Verklarende woordenlijst bij de
Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen
  © Loe Giesen, Reuver 2004-2012
   
 

In de Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen worden vaak minder algemene woorden gebruikt. Deze lijst probeert een aantal van deze woorden kort te 'vertalen' of uit te leggen.

 

 

A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z

   
 

12e penning afdraging van een procentueel gedeelte van de verkoopsom bij overdracht van onroerend goed; deze overdrachtsbelasting werd o.a. geheven op goederen behorend tot de Buerense Laathof te Leeuwen onder Beesel.

 

- A -

aam oude inhoudsmaats voor vloeistoffen zoals bier en wijn.

adjoint

admitteren toelaten, bijvoorbeeld tot de ridderschap.

admoneren vermanen, waarschuwen, berispen.

admordicatie overgaan in de dode hand.

adolescent jongeling, jongeman.

adres verzoekschrift.

akkerman oude benaming voor landbouwer.

aliëneren vervreemden, (zonder toestemming) overdragen of verkopen.

allodiaal vrij, niet leenroerig; zie ook feodaal.

allodium vrij, eigen erfgoed.

annalen geschiedwerk waarin de gebeurtenissen in chronologische volgorde zijn opgetekend.

anniversarium jaardienst voor een overledene.

annotatie verklarende aantekening.

Annunciaten kloosterorde waartoe o.a. het klooster Maria Weide te Venlo behoorde.

apostille kort begeleidend briefje; kanttekening.

appellant degene die in beroep gaat tegen een uitspraak.

appellatie hoger beroep.

appelleren in hoger beroep gaan.

appointement 1 bezoldiging 2 rechtsbescheid, beschikking.

approbatie goedkeuring door de (kerkelijke) overheid.

armengeld een geldelijke belasting, verschuldigd door de aankoper bij aankoop van onroerend goed. Uit een akte van 19-4-1792 blijkt dat het armengeld 1% bedroeg.

armenjager de gemeenten benoemden eind 18e eeuw iemand om onvermogende personen weg te jagen, zoals blijkt uit rekening d.d. 29-12-1789.

arrest 1 beslaglegging 2 hechtenis 3 uitspraak van een gerechtshof. Een beslaglegging moest conform pagina 290 artikel 10 met tussenpozen van veertien dagen driemaal in de kerk worden afgekondigd (zie 17-2-1663).

attest verklaring.

attesteren een verklaring afleggen.

 

- B -

aent hooiland, grasland; vaak laag gelegen in nat gebied.

bankgoed onroerende bezittingen vallend onder de schepenbank.

beenhouwer of beenhakker slager; in Swalmen pas als zelfstandig beroep vermeld op het einde van de 18e eeuw (zie 1-6-1786).

begrafenis in de oude registers is het veelal het begraven dat wordt genoteerd, pas later ook het overlijden. In Belfeld worden vanaf 1785 beide vermeld, terwijl de pastoor dan voortaan ook de leeftijd opschrijft. Na de geboorte overleden baby's werden, ook als ze in nood waren gedoopt, veelal slechts vermeld in het begraafboek. Kinderen onder de twaalf jaar werden aanvankelijk slechts bij uitzondering genoteerd.

bemd zie baent.

beneficie inkomsten uit kerkelijke goederen (1462); zie ook: prebende.

beschudden zie naasten.

beschudrecht zie naasting.

besloten bank zitplaats in de kerk, enkel bestemd voor de eigenaar ervan. O.a. de eigenaren van Hillenraad, Nieuwenbroek en Waterloo hadden eigen banken, soms voorzien van het familiewapen.

blauwmuyser oude munt.

boender of bunder oude oppervlaktemaat.

boenderboek register van landerijen en hun eigenaren.

borgtocht overeenkomst waarbij een derde zich ten behoeve van de schuldeiser verbindt aan een verbintenis van een schuldenaar te voldoen, indien deze niet zelf daaraan voldoet; daarbij kan deze zich persoonlijk borg stellen, maan hij in de praktijk saat hij vooral borg met geld of onroerend goed als onderpand.

brandende kaars een klein stompje werd bij een openbare verkoop aangestoken zodra het bieden begon; het laatste bod was voor degene die had geboden net voordat de kaars doofde. Soms werd er een tweede kaars aangestoken.

brandmeester hoofd van de groep inwoners die hielp bij de brandbestrijding; hij werd betaald uit de gemeentekas. Zie 21-12-1789.

breuk boete waarmee een overtreding, vastgesteld op een inspectie of beleid, werd bestraft.

brevet oorkonde waarbij iemand een gunst, een titel, een pensioen enz. wordt toegestaan.

broederschap  kerkelijk goedgekeurde vereniging van leken met een godvruchtig doel, zoals het beoefenen van bijzondere werken van vroomheid of naastenliefde; op het platteland meestal: de schutterij. In 1533 kenden Beesel en Swalmen al de broederschappen van St.-Antonius, St.-Gertrudis en Onze Lieve Vrouwe.

broek moerasland.

buytinge erfruil.

 

- C -

cachetteren dichtlakken, verzegelen; gecachetteerde zegels, meestal bedekt met papier (cachet), vinden we vooral in de 17e en 18e eeuw. Ook diverse hier beschreven akten waren voorzien van een dergelijk zegel.

cancelleren (veelal traliegewijs) doorhalen of schrappen.

canon bedrag jaarlijks voor een erfpacht te voldoen.

cederen afstand doen van, overlaten.

champetter veldwachter (ca. 1795-1815).

charter akte, vaak op perkament maar vanaf ongeveer 1400 ook wel op papier, waarbij rechten worden toegekend aan of vastgelegd voor aan personen of lichamen.

chirograaf vorm van oorkonde waarbij de tekst tweemaal op één blad werd geschreven en de beide teksten van elkaar werden gesneden, nadat op de scheidingslijn letters werden geplaatst.

chirurgijn heelmeester, voorloper van onze huisarts.

cijns 1 schatting, belasting 2 grondrente of erfpacht.

cijnsregister register waarin cijnzen worden bijgehouden; ook wel tijnsregister genoemd.

codicil schriftelijke onderhandse beschikking van erflating, bijvoorbeeld als toevoegsel aan een testament.

collationeren het vergelijken van een afschrift met het oorspronkelijke document, boekwerk etc. Ook bij afschriften waarvan de notaris etc. heeft genoteerd dat dit gecollatineerd is, blijkt vaak vrij te worden omgegaan met spelling etc.

