Biesell, hadden verkocht aan de prior en broeders van het klooster van de Kruisbroeders van Sentter Claes te Venlo. Omdat het lijfgewinsgoederen betrof geschiedde de overdracht ten overstaan van Alart van Bueren als laatheer (van de Buerense Laathof) en diens laten. De verkoop van de lijfgewinsgoederen werd twee dagen later nog eens apart bevestigd door Alart van Bueren en zijn vrouw Fye van Holthuysen, die deze 10 bunder vervolgens als een erftijnsgoed in leen gaven aan broeder Dirich van Greeffrade en broeder Dirich Moren ten behoeve van het klooster Senter Clais. Het klooster zou het erftijnsgoed van Alaert van Bueren in leen houden en het goed na overlijden van de leenman steeds met dubbele tijns verheffen. Bovendien zouden de leenheren van elke overdracht de voor erfcijnsgoederen gebruikelijke overdrachtsbelasting krijgen, het zogenaamde 'wijnnen ende werven'. Om de akte te bekrachtigen werd deze naast Alart van Bueren en diens echtgenote Fije mede bezegeld door Gerit van Kessell bijgenaamd Roffairt, vermoedelijk de broer van de eigenaar van de Onderste Hof.
Foto: Loe GiesenOp 5 januari 1439 oorkondde Mathijs van den Over dat zijn zwager Dirick Goetsen en zijn zus Katherijn eertijds aan de prior, broeders en het klooster van Senter Claes der Cruusbroederen Orden uit Venlo 10 bunder lijfgewinsgoed had verkocht. Katherine had dit land, gelegen te Offenbeck in het gericht van Biesel nabij de hof van het klooster voornoemd, van wijlen haar ouders ontvangen als huwelijksgeschenk. Voorts verklaarde Mathijs ten behoeve van prior, broeders en convent dat hij afstand deed van zijn rechten en aanspraken op deze 10 bunder lijfgewinsgoed en op de hoeve van het voornoemde klooster die daarbij was gelegen. Daarmee kwam waarschijnlijk een definitief einde aan de Beeselse bezittingen van de familie Van den Oever en de Kruisheren bleven vele eeuwen eigenaren.
D
e boerderij kreeg daarna de naam Sindter Claes brueder hof (1468), naar de St.-Nicolaaskerk te Venlo, de kerk van de Kruisheren. De boerderij had uitgestrekte bezittingen vanaf de Maas tot aan het Meerlebroek. In of na de Franse Tijd (1795-1814) werd ze eigendom van de St.-Martinuskerk te Venlo. In de 18e en vroege 19e eeuw werd de boerderij gepacht door de familie Franssen, in 1845 door Petronella Kusters, de weduwe van Peeter Houben, en haar broer Hendrik Kusters, in 1878 door Peter Dings en in 1895 door Willem Thijssen.

Collectie: Herm Thijssen, Reuver.

Markt en aankondigingsberichten, Venlo 4 januari 1845. Op een topografische kaart uit 1853 staat de boerderij aangegeven als Glashoof. In augustus 1862 werd een wetsontwerp tot onteigening van het tracé voor de spoorlijn langs Waterloo, Reuver, Glashoof en verder naar Belfeld aan de Tweede Kamer toegezonden. De aanleg van de spoorlijn verbrak definitief de sterke band met de rest van Offenbeek.

De huidige gebouwen stammen uit de 19e eeuw en dienen als woonhuis. Op bovenstaande foto, met poserend enkele leden van de familie Thijssen, is goed te zien dat het kleine raam op de bovenverdieping van de kopgevel nadien werd vervangen door twee grotere vensters. In 2001 werd de hoeve weer te koop aangeboden.

 
Klaashof valder Smabers 10
Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart is goed te zien hoe ver de landerijen van de Klaashof reikten. Ook zien we hier de benaming Claeshoff falder voor een veehek tussen de Offenbecker Merckt en de Claeshoffs mistwech (ST.-JOZEFWEG).
 
KLAASHOFWEG Smabers 10

1. Deze weg had volgens de Smaberskaart in 1781, vóór de aanleg van de RIJKSWEG, tot aan de Reuverbeek dezelfde route als nu. Vanaf de beek liep een paadje richting OUDE BAAN ter hoogte van de NACHTEGAALSTRAAT. In de tweede helft van de 19e eeuw werd de weg ook wel Haijerweg genoemd. Bij raadsbesluit d.d. 28 november 1966 werd deze benaming vastgesteld voor het weggedeelte tussen RIJKSWEG en spoorwegovergang.

2. De benaming 'Klaashofweg' werd op 20 september 1948 bij raadsbesluit vastgesteld voor de weg tussen JULIANASTRAAT en Klaashof. In 1949 werd de nummering van de woningen gelegen aan deze verbindingsweg ingedeeld bij de Klaashofweg.

Zie ook: REMBRANDTSTRAAT.

 
Klapperskamp  

Benaming Klapperskamp op de Rivierenkaart uit 1849. Het gaat om het gebied op de hoek van BROEKLAAN en GLAZUURSTRAAT. Andere bronnen ontbreken.