collatierecht voordracht van pastoor of kapelaan; gewoonlijk werd deze voordracht door de kerk overgenomen, zodat men ook wel spreekt van een benoemingsrecht; zie ook: patronaat. In oude akten ook wel 'leenware' genoemd.

collegiale kerk kerk die door een kapittel van kanunniken wordt bediend en geen bisschopszetel heeft.

comparant hij die (bijvoorbeeld voor het gerecht of voor een notaris) verschijnt.

compareren verschijnen, bijvoorbeeld voor het gerecht of een notaris.

compe  of kom kist, vaak bewaard in de kerk, meestal voorzien van meerdere sloten waarvan de sleutels bij verschillende personen berustten, waarin belangrijke documenten werden bewaard. Zie o.a. 1652 (z.d.), 10-1-1683 en 21-7-1761.

congregatie vereniging van personen die de drie kloostergeloften (kuisheid, gehoorzaamheid, armoede) hebben afgelegd en overeenkomstig bepaalde, door de paus of plaatselijke bisschop goedgekeurde regels leven.benaming van later ontstane kloosterorde.

conscriptie verplichte inschrijving voor de krijgsdienst. De Franse conscriptielijsten bevatten talloze namen van mensen uit onze regio. Sommigen (vaak van welgestelde ouders) lieten zich vervangen door een remplaçant.

constituant volmachtgever

constitutie volmacht

convent klooster

conventuaal kloosterling

copia copiae afschrift van een kopie; hierdoor neemt de kans op verschillen en fouten natuurlijk toe. Bij gebruik van een computer loert vooral bij cijfers het gevaar van typfouten om de hoek.

cum annexis met toe- en bijbehoren; vaak afgekort tot c.a.; in oude akten ook vaak: 'ab- en dependentieën'.

cum suis met de zijnen; vaak afgekort tot c.s. In de 15e en 16e eeuw wordt vaak gesproken over 'metgedelingen', in latere akten over 'consorten'.

curatele toestand waarin aan een meerderjarige persoon het beheer en de beschikking over zijn goederen is ontnomen.

curator beheerder; hij die belast is met de zorg voor een onder curatele gestelde of het toezicht heeft op de vereffening van een failliete boedel.

 

- D -

daghuurder ander woord voor dagloner. In Franstalige akten: journalier.

dagloner arbeider die tegen dagloon kan worden ingehuurd; vaak keuterboer die alle baantjes aannam die zich voordeden.

decreet bevel van de overheid.denier

deken 1 priester, belast met het toezicht over een dekenaat (ook: decanaat), een onderdeel van een bisdom 2 voorzitter van de schutterij.

denier oude Franse munt.

deservitor geestelijke die aan het hoofd staat van een hulpkerk; waarnemend pastoor.

diaken geestelijke die de vier lagere en twee van de drien hoogste wijdingen heeft ontvangen.

dijk in deze regio meestal een kunstmatige, veelal rechte en hogergelegen weg; zelden wordt een waterkering bedoeld.

dingbank oude benaming voor rechtbank, plaats waar recht werd gesproken; in Beesel was dit gewoonlijk iedere twee weken op dinsdag.

diocees bisschoppelijk ambtsgebied, bisdom.

disenterie besmettelijke ziekte met veelal dodelijke afloop, gepaard gaand met hevige pijnen en buikloop; wegens het bloed bij de ontlasting ook wel 'rode loop' genoemd. Onze omgeving kende meerdere uitbraken van deze en vergelijkbare ziekten, die het leven kostten aan een groot gedeelte van de bevolking (zie o.a. 1676).

dispensatie vrijstelling, bijvoorbeeld van anders reguliere verplichtingen of verboden bij een huwelijk. Zie o.a. gesloten tijd, roep en verwantschap.

dobbelken muntstuk ter waarde van 2 ½ stuiver (zie 30-8-1704)

domicilie woonplaats, vaste verblijfplaats, wettelijk (of wettig) verblijf, bijvoorbeeld bij het opstellen van een notariële akte.

donatie schenking.

doop de kerkelijke doop vond zo snel mogelijk na de geboorte plaats, veelal nog dezelfde dag. Opvallend is dat de vaders vaak afwezig zijn, mogelijk omdat zij elders werkzaam waren. De akte werd geregeld pas dagen of weken later ingeschreven (zie o.a. 13-3-1788) en het zal ongetwijfeld zijn voorgekomen dat een doop niet werd genoteerd. Deze kroniek bevat alle informatie uit de doopregisters, dus ook de plaatsvervangende getuigen en, indien genoteerd, hun beroep of woonplaats. Bij sommige dopen werd het kind gedoopt door de vroedvrouw, dit heette een nooddoop.

dorsaal op de achterkant (van een akte) werden vaker aanvullende of beperkende aantekeningen gemaakt.

dorso achterkant (van een akte). Zie ook: endorsement.

dote of dotatie schenking van goederen of jaargelden, bijvoorbeeld aan een kerk of bij intreding in een kloosterorde (zie o.a. 12-5-1476).

douairiere adellijke weduwe.

draakschutten genoemd in een akte van 6-9-1781. Zie ook: draaksteken.

draaksteken volksspel, uitgevoerd door elden van de schutterij,  waarbij in een gevecht tussen Sint Joris en de draak de strijd tussen goed en kwaad wordt uitgebeeld. Voor het eerst vermeld in 1734 maar vermoedelijk ouder.

drie roepen zie: roep.

drossaard of drost titel van een voormalig rechterlijk en bestuursambtenaar op het platteland

DTB-registers verzamelnaam voor de registers van dopen, trouwen en begraven, die door de kerk werden bijgehouden vanaf het begin van de 17e eeuw. Op het einde van de 18e eeuw ontving de pastoor voor deze registratie een vergoeding van de gemeente. Zie 8-4-1789.

ducaton oude munt.

duivenspijker onderkomen voor duiven, als gedeelte van de dakconstructie of als zelfstandig gebouw; het recht om duiven te houden was voorbehouden aan grootgrondbezitters zoals de eigenaren van Nieuwenbroek, Waterloo (13-3-1786) en Wilde Hoeve.

dupliek tweede verweerschrift, antwoord op een  repliek.

dwangmolen molen waarop de laten of lijfeigenenen verplicht hun granen moesten laten malen; zie ook maaldwang.