In deze kamp lag in 1843 de woning van de landbouwer Gerard Erkens (D 434).

 

 
Klappersweg Smabers 10

Slechts één vermelding van de Klapperswegh (1646), gelegen nabij de Klaashof, is bekend. Mogelijk betreft het de Oude Molenweg.

Zie ook: Klapvalder.

 
KLAPROOSSTRAAT  

De klaproos behoort tot de papaverachtigen. De felrood bloeiende plant komt vooral voor op ruigten en langs spoorwegen en korenvelden. Het zaad van sommige soorten, het zogenaamd maanzaad, levert olie op en wordt gebruikt op broodjes.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 juni 1979.

 
Klapvalder Smabers 10

De valders (een verbastering van valdeur?) bestonden veelal uit een eenvoudige slagboom. In de 16e eeuw (z.d.) wordt een clapvalderen genoemd nabij de Onderste hof. In 1611 woonde hier Lenardt an gen Klapfaren. Landmeter Keullen noteerde in 1654 land aen het Claepvalderen thessen den Muellen wech ende voet paet die nae Roenkensteyns muellen gaet. Mogelijk komt dit overeen met een veehek dat op de Smaberskaart (1781) staat aangegeven als een streepje over de Oude Molenweg bij de thien paell bij de Foekebroekerweg.

In 1633 werd een erfpacht verkocht, die door Linsken aen gen Klapfaeren moest worden afgelost uit een perceel genaamd den Hester Driess.

Op 16 augustus 1644 werd Jan Claessen (alias op den Camp alias Jan van Clas hoff) beleend met het Nieuwenbroeckse onderleen gelegen aan het Klapvalderen tot Offenbeck. Op 10 december 1665 werd de leeneed van het Claessen goedt tot Offenbeck afgelegd door Claes van Gratum.

Uit omstreeks 1714 dateert een vermelding van het Clapvalderen tussen den Meulenwegh en den voetpath die van Ronckensteinsche meule compt.

 
Klapvalderenweg Smabers 10
In 1698 verkocht Neesken Cruysberg na het overlijden van haar man Hendrick Trines houtgewas aan het Klapvalderen aan de Klapvalderenwegh.
 
KLAVERSTRAAT  

Klaver behoorde vroeger tot de gewassen aangeduid onder de verzamelnaam stoppelkruid: klaverzaad werd tussen het graanzaad gemengd. De klaver verdrong ander onkruid maar hinderde de groei van het eigenlijke hoofdgewas niet noemenswaardig. Nadat het graan geoogst werd, kwam het achtergebleven stoppelkruid pas zelf tot ontwikkeling en diende dan als groen- of droogvoer voor de schapen en varkens. Zo werden bovendien de uitwerpselen van deze dieren als bemesting direkt op de akkers gebracht. Daarnaast is klaver geschikt voor de groenbemesting omdat deze planten de stikstof via de knolletjesbacteriën uit de lucht betrekken. Klaverzaad werd ook wel als hoofdgewas gezaaid, zoals blijkt uit een processtuk uit 1711.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 juni 1979.

 
Kleekempken Smabers 9/167

'Klee' is een oud woord voor klaver. Het clee campken staat aangegeven op de Smaberskaarten uit 1781. In 1786 verkochten Gerard Gootzen en zijn vrouw Anna Geertrudis van Oijen een bosje te Leven bij de Sangershof, het Klekempken genaamd, aan de Prins van Oranje als eigenaar van hoeve de Zang. Volgens een openbare verkoop van gemeentegronden in 1786 was het Cleekempken een 'vlas roodt'.

 
KLEILAGERSTRAAT  

De ligging van deze straat in buurt Broeklaan komt tamelijk overeen met die van het voormalige kleilager van gresbuizenfabriek Janssen-Willemsen (eigenlijk lag het lager op de plaats van het noordelijk gedeelte van de GLAZUURSTRAAT).

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 21 november 1988.

 
Kleine Hoeve Smabers 7/26
We treffen de benaming Cleine Hoeve (1654) of  Cleijn Hoeff (1657) aan als oudste benaming voor de huidige Wilde Hoeve. Omdat de huidige gemeenten Beesel en Belfeld beiden onder één schepenbank ressorteerden, bevatten de schepenbankarchieven daarnaast veel gegevens die betrekking hebben op een gelijknamige boerderij op Belfelds grondgebied, in de late middeleeuwen afgescheiden van de Grote Hoeve (de latere Patershoof) aldaar.
 
Kleine Weerd Smabers 9/1

Op de Smaberskaart wordt de benaming den Cleijnen Weerth gebruikt voor het gebied langs de Maas tegenover Kessel, begrensd door de Maas, de Grote Weerd, en de Oude Veerweg. Met hoog water is deze weerd duidelijk herkenbaar als een langgerekte strook land die als een soort schiereiland vanaf de veerpont het langst zichtbaar blijft op het moment dat de rest van de weilanden blank staat.

Zie: Boermansweerd.

Loe Giesen: De Kleine Weerd tegenover Kessel. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 14 (1994).

 
KLEISTEKERSTRAAT  

Fotomontage: Loe GiesenOp 24 april 1984 besloot de gemeenteraad om de als vijfde aan te leggen ontsluitingsweg van het toenmalige plan Heyencamp de benaming KLEISTEKERSTRAAT te geven. De kleistekers werkten vanaf het eind van de 19e eeuw in de kleigroeven 'oppe Pruusse bos', waar zij met harde arbeid hun boterham verdienden. Nog tot ver in de 20e eeuw werd het 'knuurke', met daarin wat warm eten, dagelijks door de kinderen naar de kleigroeve gebracht.

Op 16 april 1982 werd bij de kerk in Offenbeek het beeld 'De Kleistekers' onthuld: twee vermoeide mensen die na een dag hard werken met hun werkpaard naar huis gaan. In de praktijk kwamen de paarden zelden ver van de kleigroeven af, maar werden ze 's nachts nabij de Hohen Stall bij de 'Paerskrub' gestald.

 
Klerkenhof Smabers 1/121

Foto: Loe Giesen, 1983

In 1328 verkochten Beatrix van Bisel en haar zus en zwager Fredesvint en Arnout diverse inkomsten aan Diderich Bake en diens vrouw Fredisvinden, met als onderpand acht bunder land en een bemd plus een aandeel in de tiende van Bisel. Reeds op 11 januari 1343 wordt de hof te Rikel genoemd, wanneer de graaf van Gelre Gerard Bake uit Roermond beleent als opvolger van Mathijs van Aerwinckel, mogelijk tevens leenman van de hof genaamd Arwynckel onder Echt, in 1428 in leen gehouden door de familie Bake. Gerards vader Didderic behield bij deze gelegenheid het vruchtgebruik, zodat het aannemelijk is dat de eerdere leenhouders moeten worden gezocht aan de zijde van Gerards moeder Fredeswinde. In 1412 verkocht Dirk Bake zijn aandeel in de tiende van Beesel, zoals deze eerder eigendom was geweest van Henrick van Heertzelenbach en Sybrecht Losschard, aan Peter van der Maesen. Henrick ontleende zijn naam waarschijnlijk aan een ander Gelders leengoed, de hof te Erselsbach (Kreis Jülich).

Foto: Loe Giesen

De familie Van der Maesen alias De Mosa alias Van Besel (!) is mogelijk reeds in 1326, maar in ieder geval in 1369 in Beesel vertegenwoordigd in de personen Peter en Didde van der Maesen. In 1374 schonk Peters dochter Eva de Mosa 7 panelen aan de St.-Gertrudiskerk in Ouddorp. In 1382 verkocht een andere Peter van der Maesen samen met zijn tante Eva een erfpacht gevestigd op landerijen in Offenbec. Na een studie in Keulen werd Peter pastoor in (Maas- of Wald?)Niel en later tevens deken van het dekenaat Wassenberg. In 1424 kocht hij een huis met toebehoren in Rijckel, waarmee hij het klooster Maria Weide een jaar later beleende. In datzelfde jaar schonk hij ook de tiende van Besel en zijn boerderij te Rijkel aan het klooster. In hoeverre de bezittingen van de families Bake en Van der Maesen dezelfde zijn, moet nog nader worden uitgezocht.

Foto: Loe GiesenIn 1421 werd Derick Baeck, zoon van Derk Baken, na betaling van het heergewaad van 5 mark, beleend met den hoff tot Rykel, die naest der Masen gelegen is in den kerspel van Besel, met den weerde op der Masen, ende voort met allen sijnen tobehoren. In of voor 1439 werd de boerderij door Dirck Baken verkocht aan het besloten jonkvrouwenklooster van Onze Lieve Vrouw en de 11.000 Maagden genaamd Maria-Weide te Venlo. De Gelderse leenkamer was doorgaans niet erg gelukkig met dit soort verkopen aan een 'dode hand'; met name vanaf pakweg de 17e eeuw gaf de leenkamer meestal de voorkeur aan wereldlijke personen. Het klooster mocht zich van de Kerk eigenlijk niet met dit soort wereldlijke zaken bezighouden en mocht dus ook de leeneed niet zelf afleggen. Vandaar dat deze eed van hulde en trouw werd afgelegd door zogenaamde 'hulders'. Vanaf deze aankoop door het klooster waren dit achtereenvolgens Wijnand Menselair (1439), Henrick van Dulken uit Roermond (1463 en 1474), Dries Platvoet (1483), pachter Henrick Slabbart (1549 en 1556), Jasper van Stalbergen in plaats van pater Tielman Geysbach (1558), Peter Hoeuft, rentmeester van het ambt Montfort (1559), Jasper van Stalbergen (1563 en 1569), diens neef Waltherus van Stalbergen (1591), Adam Fabri (1620), Henrick van der Smitzen (1620 en 1628), Alexander Smitzen (1628), Johan Ingen Raeij (1636), Joannes Henricus Meyer (1639), Joannes Molanus (1678), Johan Godefridus Bloemaerts (1689), Willem Bijns senior (1726) en diens zoon Willem Bijns junior (1753). Zo werd het klooster tot aan de Franse Tijd telkens beleend.