 

- E -

eenkindmaking rechtshandeling, ook wel 'eenkindschap' genoemd,  waarbij ouders verklaren dat kinderen uit diverse huwelijken gelijke rechten krijgen, als waren zij kinderen uit één huwelijk; veelal als onderdeel van huwelijkse voorwaarden. Voor een voorbeeld zie 16-3-1789.

epitaaf grafschrift, opschrift van kruis of grafsteen.

erfleen leengoed dat via vereving in leen werd gehouden van generatie op generatie, dit in tegenstelling tot een manleen.

erfpacht pacht waarvan de duur niet is verbonden aan het leven van de pachter; de jaarlijkse pachtsom kon in geld zijn, maar ook in natura, bijvoorbeeld granen of vee.

endorsement ook: endossement; het maken van een aantekening op de achterkant (in dorso) van een akte, bijvoorbeeld bij een overdracht van het stuk of om een aanvullende opmerking te maken over bijvoorbeeld (gedeeltelijke) aflossing of een wijziging van voorwaarden.

even oude graansoort.

evictie uitwinning, het onttrekken van een bezit omdat een ander daarop meer recht heeft.

executie meestal gerechtelijke verkoop van iemands boedel wegens schuld; bij parate executie kan dit plaatsvinden zonder dat daarvoor een executoriale titel (vonnis of notariële akte) vereist wordt, de verkoop kan dus onmiddellijk plaatsvinden.

 

- F -

falder zie valder.

feodaal in een feodale maatschapij wordt overheidsgezag uitgeoefend krachtens een personlijke rechtsbetrekking tussen een 'heer' en een 'man'; deze laatste kan goederen van zijn heer in leen houden, daarom ook wel feodaal stelsel of leenstelsel genoemd.

folio blad, te verdelen in recto (voorkant) en verso (achterkant).

fouragie veevoer

fundatie stichting.

geconstitueerde gevolmachtigde; zie ook: constitutie.

 

- G -

geërfden zij die geërfd waren (d.w.z. aanzienlijke bezittingen hadden) binnen een rechtsgebied en op basis daarvan samen met de bestuurders mee beslisten over allerlei zaken die de gemeente aangingen. Tot de geërfden behoorden enkele kloosters, grootgrondbezitters en eigenaren van tienden.

gehucht oude benaming voor 'gebouw'.

gemene gronden gronden die gezamenlijk worden bezeten en gebruikt voor bijvoorbeeld het weiden van het vee, hout sprokkelen en turf steken; zie ook: gemeinte.

gemene weg openbare weg.

gemeinte de meest gangbare benaming voor de gemene gronden.

gesloten tijd periode binnen het kerkelijk jaar waarin men normaal gesproken niet mocht trouwen. Normaliter gaat het dan om de vastentijd en de adventtijd.

geweer eigenlijk ieder wapen ter verdediging, later vooral of uitsluitend een vuurwapen; vergelijk het werkwoord zich verweren.

gezworene raadsman, op voordracht van schepenen benoemd door de landsheer om de schepenbank te ondersteunen.

godshelder of godsheller

Gregoriaanse kalender verbeterde tijdrekening onder paus Gregorius XIII in 1582 ingevoerd ter vervanging van de Juliaanse kalender. Het Gregoriaanse jaar telt 365 dagen, 5 uur 48 minuten en 45 seconden.

groes grasland (meestal langs de Maas)

groot oude munt, een vrij groot zilverstuk; na de 15e eeuw benaming voor de waarde van een halve stuiver.

gruit het recht om granen en kruiden; mengsel van boekweit en haver dat in een grutmolen werd gebroken en o.a. werd gebruikt bij de bereiding van bier.

 

- H -

haam houten, met leer bekleed, hoefijzervormig juk voor een trekdier (paard of os); vaak versierd met koperen ornamenten.

haammaker beroep; iemand die van hout en leer het juk (de haam) voor een trekdier maakt. Zie o.a. 19-8-1652 voor haammaker Rabet Pijpers.

haester oude graanmaat.

halfer zie halfman; zie ook: ijzeren bestand.

halferse echtgenote van de halfer.

halfman pachter, vooral bij pacht waarbij zowel de verpachter als de pachter ieder de helft van het vee inbrachten.

halfwin andere benaming voor halfman.

handmerk persoonlijk merk, symbool of teken waarmee een partij een akte bekrachtigt; meestal betreft het eenvoudige merken, zoals de veelgebruikte drietand (riek), maar de archieven bevatten ook apartere exemplaren; in die gevallen is dat aangegeven bij het regest (zie o.a. 10-8-1652).

heergewaad geldelijke vergoeding aan de leenheer wanneer een nieuwe leenvolger leenman werd; oorspronkelijk de legeruitrusting die de leenman nodig had om zijn heer in geval van oorlog(sdreiging) te hulp te schieten.

heerlijkheid het geheel van rechten en bevoegdheden toekomend aan de heer; de heerlijkheden Asselt en Swalmen waren lange tijd in één hand.

heerschap benaming gebruikt voor de eigenaren van de kastelen Hillenraad en Nieuwenbroek, maar ook voor eigenaren van de grote pachtboerderijen.

helmteken in de wapenkunde een erfelijk versiersel boven op de hemp.

heraldiek wapenkunde; leer van de familiewapens; hierbij worden onder andere gebruikt de heraldische kleuren lazuur (blauw), keel (rood), zilver (wit), sabel (zwart), sinopel (groen) en purper (violet).

holografisch geheel eigenhandig geschreven; het woord wordt vooral gebruikt in notariële archieven als het gaat om bijvoorbeeld eigenhandig geschreven testamenten.

hoofdbrief de oorspronkelijke akte of obligatie waaraan nadien een of meerdere transfixen zijn bevestigd.

hoofdsom bij een lening het feitelijk geleende bedrag zonder de daarvan verschuldigde rente.

hulder hij die namens een leenman de leeneed aflegt en het heergewaad van een leengoed betaalt.

huurovereenkomst uit de meeste perioden kennen we nauwelijks huurcontracten, hoewel er echt wel gezinnen waren die geen eigen huis bezaten en huurden van een particulier. De meeste gegevens over huurders zijn te vinden in de verantwoording van de voogdij, een enkele keer ook in gerechtelijke processtukken.

huurvaarder iemand die zich tegen betaling verhuurt voor het begeleiden van een houttransport over de Maas of als loods van een schip op moeilijk bevaarbare stukken van de rivier. De huurvaarders van Roermond behoorden tot het schippersgilde en begeleidden de transporten vaak tot de Schelkensbeek bij Reuver.