Foto: © Loe Giesen, 1993

Foto: Loe GiesenDe boerderij ontleent haar naam aan Johan Clercken, de tweede man van Trincken Beurskens. Zij was eerder gehuwd met Heindrich Schlabberts. In 1607, na het overlijden van Clercken, deed Trincken ten behoeve van haar zoon Goerdt afstand van al haar goederen aan de Beeselse zijde van de Maas. De huidige boerderijnaam zelf treffen we voor het eerst aan in 1644: Harmen Geritz op Klerckenhoff. In 1653 wordt Herman Clercken genoemd als pachter van de grootste boerderij in Rijkel. De hoeve telde toen 7 koeien, 2 runderen, 115 schapen en 14 bijenkorven.

Op de Smaberskaart uit 1781 zie we den hoff Rijckel oock genaemt Klerckenhoff. De boerderij wordt door de landmeter aangegeven als vier losse gebouwen rond een binnenplaats, eigendom van het Weijclooster.

De gebouwen werden in en na 1759 vrijwel geheel herbouwd. In 1792 werd de Clerkenhof gepacht door Willem Heldens, twee jaar later genoemd samen met zijn vrouw Mechtildis Trijnes. Nadat de Fransen het leenstelsel afschaften, werd de boerderij gekocht door Jean Abraham Mamin uit Maastricht. Na een militaire loopbaan was hij in 1796 de eerste ambtenaar van de Burgerlijke Stand die officieel een echtscheiding noteerde in wat nu Nederland heet. Zijn eigen huwelijk met Wilhelmina Charlotte Henrietta Bosc de la Calmette zou weliswaar wel stand houden maar ook kinderloos blijven. Mamin kocht niet alleen de Klerkenhof in Beesel maar (in 1798) ook het Annunciatenklooster te Maastricht en de Kelchterhoef bij Houthalen (B). Mamin's echtgenote overleed in 1817, hij zelf in 1824. Beide boerderijen werden nog voor zijn overlijden eigendom van nicht Augusta Louisa Petronella Wagener, een ongehuwde dochter van Adolp Lodewijk Wagener en Johanna Albertina Mamin. Zij overleed in 1842 op 80-jarige leeftijd in de Sint Pietersstraat in Maastricht. Haar enige erfgenaam, Jean Francois Mamin, woond in Zwitserland; hij erfde o.a. de Kelchterhoef en de Klerkenhof, op dat moment gepacht door Hendrik Heldens en met een geschatte waarde van bijna 25.000 gulden. Op enig moment werd de boerderij eigendom van familie Heldens. Deze bood de Klerkenhof in februari 1881 te koop aan. In 1963 werd de Klerkenhof door de dames Geenen te Heijthuijsen verkocht aan de pachtersfamilie Reinders.

Foto: Loe GiesenOp de kaart van de geografen Tranchot en Von Müffling uit het begin van de 19e eeuw staat de boerderij ten onrechte vermeld als Ansamer veer. Tijdens een verbouwing in het midden van de 80er jaren werd in het oude woonhuis een vloer aangetroffen van in mozaiek gelegde maaskeien. Dit soort vloeren werd tot in de 18e eeuw gelegd, soms door familie of kennissen als huwelijksgeschenk.

Foto: © Loe Giesen, 2009

Foto: Loe Giesen

Door ontgrindingen in het laatste kwart van de 20e eeuw is het landschap bij de Klerkenhof ingrijpend veranderd. Als we vanaf het Schoor in Neer over de Zwarte Bocht richting Beesel kijken, zien we tussen de Maas en de rode daken van de Klerkenhof water waar vroeger weilanden waren. Is het dan vreemd dat mensen denken dat 'bemden' waterplassen zijn in plaats van laaggelegen hooilanden?

Een gedeelte van de Klerkenhof is tegenwoordig ingericht als vakantiewoning.

 
KLERKENHOFWEG Smabers 1

De weg staat op de Smaberskaart aangegeven als een naamloze weg tussen RIJKEL en de Klerkenhof.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 23 juni 1975, nadat een aanvankelijk voorstel 'Klerkenweg' op verzoek van de aanwonenden was gewijzigd in de huidige benaming.

 
Klerkenvoetpad Smabers 1
Foto: Loe GiesenEen voorstel om het Klerkenvoetpad, lopend van de Kerkweg bij Rijkel naar de ST.-ANTONIUSWEG, aan het openbaar verkeer te onttrekken, werd op 1 juli 1946 ingetrokken. Het pad staat vermeld op de Smaberskaart maar is uiteindelijk toch verdwenen.
 
Klok, de Smabers 7/77
Op de Smaberskaart aangegeven als breed stuk gemeentegrond op het eind van de HEERSTRAAT. Gezien de ligging van de percelen aan de overzijde van de RIJKSWEG zal de HEERSTRAAT zich ook in 1781 gesplitst hebben in twee wegen aansluitend op de BERGERHOFWEG en de KLOKWEG.