 

- I -

ijzeren bestand de helft van het vee dat eigendom was van de verpachter en daarmee ook bij wisseling van de pachter op de boerderij bleef.

immissie gerechtelijke toewijzing of inbezitstelling. De gewoonlijke formulering bij een normale overdracht is dat de nieuwe eigenaar werd "geërfd en gegoed".

impetrant verzoeker, eiser voor het gerecht.

indispositie ongesteldheid, geregeld opgegeven als reden voor afwezigheid bij het opmaken van een akte; de term werd ook gebruikt voor mannen.

insult belediging.

interdictie verbod; ook een kerkelijk bezwaar om te mogen trouwen (zie 13-6-1673).

interest rente

 

- J -

jenever sterke drank waarvan de geur en smaak gedeeltelijk afkomstig zijn van de jeneverbes; met name in de 18e eeuw ontstonden op het platteland vele kleine stokerijen. Sommige stokers vestigden zich vanuit het platteland in de stad of gingen elders werken, tot in Schiedam.

jonkman ongehuwde man.

jurisdictie 1 rechtspraak, rechtsmacht 2 rechtsgebied.

 

- K -

kanonikes stiftsjuffer, lid van een gemeenschap van naar een regel levende vrouwen.

kanselarij griffie, kantoor waar gerechtelijke stukken worden uitgevaardigd; bureau waar staatsstukken worden opgesteld en bewaard.

kanselier hoofd van een kanselarij.

kanunnik seculier r.-k. geestelijke die deel uitmaakt van het kapittel van een kathedrale kerk.

kapelaan geestelijke, onder de pastoor werkzaam.

kapelanie 1 stichting waarvan de geldmiddelen of goederen gebruikt worden om missen voor overledenen te lezen in een bepaalde kapel 2 woning van een kapelaan.

kapittel de vergadering en het college van de kanunniken die tot een dom- of collegiale kerk behoren.

Kartuizers kloosterorde, o.a. te Roermond, eigenaren van de Beekerhof in Swalmen.

keel doorgang in een landweer, meestal afgesloten met een valder.

kerkenroep aanzegging van een verkoop of voorgenomen huwelijk in de kerk, waarna alle inwoners van een parochie 6 weken en 3 dagen de tijd hadden om bezwaar te maken.

kerspel parochie; gebied waarbinnen rechtsbeslissingen geldig waren.

kerspellieden inwoners van een kerspel.

kindersterfte de sterfte onder kinderen was vrij groot, waardoor de gezinsgrootte meestal veel minder was dan het aantal dopen doet vermoeden; pas met de verbeterde gezondheidszorg in de loop van de 19e eeuw nam de gemiddelde gezinsgrootte toe. In deze kroniek zijn de jongoverleden kinderen aangegeven in een grijze letter, waardoor deze sterfte bij een gezin snel zichtbaar wordt.

kleermaker ook wel snijder of schreur; beroep; vrijwel ieder dorp had wel een of meerdere kleermakers. Vergelijk de achternamen Schreurs en Snijders.

klompenmaker het beroep van klompenmaker was belangrijk in een gemeenschap waar meer mensen op klompen liepen dan op schoenen. Zoals veel beroepen, ging ook dit beroep en het daartpe benodigde gereedschap vaak over van vader op zoon, zoals o.a. blijkt uit akte d.d. 10-11-1788.

knuppelleen kleiner leengoed, veelal afgesplitst ('gespleten') van een groter leengoed, waarbij de leenman oorspronkelijk niet verplicht was om met zijn paard ten tonele te verschijnen in geval van oorlogsdreiging, maar slechts gewapend met een knuppel. De regio kende meerdere knuppellenen.

kommer slaan en kommer verwekken beslag leggen resp. beslag laten leggen; denk aan de uitdrukking "het is daar allemaal kommer en kwel". Beslaglegging gebeurde soms tot driemaal toe met een tussentijd van twee weken (zie 21-5-1625).

kop oude inhoudsmaat.

korvenmaker of kurver hij maakte niet alleen manden en korven, maar ook de zittingen van stoelen. Vergelijk de achternaam Curvers.

krib dam van hout, stenen en aarde om de oevers van de Maas te beschermen en de bedding te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht. Om de hoge kosten te kunnen betalen werd op 15-5-1786 besloten hiervoor gemeentegronden te verkopen.

kroniek boek met een verhaal over of een opsomming van de voornaamste gebeurtenissen, geordend naar volgorde van tijd; vergelijkbaar met annalen. Deze pagina's maken deel uit van een kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen.

kruisdaalder oude munt.

Kruisheren kloosterorde waartoe ook de Kruisherenkloosters in Roermond en Venlo behoorden, met bezittingen in Beesel (resp. Onderste Hof en Klaashof).

 

- L -

laat horige, halfvrije die onroerend goed in gebruik had; de in onze omgeving gangbare benaming voor lijfeigene.

laatbank of laathof hof waarvoor de laten of lijfeigenaren verschuldigd waren hun bezittingen over te dragen en in sommige gevallen ook terecht te staan.

laatgoed onroerend goed behorend tot een laathof, dus niet allodiaal.

laatschepen schepen verbonden aan een laatbank. Vooral de laatschepenen van Asselt traden nog lang op als zodanig.

lammertiende tiende verschuldigd van jonggeboren lammetjes.

landscholtis de scholtis op het platteland; hij werkte vaak voor meerdere gemeenten en zat daar verdeeld over de weken  vergaderingen voor; vaak was hij afwezig, waarbij hij werd waargenomen door de oudste voorzittende schepen of de gemeentebode.

landschrijver secretaris van een schepenbank op het platteland; voor zijn diensten reisde hij rond, vaak samen met de landscholtis.

landweer opgeworpen wal, veelal aan een of twee zijden voorzien van greppels en begroeid met ondoordringbaar struikgewas en doornenstruiken, als begrenzing van een gebied.

leeneed de eed die door de leenman of diens hulder wordt afgelegd bij de leenverheffing.

leengoed onroerend goed of een zakelijk recht dat door de leenman in leen wordt gehouden van zijn leenheer.

leenheer hij die een leengoed in leen geeft of heeft uitgegeven aan zijn leenman.

leenhof gerechtshof voor leenzaken.

leenman hij die een leengoed in leen houdt van zijn leenheer.

leenverheffing het afleggen van de eed van trouw en hulde en de betaling van het heergewaad bij het aanvaarden van een leengoed; dit kon ook worden gedaan ook een plaatsvervangende hulder.

leenroerig afkomstig en afhankelijk van de leenheer.

leerlooier beroep; iemand die huiden dierlijke, plantaardige of minerale stoffen zo behandelt dat leer ontstaat.

legaat erfmaking, bevoordeling bij testament onder bijzondere titel (vooral ten gunste van kerk).

leisting zie borgtocht; bij leisting ging de (meestal vermogende) borgsteller vrijwillig net zolang met huisarrest in bijvoorbeeld een herberg totdat de schuldeiser zijn vordering had ontvangen.

licentiaat iemand die de bevoegdheid heeft verworven om doctor te worden en zijn wetenschap (theologie of rechtsgeleerdheid) uit te oefenen en te onderwijzen; vaak afgekort tot J.U.L.

liefenis zie vertegenispenning.

lijfeigene benaming in het feodale tijdperk voor iemand die oorspronkelijk lijfelijk aan iemand toebehoorde en daarmee weinig of geen persoonlijke vrijheid kende; in deze regio meestal laat genoemd.

lijfgewinsgoed onroerend goed waarvan de leenhouder of laat een bedrag verschuldigd is aan zijn leenheer bij wisseling van de leenhouder (vooral na overlijden van de eerdere leenhouder).

lijkweg route of weg waarlangs de overledenen van een buurtschap naar het kerkhof werden gereden.

lijnolie olie, door persen uit vlaszaad verkregen.

lijnzaad het zaad van vlas; vlaszaad; zie ook: lijnolie.

lijnpad pad langs een rivier, bijvoorbeeld de Maas, waarover de paarden of mensen liepen waarmee schepen stroomopwaarts werden getrokken; trekpad, jaagpad.

losbrief kerkelijk document om buiten de eigen parochie te mogen trouwen.

louis d'or gouden munt, genoemd naar Lodewijk XIII van Frankrijk, die deze munt sinds 1640 liet slaan; oude Franse gouden munt met een waarde van 10 tot 24 franc.

lycoop drinkgeld, meestal door de aankoper verschuldigd bij aankoop van onroerend goed. Uit een akte van 19-4-1792 blijkt dat de lycoop 2% bedroeg.

 

- M -

maaldwang dwang of verplichting voor laten of lijfeigenen om hun granen te laten malen op een dwangmolen.

magescheid oud woord voor deling; een maag is een verwante.

magistraat stadsbestuur.

malder oude inhoudsmaat voor granen en vaste stoffen; ook wel: 'maar' of afgekort tot 'mld'.

manleen leengoed dat slechts in leen werd gegeven voor de duur van het leven van de leenman, dit in tegenstelling tot een erfleen.

matrimoniaal van het huwelijk, huwelijks-, echtelijk.

matrimonium huwelijk.

mestweg kleinere landweg, vooral gebruikt om op de akkers en weiden te komen voor de bemesting en het binnenhalen van de oogst.

metgedeling mede-erfgenaam.

Minderbroeders kloosterorde.

ministeriaal dienstman, iemand die gehouden was tot bepaalde diensten tegenover een heer.

minuut oorspronkelijke akte van een notaris, soms in kladversie.

minuutplan eerste, oorspronkelijke versie van de kadastrale kaarten; voor deze regio rond 1832. Zie www.watwaswaar.nl.

missive brief, officieel schrijven.

momber, momboir voogd

morgen oude oppervlaktemaat.

 

- N -

naasten gebruik maken van het recht van naasting.

naasting zie ook: beschudrecht.

nakind kind uit een later huwelijk; zie ook: eenkindmaking en voorkind.

necrologium lijst van sterfdagen van mensen die men wil eren of gedenken.

nooddoop doop verricht door een leek, meestal de vroedvrouw bij kinderen die bij de geboorte zijn overleden.

novale tienden tienden van nieuw ontgonnen gronden; in Beesel nog ingesteld in 1772.

novice nieuweling, vooral hij of zij die een proefjaar in een klooster doorbrengt. Zie ook: noviciaat.

noviciaat proeftijd voor novices.

 

- O -

obligatie schuldbekentenis, schuldbrief veelal afgegeven door particulieren, waarbij een vaste jaarlijkse rente werd gegeven in ruil voor een lening; obligaties werden vaak verkocht of geërfd en bleven soms zeer lang in omloop voordat de bijbehorende lening werd afgelost.

officiaal priester die in naam van een bisschop de rechtmacht uitoefent inzake kerkelijk recht; in het officialaat van het bisdom Roermond, waartoe onze omgeving lange tijd behoorde, bevinden zich vele processen die sappige verhalen bevatten.

olieslager beroep; iemand die van olie maakt, bijvoorbeeld uit lijnzaad; de olieslager was werkzaam op de oliemolens aan de Swalm en bij Ronckenstein.

omschaap een schaap dat niet tot de eigenlijke kudde van een (pacht)boerderij hoorde, maar als extra schaap aan deze kudde was toegevoegd. In pachtcontracten werd het maximaal toegestane aantal omschapen vaak expliciet vastgelegd.

onmondig minderjarig.

ontginning het initiatief voor het ontginnen van woeste gronden lag vaak bij particulieren die een stuk grond niet te ver van hun woning wilden beakkeren. Geregeld ook werden gemeentegronden verkocht om zo de gemeentekas weer op peil te krijgen. Een mooi voorbeeld van de manier waarop dit gebeurde in akte d.d. 30-8-1786.

ontlastbrief document afgegeven door een gemeente waarbij deze verklaart dat eventuele kinderen uit een huwelijk waarvan een van de ouders uit de betreffende plaats komt, bij eventueel overlijden van de ouders ten koste van de armenkas van de betreffende gemeente zullen komen; met name tweede helft 18e eeuw.

ooft boomvruchten, zoals noten en fruit

oort hoek, bijvoorbeeld van de markt.