De vroegst bekende vermelding van dit toponiem dateert uit 1898, toen de familie De Zantis de Frymerson hout aan De Zang, de Klok en in de Oude Beemden te koop aanbood. In 1912 vond een openbare verkoop plaats ter herberge van J. Janssen in de Klok te Reuver. Op 4 mei 1925 verkocht Jan Schreurs-Janssen een flinke boerenwoning met tuin en bouwland (E 858 en E 1322) aan de Klok. J.H. Geelen bood in 1935 een flinke boerenwoning met schuur, stal, bergplaats en tuin aan de Klok gelegen te koop aan.

In latere notities is overwegend sprake van in de Klok. Het is onduidelijk hoe deze weg aan zijn naam komt; de naam wordt in oudere stukken niet genoemd en van de aanwezigheid van een klok is in geen enkele bron sprake. Mogelijk houdt de naam verband met het driehoekig (klokvormig?) perceel tussen RIJKSWEG en de spoorwegovergang. Zo werden in 1925 lantaarns geplaatst aan de kerken, aan de klok in den Krommenhoek, op den Benheuvel en aan den spoorwegovergang bij Rovers alsmede in Bussereind.

Een andere, helaas evenmin te onderbouwen veronderstelling gaat uit van het winkeltje van Harie en later Drees Teunissen, van waaruit o.a. petroleum en wasmiddel van zeepfabriek "De Klok" werden verkocht. Wellicht prijkte op de gevel van dit huis ooit een gevelreclame van dit merk zeep (Klokzeep was verkrijgbaar als zeeppoeder en als breekstukken), maar ook hiervan zijn geen concrete vermeldingen bekend. De juiste oorsprong van dit toponiem blijft daarmee een raadsel.

In 1925 werd aan De Klok een elektrische straatlantaarn geplaatst. Bij raadsbesluit d.d. 19 november 1979 werd de benaming officieel vastgesteld voor het industrieterrein ten zuidoosten van Reuver, om zo verwarring met het industrieterrein Molenveld te voorkomen. In tegenstelling tot dit laatste industriegebied werden de borden hier (nog) niet geplaatst.

Foto: Loe Giesen

In 2001 werd bij de Klok een rotonde aangelegd in het kader van de vernieuwing van de RIJKSWEG. Tevens werd hier toen op initiatief van aanwonende Maurice Scheffer een kunstwerk geplaatst in de vorm van een grote wijzerplaat.
 
KLOKWEG Smabers 12/10

Foto: Loe Giesen

Op de Smaberskaart uit 1781 was het gebied tussen KLOKWEG, RIJKSWEG, BERGERHOFWEG en de beek bebost. De KLOKWEG staat hier aangegeven als een strook heyde.
De boerderij op de foto werd in de Tweede Wereldoorlog bewoond door de uit Duitsland afkomstige Frans Holz en Wilhelmina Helena Willekens en hun kinderen. Na de bevrijding werden zij gedwongen om hun huis als herstelbetaling af te staan aan de familie Goertz, wiens veerhuis De Schans bij het Kesselse veer op het eind van de oorlog was verwoest. In oktober 2008 kwam de afgelegen hoeve in het nieuws nadat er een gewelddadige overval werd gepleegd.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 mei 1964.

 
Kloostershof Smabers 1/121
Benaming (midden 16e eeuw) voor de Klerkenhof.
 
Kloostertuin Smabers 9

Foto: Loe Giesen

Achter het voormalige Heilig Hartklooster in het centrum van Reuver ligt de kloostertuin, ook wel 'zusterstuin' genoemd. Na een Open Dag op 17 mei 2009 werd deze geheel 'gerestylede' tuin gedurende de dag opengesteld voor het publiek, waardoor Reuver nu een soort stadspark heeft. Op de onderste verdieping en in een nieuwbouw achter het ingrijpend verbouwde oude kloostercomplex heeft woningbouwvereniging Woongoed 2-Duizend haar kantoren. De rest van het klooster werd verbouwd tot appartementen. Het dak van de nieuwbouw is bekleed met een natuurlijke begroeiing die een bijzondere uitkijk biedt vanaf de bovenste verdiepingen.

 
Klootje, 't Smabers 10
Volgens een pachtkontrakt uit 1440 ontving de Onderste Hof reeds in die tijd een oud moercken (een bepaald muntstuk) van het land genaamd den Cloetken. In de 16e eeuw bezaten de Kruisheren van Roermond o.a. 10 morgen land met een coel gaerde voor de boerderij gelegen, begrensd door een rij bomen, de naeber wech , land van Zeger Coelhaes en dat Cloetken. Het woord is verwant aan vormen zoals klont, klos, klucht en kluit. In het middelnederlands bestaat het woord 'cluft' of 'clucht': deel van een buurtschap; gedeelte. Deze vorm is afgeleid van het werkwoord klieven. Het is goed mogelijk dat de bedoelde grond is afgescheiden van oorspronkelijk grotere landerijen, en zo aan de naam komt. De benaming 't Kloetgen komt in 1630 nog voor in Belfeld-Geloo.
 