 

- P -

paar of 'paer', oude korenmaat.

paleografie kennis van het oud schrift. Voor een on-line cursus zie http://www.geneaknowhow.net/genea/lokaal.htm

palmslag gebaar waarbij koper en verkoper elkaar in de pam van de hand slaan ter bezegeling van een verkoop; dit gebaar wordt tot in de 18e eeuw wel genoemd in de overdrachtsregisters.

parate executie dadelijke uitwinning, meestal in de vorm van gedwongen openbare verkoop.

passage 1 doortocht 2 gewoonlijk: de voorloper van de huidige rijksweg (vooral 18e eeuw).

pater regent  hoofd van een bisschoppelijk seminarie.

patrimoniaal tot het vaderlijk erfdeel behorend, van de ouders geërfd of meegekregen.

patrimonium vaderlijk erfgoed.pattacon

patronaat beschermheerschap van een kerk of vicarie, met name in betrekking tot het recht een bevoegd persoon voor te dragen voor een kerkelijk beneficie; ook wel genoemd collatierecht.

pattacon of pat(t)agon oude munt; vanwege de afbeelding aan een zijde ook wel kruisdaalder genoemd.

pene oud woord voor 'boete' of 'straf'.

permutatie erfruil; ook wel buytinge genoemd.

pistool oude buitenlandse gouden munt, in het bijzonder de Spaanse kroon of de Franse louis d'or.

plebaan titel van de pastoor van een kathedraal die in naam van de bisschop de bisschopskerk bestuurt; pastoor van een kathedraal die tevens parochiekerk is.

posterne kleine stadspoort, bedoeld voor voetgangers en meestal niet geschikt voor paarden en karren.

pottenbakker potten en ander aardewerk werden lange tijd gekocht in de stad of van rondtrekkende marskramers. Pas in het midden van de 18e eeuw vestigde de eerste pottenbakker in Belfeld, in 1785 gevolgd door een te Swalmen die echter maar kort volhield. In het midden van de 20e eeuw volgde vanuit Tegelen een opleving.

prebende 1 rente uit kerkelijke goederen die aan een clericus, met name een kanunnik, werd toegekend als vergoeding voor een door hem te verrichten geestelijke bediening 2 geestelijke bediening of titel waaraan inkomsten uit een bepaald fonds zijn verbonden.

prefect 1 hoofd van een departement tijdens de Franse periode 2 kerkelijk overheidspersoon die aan het hoofd staat van een missiegebied.

president schepen de voorzittende schepen, vaak de schepen die het langste in functie was; bij afwezigheid van de scholtis zat hij vaak de vergadering voor; in de 16e eeuw werd dit ook vaak gedaan door de bode. De jongste schepen moest de akte vaak protocolleren of depecheren.

prior overste van sommige mannenkloosters; bij vrouwenkloosters: priorin of priores.

procuratie schriftelijke volmacht om uit naam van anderen te handelen of tekenen.

procurator administrateur van een klooster of geestelijke instelling. Vrouwelijk: procuratrice.

procuratrice administratrice van een klooster of geestelijke instelling. Mannelijk: procurator.

procureur iemand die in burgerlijke zaken de gedingvoerende partijen vertegenwoordigt zonder als raadsman op te treden.

produceren voor den dag komen met stukken in een proces; degene die de stukken inbrengt, wordt 'producent' genoemd.

professie  kloostergeloften; iemand die deze geloften aflegde, werd 'geprofest'.

promotor bij kerkelijke rechtzaken degene die namens de kerk het proces voert.

protocol boek waarin akten en oorkonden worden geschreven. Omdat in Roermond de raad op donderdag bijeenkwam, spreekt men daar wel van de Donderdagse Protocollen.

provisioneel voorlopig, tijdelijk.

provisor 1 tijdelijk bestuurder of bevoegd waarnemer 2 geestelijk verzorger die is belast met de tijdelijke zaken van bijvoorbeeld een klooster of armenhuis.

 

- Q -

quatertemper naam van de vastendagen op de eerste woensdag, vrijdag of zaterdag van elk jaargetijde.

 

- R -

raadsverwant lid van het gemeentebestuur of de magistraat in de stad.

raderen doorhalen, doorkrassen.

radiatie doorhaling van (een gedeelte van) een akte, rekening, etc.

realisatie omzetting in geld; vaak de opname of lening met onderpand.

recognitie 1 gerechtelijk erkenning 2 bedrag dat op gezette tijden wordt gevorderd c.q. betaald ter erkenning van een recht 3 geld dat de erfpachter of gebruiker aan e grondeigenaar betaalt en waarmee hij diens eigendomsrecht erkent.

Recollecten kloosterlingen van Sint Franciscus of Augustinus, die een hernieuwde strenge regel volgen.

recto benaming voor de voorkant van een blad; zie ook folio en verso.

rector geestelijke wiens kerk geen parochiekerk is, maar bijvoorbeeld een kloosterkerk.

regest korte samenvatting van een akte of oorkonde.

reliek 1 relikwie 2 bewijsstuk in rechtszaak.

Remigius bisschop Remigius van Reims, met als feestdag 1 oktober (ook wel geschreven als Remeismisse)

remise koetshuis.

remonstrant verweerder, hij die prostesteert tegen bijvoorbeeld een opgelegd besluit.

remplaçant vervanger voor de militaire dienst. In de notariële archieven van Roermond en Venlo bevinden zich tientallen akten van welgestelde jongeren in het Maas- en Swalmdal die zo de dienstplicht afkochten van arme boerenknechten of avonturiers.

renboom grensboom of  -paal; vergelijk ook het oude woord 'reinende' voor 'grenzend'.

renunciatie het afzien van een recht, meestal op bijvoorbeeld onroerend goed of een nalatenschap.

renunciëren afstand doen van rechten.

repliek verweerschrift.

requisitoir vordering, eis (meestal door de scholtis, met een functie vergelijkbaar met het openbaar ministerie).

restitueren terugbetalen, teruggeven, aflossen.

retroactum archiefstuk van vroegere datum dat betrekking heeft op een thans te behandelen zaak; in de diverse archieven wachten nog vele inventarisnummers erop om te worden verwerkt in deze kroniek, ongetwijfeld bevatten zij nog vele van deze akten.

retrocessie teruggave

reubentiende of kleine tiende (1402), mogelijk verschuldigd van sommige knolgewassen.

richter oude benaming voor schout of scholtis.

ridderschap

rijdergulden oude munt, met daarop afgebeeld een ridder te paard.

rode loop besmettelijke en veelal dodelijke ziekte, die haar bijnaam ontleende aan het bloed dat bij de ontlasting zat. Onder andere op 17-5-1783 nam het Hof maatregelen ter bestrijding.

roede oude lengte- en oppervlaktemaat.

roep aankondiging in de kerk; voorafgaand aan een huwelijk werden gewoonlijk op drie achtereenvolgende zondagen drie roepen gedaan. Vrijstelling (dispensatie) van deze drie roepen kwam regelmatig voor en kan wijzen op een huwelijk waarbij enige haast was geboden.

rosenobel oude munt.

rot benaming (vooral 18e eeuw) voor buurtschap.

rotmeester hoofd van een rot.

 

- S -

schans 1 takkenbos 2 omwald en vaak omgracht terrein, vaak in moerassige broekgronden gelegen, aangelegd door militairen (Asselt, Reuver) of door de plaatselijke bevolking.

schat of schatting belasting, zoals beestenschat, grondschat, hoofdschat.

schatbeurder zie schatheffer.

schatheffer inner van de schattingen. Het ambt werd jaarlijks verpacht bij opbod. Voor een voorbeeld hiervan zie 25-3-1789.

schelling oude munt.

schild oude Franse gouden munt.

schepen overheidspersoon die eertijds lid was van het met bestuur en wetgeving, ten dele ook met rechtspraak belaste college. Een benoeming was in principe voor het leven.

schepenbank rechtbank door de schepenen gevormd.

schepeneed eed die een schepen moest afleggen bij het aanvaarden van zijn functie. Voor een volledige tekst zie 28-2-1784.

scholtis of schout bestuursambtenaar die meestal hoofd was van het gerecht en de politie in een stad of een district, met name als openbaar aanklager; zie ook: schepen.

schouw inspectie, bezichtiging; zie ook: beleid. De geconstateerde overtredingen werden beboet met een breuk.

schreur kleermaker.

schrijnwerker  meubelmaker.

schutten of schutterij ook wel: broederschap. Hoewel de schutterijen in de late middeleeuwen vooral in de steden werden opgericht voor de bescherming, wijst niets erop dat de schutterijen in Beesel, Belfeld en Swalmen ooit in akte kwamen om vrede en veiligheid te bewaren, of zelfs maar deze doelstelling hadden. Een akte van 13-12-1621 maakt wel melding van twee Beeselnaren die in Kaldenkirchen door schutten werden bewaakt.

seculier wereldlijk, niet tot een orde of congregatie behorend.

seminarie kweekschool voor priesters.snaphaan

servituut erfdienstbaarheid, zakelijke last rustend op de eigenaar van onroerend goed, bijvoorbeeld wegens echt van doorgang of het lossen van hemelwater.

sester oude graanmaat.

snaphaan 1 oude munt 2 vuurwapen met een lange loop.

snijder kleermaker.

souverein oude munt.

specie klinkende munt, contant geld.

speelman muzikant.

speelpenning uitkering in de vorm van een jaarlijks bedrag, veelal door de familie te betalen als lijfrente aan iemand die in een kloosterorde is getreden. Voor een voorbeeld zie 5-6-1783.

spelt oude graansoort.

stadhouder plaatsvervanger.

stapeldwang het stapelrecht van Roermond hield in dat vanuit de Maas ook in Swalmen, Beesel en Belfeld geen goederen mochten worden gelost dan met de hulp van het kooldragersgilde. Uiteraard werd de handel in de dorpen hierdoor sterk gehinderd; reden waarom de dorpen nog op 3-7-1786 weer eens een proces aanspanden.

stapelrecht het recht voor een stad om passerende goederen te laten overslaan op een ander schip en eventueel te koop te laten aanbieden, waarbij gebruik moest worden gemaakt van de leden van het kooldragersgilde. Voor Roermond gold dit recht eeuwenlang stroomafwaarts van de Maas tot aan de Aalsbeek op de gemeentegrens van Belfeld en het in Gulik gelegen Tegelen.

steen oude gewichtsmaat, o.a. gebruikt voor vlas.

steil vistrap; plaats in de Maas waar vis kon worden gevangen. De steil van Beesel lag iets stroomopwaarts van Ouddorp.

stempel adellijke personen zegelden veelal met hun in was of lak gedrukt stempel; de schepenen Henken Ramakers (13-5-1657) en  Willem Rutsen (11-9-1662) gebruikten eveneens eenvoudige naamstempels.

stokkenslag een slag met een stok waarmee de gemeentebode een openbare verkoop opende; tijdens de zitting werd er geboden totdat een kort stukje brandende kaars doofde.

stoppelbloot het moment waarop de oogst van het veld was; vaak begin en einde van een pachttermijn. Ook bij de feitelijke overdracht van landerijen werd vaak gewacht tot er geoogst was.

strodekker deze zorgde voor het dekken van de daken. Voor een strodekkersgezin zie 14-5-1876.

successie opvolging.

summer oude graanmaat; slechts weinig landerijen waren belast met een last uitgedrukt in deze eenheid, waardoor deze percelen relatief goed kunnen worden getraceerd.

suppliant indiener van een verzoekschrift.

supplicatie verzoekschrift, smeekbede.

supprimeren opheffen; enkele van de kloosters te Roermond die op het eind van de 18e eeuw werden opgeheven of gesuppimeerd, hadden ook bezittingen in Swalmen en Beesel. Deze werden op 23-4-1784 door de overheid in beslag genomen.

surrogatie genoegdoening.

syndicus rechtskundig raadgever van een bestuur; stadsadvocaat of -administrateur.

 

- T -

theologant student in de godgeleerdheid.

tiend last rustend op een perceel of ander onroerend goed, waarbij een tiende gedeelte van de opbrengst van oogst of jongvee wordt afgedragen. De tiend werd opgehaald met de tiendwagen en opgeslagen in de tiendschuur.

tiendheffer inner van de tiende.

tijns ander woord voor cijns; soms wordt tijns wel gezien als een afdraging in munt, waar cijns wordt gezien als een afdraging in natura.

titel in geval van 'vernieuwing titel' bij een notaris het herzien van de aanspraken of rechtsgronden voor eigendom of eigendomsovergang.

tocht oude benaming voor vruchtgebruik.

tochter of tochterse vruchtgebruiker of vruchtgebruikster.

transfix oorspronkelijk een stuk dat met een insnijding aan de oorspronkelijke oorkonde werd bevestigd of getransfigeerd; later ook gebruikt voor een latere aantekening, veelal in dorso, bij de hoofdbrief.

transportprotocol of overdrachtsregister, protocol van akten van verkoop, vrijwillige schuldbekentenis met veelal onderpanden, huwelijkse voorwaarden, testamenten, delingen, beslagleggingen etc. De registers voor de schepenbanken van Beesel en Belfeld resp. Swalmen en Asselt zijn volledig opgenomen in deze kroniek.

turflijst lijst van de hoeveelheden turf die door de inwoners zijn gestoken op de gemene gronden; uitgedrukt in karladingen.