Klootjenspad Smabers 1
In 1631 werd een 1/2 morgen land in Rijkel verkocht, grenzend aan de landerijen van de Klerkenhof en met de korte zijden gelegen tussen de Reickelerwegh en aan de Cloijtens Paet.
 
Klootjensweg Smabers 5-6

Foto: Loe GiesenDe oudste vermelding van de Cleuijtghes weych of Cluetgens wegh (zie ook: Muizenhoekerweg) dateert uit 1654. De betekenis is waarschijnlijk verwant aan die van het Cloetken. In februari 1741 wordt de weg genoemd als Kluttens Wegh. In mei 1768 wordt Cloitienswegh vermeld als begrenzing van het Busseringhs Veldt. Op de Smaberskaart staat de benaming Clootjens wech aangegeven voor de Muizenhoekerweg vanaf de kapel op de splitsing BUSSEREINDSEWEG/WATERLOSEWEG dwars door het Rayerveld en het Haselt tot aan de Hovergelei. Ook in latere registers wordt de Clootjensweg (1843, 1862) nog genoemd.

 
Koebemd, de Smabers 2/189
In 1646 werd de helft van Hamersteijns Hoff met de helft van den Spijcker verkocht; ook de helft van de Kueband, Kubandt of Kuebant met de daarop staande bomen was in deze overdracht betrokken. De helft van de Coebaent gelegen in de Raeijder Benden, eigendom van jonker Walraven van Baexen, werd in 1671 op rechterlijk bevel overgedragen aan de weduwe van de Roermondse burgemeester Claessens, die op dat moment eigenaresse was van de Spijker. In 1708 was de Koijbende gedeeltelijk eigendom van de invloedrijke familie Quijten, die eveneens de Spijker bezat. Op de Smaberskaart treffen we de benaming Koeijbembt aan voor een hoekperceel tussen de HUILBEEKWEG en HET SPICK. Dit perceel was toen eigendom van Joannes Geradts, opnieuw eigenaar van het huis den Spijker in Ouddorp.
 
KOEL, DE Smabers 10/65

Foto: Loe GiesenKuilen ontstaan door de natuurlijke werking van weer en wind, of door toedoen van de mens. Bij deze laatste categorie kunnen we vooral denken aan delfplaatsen voor zand, leem, turf en grind.

In Offenbeek wordt al heel lang zo'n kuil genoemd als toponiem. In 1624 verkochten Heindrich Cuijten (Quijten?) en zijn vrouw het erfgoed genaamd in der Koulen met 8 bunder grond te Offenbeck gelegen aan Lens van Brugken en zijn vrouw Marie. Mogelijk diende deze verkoop tevens als aflossing van een schuld, want het goed, met twee zijden naast de openbare weg gelegen en belast met 1 erfmalder (ca. 160 liter) rogge aan de St.-Lambertuskapel, leverde niet meer op dan 45 gulden.

Het is niet zeker waar dit goed in der Koulen precies lag. Waarschijnlijk wordt hier de hoek van RIJKSWEG en KEULSEWEG bedoeld (1990: Rabobank; 2001: Videoland). Op 17 juli 1756 verkochten Jan Trinis en Margaretha Cloudt ca. 1 morgen land genaamd in de Coul, gelegen nabij den Roover met een zijde naast de openbare weg, aan Peter Slousen en Geertruijdt Kessels. Door dit perceel liep een voetpad.

Op de Smaberskaart uit 1781 zien we op de plaats van DE KOEL het huis van Caspar van Meurs, met een put bij de oostgevel, ongeveer op de plaats waar de familie Van der Velden ('Chris in de Koel') woonde. Aan de oostzijde liep een voetpat naar een mistwech die vanaf de KEULSEWEG via de AMERSLOSESTRAAT en de EIKENLAAN naar DE DIJCKEN liep.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 19 oktober 1981.

 
KOLLERGANGSTRAAT  

Deze straatnaam werd op 24 april 1984, gelijktijdig met de overige straten in het toenmalige plan Heyencamp, vastgesteld. Een kollermolen of koldermolen was een maalmachine bestaande uit een horizontale plaat waarover twee zware korte en in elkaars verlengde geplaatste walsen liepen. In de kollergang van kleifabrieken zoals Laumans stonden meerdere van deze kollermolens opgesteld.

 
Konijnenboomgaard Smabers 6/9-10
De Conijnsbongaerdt was in 1663 gelegen naast kasteel Nieuwenbroeck. In een akte uit 1664 is sprake van een boomgaard en een weide gelegen bij het kasteel. Op de Smaberskaart staat deze boomgaard nog ingetekend oostelijk van het kasteel langs het Waeterstraetjen. De weide is tegenwoordig het toneel van het 7-jaarlijkse draaksteken.
 