 

- U -

Ursulinen naam van een vrouwelijke religieuze congregatie die zich bezighoudt met onderwijs aan jonge meisjes en ziekenverpleging. In het klooster te Roermond vonden ook sporadisch huwelijken plaats.

 

- V -

valder veehek om het vee buiten de akkers te houden. Ook: 'falder' of 'varen'. Voor onderhoud zie o.a. 21-4-1736.

vat oude inhoudsmaat; in oude stukken is daarnaast sprake van een vat 'knuppelmaat',  waarbij wellicht een geijkte stok of knuppel in het vat werd gestoken, waardoor de inhoud iets minder werd.

vendel leger- of troepenafdeling onder één vaandel staand.

venster ook: luik.

verheergewaden het geven van een bedrag bij het aantreden van een nieuwe leenhouder; zie heergewaad.

verleende aarde benaming voor het gebruik waarbij iemand toestemming kreeg om buiten de jurisdictie een rechtsgeldige verklaring af te leggen.

verso benaming voor de achterzijde van een blad; zie ook: folio en recto.

vertegenispenning extra betaling in munt of natura als waardering voor afstand van rechten bij een overdracht van met name onroerend goed. Ook: liefenis.

verwantschap we onderscheiden bloedverwantschap (consanguinitas) en aangehuwde verwantschap (affinitatis). Bij bloedverwantschap in de 1e graad zou er sprake zijn van huwelijkspartners met de zelfde ouders (dus broer en zus), bij de 2e graad gelijke grootouders (neef en nicht),  bij de 3e graad gelijke overgrootouders (achterneef en -nicht), bij de 4e graad gelijke betovergrootouders. Bij affinitatis zal in principe bruidegom en/of bruid eerder gehuwd zijn geweest met een partner die bloedverwant was op een van de manieren zoals hierboven beschreven.

vestiging lange tijd waren er ogenschijnlijk geen regels om op het platteland te gaan wonen. Uit een akte van 13-9-1784 blijkt echter dat op het eind van de 18e eeuw een borgstelling vereist was om zich in Beesel te mogen vestigen. Zie ook: ontlastbrief.

veterinair 1 dierenarts 2 diergeneeskundig.

vicarie kapel waaraan jaarlijkse inkomsten verbonden zijn; zie ook: prebende.

vicaris plaatsvervanger van een geestelijke; ieder die een ambt of bediening ter vervanging van de eigenlijke titularis waarneemt, zoals de paus, een bisschop, abt, pastoor.

vidimus van het latijnse 'wij hebben het gezien'; een oorkonde waarin de oorkonders een verklaring afleggen over de inhoud van een eerdere oorkonde die zij ooit eerder hebben gezien (veelal in hun functie als schout of schepen).

vierdel 1 oude oppervlaktemaat; 1/4 deel van een morgen. 2 eenkwart

vigilie nachtelijke gebeden voor het zieleheil van een overledene voor de begrafenis.

visserij het recht om te mogen vissen was voorbehouden aan de eigenaren van het visrecht. Het visrecht in de Maas was zeer verdeeld. Niet alleen was er een verdeling tussen gebieden langs de linker- en rechteroever, maar bovendien waren de eigendomsrechten van het visrecht binnen deze afzonderlijke gebieden verdeeld onder meerdere partijen. Dit probleem werd opgelost door iedere partij gedurende een afgesproken periode per week te laten vissen. Ook in de beken, meertjes, poelen en omgrachtingen werd gevist.

visvijver vijver, veelal bij adellijke woning of grote pachtboerderij. Ook de grachten van bijvoorbeeld Beekerhof, 't Spick en Waterloo worden in oude akten wel aangeduid als visvijver.

vlinken heideplaggen, gebruikt voor o.a. de bemesting van akkers.

voet oude lengte- en oppervlaktemaat.

vondeling(e) kind dat door de ouder(s) werd neergelegd of achtergelaten om te worden gevonden en opgevoed door derden. Voorbeeld: Beesel 9-5-1789 en 5-1-1791.

voogdgeding openbare zitting waarbij de inwoners klachten van algemene aard konden uiten.

voorhoofd benaming voor de korte zijden van een perceel; hoewel de benaming met name voor de Franse tijd veel wordt gebruikt, is in de regesten gekozen voor de omschrijving 'korte zijde'.

voorkind kind uit een eerste of eerder huwelijk; zie ook: nakind.

vorster jachtopziener en boswachter, aangesteld door de gemeenten met rechten binnen de gemene gronden in samenwerking met de woudgraven.

vruchtgebruik zakelijk recht om een goed van een ander te gebruiken en de vruchten daarvan te trekken, alsof men zelf de eigenaar daarvan was, mits zorgend dat de zaak zelf in stand blijft; zie ook tocht.

vruchtgebruiker iemand die het vruchtgebruik van iets heeft; zie ook: tochter en tochterse.

 

- W -

wannen graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen. Een pacht in natura moest vaak worden afgedragen in de vorm van 'zuiver en schoon gewand' graan.

watermolen molen aangedreven door waterkracht en derhalve gelegen langs Swalm, Schelkensbeek en Molenbeek. Sommige molens kenden maaldwang.

winhof oude benaming voor pachtboerderij; zie ook: halfwin.

windmolen de eerste windmolen voor Beesel werd gebouwd rond 1798 en gesloopt in 1950, een tweede werd in 1890 aangevoerd over de Maas. Swalmen kende een windmolen van 1872 tot 1959. Onze regio kende vooral watermolens, omdat er voldoende beek- en rivierdalen waren die geschikt waren voor watermolens. Deze kroniek bevat wel gegevens over de oude windmolens van Maasniel, Kessel en Maasbree.

witpenning oude Keulse munt.

wroegen aanklagen, beschuldigen.

woudgraaf benaming voor enkele adellijke eigenaren van kastelen en grote boerderijen in de regio, met bijzondere rechten in de gemene gronden van het Brachter- en Brüggener Wald en het Meerlebroek.

 

- Z -

zilversmid met name in een stad als Roermond, met vele kerkelijke instellingen, was volop werk voor edelsmeden. Ook de eigenaar van de Wilde Hoeve te Reuver in de tweede helft van de 18e eeuw was een zilversmid.

   
  Externe links
   
 

Latijnse woorden en andere handige zaken om te weten…

Genwiki Limburg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

hidden hit counter