Konijnsberg Smabers 9
Strikt genomen valt deze benaming buiten het kader van dit boek: net als de rest van de Weerd behoort de Konijnsberg sinds oudsher tot Kessel.
Zoals de naam al aangeeft, bestond hier vroeger een hoogte. Deze heuvel, die ook bij hoog water zelden overstroomde, werd rond 1970 tijdens de versterking van de Maasoever geslecht. Hierbij bleek dat de heuvel een kunstmatige oorsprong had; er werden Romeinse scherven en bouwresten vermengd met mortel en houtskool gevonden, evenals fundamenten van een stenen gebouw uit de middeleeuwen plus drie vuurhaarden. Hieronder bevonden zich paalgaten van een houten voorganger. Mogelijk betreft het hier resten van de Kesselse Maastol.
Foto: Loe GiesenLange tijd werd zonder meer aangenomen dat de heuvel zijn naam dankte aan de aanwezigheid van konijnen. Mogelijk moet de verklaring van de naam echter in een heel andere richting worden gezocht. De Weerd was vanaf de middeleeuwen tot het begin van de 18e eeuw ook een belangrijk punt voor de houthandel (zie: Huurvaarderspad); hier werden uit elkaar geslagen houtvlotten weer gefatsoeneerd voor de verdere reis naar Dordrecht. De middeleeuwse naam voor zo'n houtvlot was een 'kny', en het is dan ook niet uitgesloten dat de houtvlotters de 'knyen' tegen deze heuvel lieten vastlopen.

Op de Smaberskaart staat de benaming Conijnsbergh aangegeven voor een beplant perceel aan de noordzijde van de Grote Weerd.

Foto: Loe GiesenDe Konijnsberg is een van de punten waarvan sinds mensenheugenis wordt verteld dat er een onderaardse gang naar het kasteel van Kessel zou lopen. Hetzelfde werd verteld van de Spieker en de St.-Lambertuskapel. Er zijn geen gegevens die deze verhalen verder onderbouwen. Mogelijk zijn ze terug te voeren op de band die de oostoever van de Maas van oudsher had met de kasteeleigenaren.

Foto: Loe Giesen

 
Koning Karelsweg Smabers 13

Zie: PRINSENDIJK en Steenweg.

 
Koolakker  
Het 92 roeden groot perceel genaamd den Coolacker werd in 1740 verdeeld door de twee dochters van wijlen Peter Cruijsbergh, Catharina en Nelken. Hun respektievelijke echtgenoten, Willem Driessen en Peter Peeters (in 't Dorp), waren volgens de Smaberskaart eigenaar van percelen die met deze maat overeenstemmen, respektievelijk gelegen bij de huidige lokatie van de Grauwe Beer en langs de Maas even ten noorden van Ouddorp.
 
Kooymansweg  
Foto: Loe GiesenDe doodlopende zijstraat van de INDUSTRIESTRAAT, gelegen tussen de oostzijde van deze weg en de A73, draagt deze naam volgens de wegenlegger. Voorstellen om de benaming officieel vast te stellen gingen in 1975 na aandringen van de aanwonenden niet door. De naam wordt niet daadwerkelijk gebruikt.
 
KORENBLOEMSTRAAT  

De korenbloem behoort evenals de paardebloem tot de composieten of samengesteldbloemigen. Ze dankt haar naam aan het feit dat ze zich uitstekend thuisvoelt tussen het koren. Door allerlei bestrijdingsmiddelen en door zaadveredeling komt ze veel minder voor dan vroeger.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 juni 1979.

 
Kreitheuvel Smabers 3
Zie: KRIETHEUVEL.
 
Kreupelenkamp  
Google Maps
In 1891 verkocht Godfried Simons enkele eiken in den Kreupelenkamp. De ligging is niet bekend.
 
Krickelsgat  
Google Maps
Op 17 december 1906 verkocht Arnold Peeters wegens vertrek naar elders een huis met schuur etc. (A 1240) in Beesel inclusief grond in o.a. het Krickelsgat (A 830 en 831). Het is tevens de enige vermelding van dit toponiem.
 
KRIETHEUVEL Smabers 3

Dit toponiem staat niet aangegeven op de Smaberskaart. Voor de naam is nog geen echte verklaring, temeer daar geen oude vermeldingen bekend zijn. Mogelijk houdt de naam verband met het Middelnederlandse 'kreit' of 'krijt': omtrek, kring, kampplaats. In de middeleeuwen werd soms een streep of kring in de grond gekrast, waarbinnen vervolgens een tweekamp kon worden gevoerd. Sommige onderzoekers gaan uit van een verband met 'krat', in het Middelnederlands een gevlochten mat of een wagenkorf. De grondbetekenis van dit woord sluit ook wel aan bij de gevlochten omheining van een kampplaats. In 1988 werd op de Krietheuvel een urn uit de IJzertijd gevonden; mogelijk hebben vroeger nog zichtbare grafheuvels (met kringgreppels?) tot de benaming geleid.

In 1854 deed landbouwer Hendrik Thijssen aangifte van de geboorte van een kind van de ongehuwde rondvenster Petronella Logister in zijn woning 'op de Kreitheuvel'. De weduwe en kinderen van Hendrik Thijssen verkochten on mei 1900 hun huis aan de Kreitheuvel (sectie F 861). In 1891 verkochten de kinderen Thijssen hout aan de Krijtheuvel.

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 1966.

 
KROETPERS  

Deze naam herinnert aan de fabriek Timson die hier tot aan de verplaatsing van de fabrieksgebouwen stond. Rond 1900 lag midden in de huidige KROETPERS enkel het huis van de familie Timmermans, waar begonnen werd met het maken van stroop uit beetwortelsap. Een aanvankelijk voorstel om deze straat 'Timsonplein' te noemen werd uiteindelijk door het College van B & W ingetrokken, en de huidige benaming werd op 20 mei 1985 bij raadsbesluit vastgesteld.

 

 

 

Foto: Archief Gemeente Beesel.

Foto: John HermansStaatssecretaris Brokx (Volkshuisvesting) overhandigde op 6 juni 1985 de sleutel van de eerste nieuwe woning op deze plaats. Op 2 mei 1986 werd door wethouder Heldens een plastiek onthuld, voorstellend een in vieren gespleten appel.

 

KROMMENHOEK

Smabers 10-11

Foto: Loe GiesenOp de Smaberskaart staat een weg aangegeven van de Offenbecker Merckt naar de Dijcker Heijde en de Dijcker Bembden. Een klein loopbruggetje of fonder zorgde voor droge voeten bij de oversteek van de Schelkensbeek. De weg vertoonde ook toen al een kromming. Een niet meer in gebruik zijnd zijtakje van de Krommenhoek werd in juli 1924 aan de openbare dienst onttrokken.

Wanneer de huidige naam voor het eerst gebruikt werd, is nog onduidelijk; in ieder geval werd de naam officieel vastgesteld na een raadsvoorstel van 25 juni 1934. Plannen om het noordelijk gedeelte van de weg de benaming 'Grasweg' te geven, zoals vermeld op de wegenlegger, gingen in 1975 na protesten van de aanwonenden niet door.

 

 

 

 

 

Foto: Archief Gemeente Beesel.

Desirée Bruntink en Hennie Geurts-Willemsen: Een Offenbeekse familie. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 31 (2012), blz. 1338.

 
Krommenhoekerweg  
Op de Smaberskaart aangegeven als naamloze weg van Ronckenstein naar de Dijcker Bembden. Eén tak van de weg kwam uit tussen den Geer en de Dijcker Bembden, de andere tussen de Dijcker Bembden en de Beuckelen.
 
Krommeweg Smabers 8
Landmeter Smabers gaf deze weg tussen Winckelsgat en de Leemkuijlen in 1781 aan als gemene gronden en als open perceelsgrens tussen het Lichte Velt en de Walsbergh Camp. Hoewel niet als zodanig aangegeven, was hij toen waarschijnlijk al in gebruik als weg.
 
Kromstraat  
1. Beesel Smabers 2
In 1425 verklaarde Peter van der Maesen de Oude dat hij zijn huis, gelegen aan de straat naar Obroick in het dorp Beesel, een stuk land genaamd de Crumsteghe of Kromsteghe en en land aan de weg van Rykelrebroick naar die Hasselt, had overgedragen aan het klooster Maria Weide uit Venlo (zie: Klerkenhof). Deze oude benaming Cromstraet (1774, 1781) betreft de KERKSTRAAT. Het kerkregister van Beesel noemt als aanwonenden o.a. Peter van der Velden en Cornelia Bongers (1788), Gerard Reijnders en Bernardine Bardy (1790-'92), Josef Wilhelm Keijser uit Düsseldorf en diens vrouw Anna Rosina Spreders uit Heidelberg (vele jaren vroedvrouw), Geurdt Quicken en Elisabeth Wilhelmina Schreurs (1790), Hendrik Lamers en Catharina Nieten (1790-'93) en Hendrik Tijssen en Maria Schrijnewerckers (1790-'92). Zie ook: KERKSTRAAT.
 
2. Reuver  
Vooroorlogse benaming voor JULIANASTRAAT.
 
Kuipersstraatje  
Tijdens een voogdgeding in oktober 1649 klaagde de landschrijver en schepen Peeter Quijten, mede namens de erfgenamen van wijlen de weduwe Van der Smittzen, dat de naburen op de Haeff over het erf van de boerderij reden en deze eigen weg als openbare weg gebruikten. Deze weg behoorde volgens hen echter uitsluitend tot de boerderij Op gen Haeff; de openbare weg werd echter minder gebruikt omdat deze omliep via het Kuijpers Straetgen. Helaas zijn de gegevens ontoereikend om aan te geven waar dit straatje, waarschijnlijk genoemd naar een aanwonende kuipenmaker (ook de familienaam Cuypers komt reeds eeuwen voor in Beesel) lag. Mogelijk moeten we denken aan de BURGEMEESTER MEUTERLAAN.
 
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
 
© Loe Giesen, Reuver 1983-2023